Gemeenteraad

Maandag 22 oktober 2018

 

Aanwezig

 

Voorzitter:

Harry Hendrickx

Schepenen:

Jules Mintjens, Paul Van Ham, Dries Van Dyck, Maria Vermeyen, Elisabeth Joris, Wouter Patho

Raadsleden:

Thierry van der Straten Waillet, Wim Jordens, Katleen Mintjens, Alain De Laet, Alexander Van Loon, Walter Vermeylen, Pieter van Boxel, Dominique Defossez, Peter Lacante, Kim Geys, Beatrix Knaepkens, Sanne Van Looy, Ingrid Vrints, Paul Wens, Mieke Laenen

Algemeen directeur:

Sven Brabants

 

Verontschuldigd

 

Raadslid:

Jan Boeckx

 

 

De gemeenteraad, regelmatig bijeengeroepen door de voorzitter overeenkomstig artikel 22 van het gemeentedecreet, vergadert in het gemeentehuis op 22 oktober 2018.

 

De voorzitter stelt vast dat de raad wettelijk is samengesteld.

 

De voorzitter verklaart de vergadering om 20.00 uur voor geopend voor de behandeling van de volgende punten:

 

OPENBARE ZITTING

Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Gemeenteraad - verslag zitting van 24 september 2018 - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Het verslag van de zitting van 24 september 2018 wordt ter goedkeuring voorgelegd.

 

Juridische gronden

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 33, betreffende de opmaak van de notulen.

 

Artikel 40, 1ste lid van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad, zoals goedgekeurd in zitting van 28 september 2015.

 

Motivering

 

De gemeenteraad stelt vast dat het ontwerp van de notulen van de gemeenteraadszitting van 24 september 2018 correct en volledig is opgesteld.

 

Beraadslaging

 

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - Het verslag van de gemeenteraadszitting van 24 september 2018 wordt goedgekeurd.

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Financieel beheer - aanvragen van een schadevergoeding als Fortis-aandeelhouder - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Tussen 28 februari 2007 en 14 oktober 2008 daalden Fortis-aandelen sterk. Verschillende beleggersorganisaties stelden vorderingen in tegen Ageas (de rechtsopvolger van Fortis). Dit leidde tot een schikkingsovereenkomst.

 

Juridische gronden

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 43, §2, 19°.

 

Motivering

 

Het Gerechtshof van Amsterdam verklaarde het schikkingsvoorstel op 13 juli 2018 bindend. Dit betekent dat onder de Wet Collectieve Afwikkeling Massaschade (“WCAM”) de Fortisschikking algemeen verbindend wordt voor alle in aanmerking komende aandeelhouders. Door de schikking algemeen verbindend te verklaren bevestigt het Gerechtshof dat het de vergoeding aangeboden onder de schikking redelijk acht.

 

Het betekent bovendien dat alle aandeelhouders die niet tijdig gebruik maken van hun recht om al dan niet deel te nemen aan de schikking, geacht worden afstand te doen van hun rechten in dit verband.

 

De gemeente Malle had in de periode tussen 28 februari 2007 en 14 oktober 2008 Fortis-aandelen op een effectenrekening bij Belfius. De gemeente Malle heeft dan ook recht op een vergoeding.

 

Door deel te nemen aan het schikkingsvoorstel gaat de gemeente Malle akkoord met de rechtsbevoegdheid van de claims administrator, de geschillencommissie en van de Arrondissementsrechtbank Amsterdam en haar rechtbanken in hoger beroep.

 

Door deel te nemen aan het schikkingsvoorstel, ziet de gemeente af van alle claims, procedures, kosten en schade in dit verband en neemt afstand van enige en alle rechten die daarmee verband houden.

 

 

Financiële gevolgen

 

De omvang van de compensatie is op dit moment niet duidelijk.

Beraadslaging

 

Schepen Jules Mintjens geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

Raadslid Thierry van der Straten Waillet wijst op een typfout en vraagt of de gemeente zelf nog stappen moet zetten.

 

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx antwoordt dat de gemeente na deze beslissing inderdaad de nodige stappen nog moet zetten.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - Het indienen van een claim in het kader van de schikkingsovereenkomst van 12 december 2017 tussen Ageas, Deminor, Stichting FortisEffect, SICAF en VEB van burgerlijke zaken over het Fortisverleden goed te keuren.

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Overheidsopdracht - onderhoud gemeentewegen 2019 betonwegen - lastvoorwaarden en gunningswijze - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Het college van burgemeester en schepenen verleende in zitting van 9 januari 2017 principiële goedkeuring aan de opdracht “Onderhoud gemeentewegen 2019 betonwegen” tegen een initieel geraamd bedrag van 275.000,00 EUR incl. btw.

 

Juridische gronden

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 42 en 43, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad.

 

Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen.

 

Decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en latere wijzigingen, meer bepaald artikels 248 tot en met 264 betreffende het bestuurlijk toezicht.

 

Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen.

 

Wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 41, §1, 2° (de geraamde waarde excl. btw overschrijdt de drempel van 750.000,00 EUR niet).

 

Koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen.

 

Koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.

 

Motivering

 

In het kader van de opdracht “Onderhoud gemeentewegen 2019 betonwegen” werd een bestek met nr. 2018058 opgesteld door de stafdienst ruimte & wonen.

 

De uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op 249.956,60 EUR + 52.490,88 EUR btw = 302.447,48 EUR incl. btw.

 

De raming excl. btw overschrijdt de limiet van 750.000,00 EUR voor het gebruik van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking niet.

 

De stafdienst ruimte & wonen stelt voor om de opdracht te gunnen bij wijze van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.

 

 

Financiële gevolgen

 

 

Budget

Gemeente

Actie

1419/008/001/001/001

Beleidscode

0200

Algemene rekening

22400500

Beschikbaar krediet

577.680,90 EUR

Raming

302.447,48 EUR

Beraadslaging

 

Schepen Jules Mintjens geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - Het bestek met nr. 2018058 en de raming voor de opdracht “Onderhoud gemeentewegen 2019 betonwegen”, opgesteld door de stafdienst ruimte & wonen goed te keuren. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 249.956,60 EUR + 52.490,88 EUR btw = 302.447,48 EUR incl. btw.

 

Artikel 2 - Goedkeuring te verlenen om bovengenoemde opdracht te gunnen bij wijze van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.

 

Artikel 3 - Dat de aankondiging van de opdracht wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.

 

Artikel 4 - Dat de uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2018, op budgetcode GEM/22400500/0200 (actie 1419/008/001/001/001).

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Gemeentepersoneel - afsprakennota openbare werken - aanvulling op het arbeidsreglement - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

In 2014 werd een afsprakennota voor openbare werken goedgekeurd door de gemeenteraad.

 

Juridische gronden

 

Gemeenteraadsbeslissing van 29 september 2008 betreffende de goedkeuring van aanvulling bij het arbeidsreglement onder de vorm van afsprakennota’s voor de afdeling openbare werken.

 

Gemeenteraadsbeslissing van 31 maart 2014 betreffende de wijziging van de afsprakennota van de dienst openbare werken.

 

Motivering

 

De afsprakennota was opnieuw aan een (kleine) opfrissing toe:

- de afspraken rond het aanvragen van afwezigheden werden geconcretiseerd;

- de aparte nota die bestond over de gemeentelijke voertuigen, hogedrukreiniger, uitschuiven, brandstoffen, signalisatie, gereedschappen, wegenis- en bouwmaterialen, afval, brandvoorkoming, werkkledij, afhalen en aankopen van materiaal, evaluatiegesprekken en bepalinen over psychosociaal welzijn werden toegevoegd aan de afsprakennota zodat alles in één overzichtelijk document staat.

 

Er zijn geen fundamentele inhoudelijke wijzigingen. De gewijzigde afsprakennota werd voorgelegd aan de vertegenwoordigers van de vakorganisaties. Zij hadden geen opmerkingen.

 

Beraadslaging

 

Schepen Mieke Vermeyen geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - De afsprakennota van de dienst openbare werken als volgt goed te keuren:

 

"Afsprakennota

Aanvulling op het arbeidsreglement voor de afdeling openbare werken

 

Werktijden / uurroosterKlopt het dat ik in de zomer langer moet werken?

 

In de winterperiode werk je van 7.30 tot 16.30 uur. Tussen 12.00 en 12.30 uur heb je middagpauze.

Op vrijdag mag je om 11.30 uur naar huis.

In de zomerperiode werk je van 7.00 tot 16.00 uur. De middagpauze blijft gelijk.

Op vrijdag werk je door tot 12.00 uur. Zo werk je in de zomer inderdaad een uur meer dan in de winter. Maar dat extra uur, kan je later terug nemen. Als je enkele uren bij elkaar spaart, kan je een (halve) dag vrij nemen op een moment naar keuze.

Wanneer zijn we in ‘winter’ en wanneer in ‘zomer’ periode?

Het omschakelen van zomer naar winterperiode en omgekeerd loopt samen met het verzetten van de klok. De eerste werkdag na het verzetten van de klok naar zomertijd (of wintertijd), starten we met de zomerperiode (of winterperiode).

En als ik 4/5de werk?

Als je 4/5de werkt zijn je uren een beetje anders. Het aantal werkuren is dan in de zomer hetzelfde als in de winter, maar het einduur op vrijdag verschilt wel van dat van je voltijdse collega’s.

Kan de middagpauze op een ander moment?

Om het werk goed te kunnen organiseren is het belangrijk dat iedereen op hetzelfde moment pauze neemt. Er zijn echter wel uitzonderingen. Maar let op! Als je door werkomstandigheden een afwijkende pauze moet nemen, dan bespreek je dat steeds vooraf met je werkleider.

Wat als het langdurig warm is?

Wanneer het langdurig warm is kan het startuur aangepast worden. Dit gebeurt in overleg met de algemeen directeur. Het startuur wordt dan vastgelegd op 06.00 uur. Het vroeger starten wordt per dienst (wegen, groen, gebouwen) geregeld.

 

TikklokWaar en wanneer moet ik tikken?

Iedere medewerker tikt in bij aanvang én op het einde van de werkdag.

Ben je de badge vergeten, dan meld je dit aan jouw werkleider. Ben je de badge verloren, dan neem je contact op met jouw werkleider of de teamverantwoordelijke.

Je tikt steeds op de plek waar je aan het werken bent. In de meeste gevallen is dat aan het gemeentelijk magazijn, maar het kan ook aan het gemeentehuis, de Notelaar (Oostmalle) en het gemeenschapscentrum (Westmalle).

Wat als ik te laat kom?

Te laat komen brengt problemen mee in de organisatie van het werk. Je collega staat mogelijk op jou te wachten! Daarom wordt het tijdig starten zéér strikt opgevolgd! Op tijd komen is dus de boodschap!
Heb je onverwacht problemen (vb. lekke band), geef jouw werkleider dan een seintje. We kunnen dan ook beter inschatten of we je werkpartner toch al op pad moeten sturen.

 

FeestdagenWelke feestdagen zijn vastgesteld?

Bij de gemeente zijn 14 feestdagen vastgesteld:

 

  • 1 januari
  • 21 juli
  • Paasmaandag
  • 15 augustus
  • 1 mei
  • 1 november
  • Onze Heer Hemelvaart
  • 11 november
  • Pinkstermaandag
  • 25 december
  • 11 juli
  • 26 december

 

Naast deze feestdagen zijn ook 2 en 15 november bijkomende feestdagen. De te werken uren van die dag worden toegevoegd aan het vakantietegoed en kunnen volgens de regels van het vakantietegoed opgenomen worden.

 

Ook 27 december tot en met 31 december zijn vrije dagen. Dit is ter compensatie van de feestdagen die samenvallen met een weekenddag.

Personeelsleden die toch moeten werken op een feestdag of een compensatiedag, kunnen deze op een vrij te kiezen dag, in samenspraak met de verantwoordelijke, recupereren.

 

VakantieHoeveel vakantie heb ik (nog)?

Het ‘verloftegoed’ wordt bijgehouden in het tikkloksysteem.

Je kan altijd op de tikklok het huidige saldo van verlof en overuren opvragen. Maar je kan ook maandelijks een afdruk van je klokkaart bekomen. Op die klokkaart-afdruk vind je onderaan het vakantiesaldo. Je kan dit saldo ook nazien via de app. (meer uitleg van de app-syncore krijg je via de personeelsdienst).

Hoeveel dagen zijn dit normaal?

Wie voltijds werkt, krijgt 35 vakantiedagen. Het verlof wordt echter uitgedrukt in uren, dus zal je zien dat iemand die voltijds werkt 266 uur vakantie heeft. Voor deeltijdse medewerkers wordt rekening gehouden met de prestatiebreuk. Werk je 4/5de, dan heb je dus 266 * 4/5 = 212.8 uur.

Een aantal vakantiedagen zijn verplicht op te nemen op vastgestelde dagen (brugdagen). Deze dagen stellen we jaarlijks in december vast voor het volgende jaar.

Wanneer moet ik ‘groot’ verlof aanvragen?

Als je meer dan een week verlof wil nemen, vraag je dat ten laatste 2 weken op voorhand aan. Om de planning voor de drukke zomertijd goed te kunnen maken, vragen we wel om je groot verlof vóór 1 mei door te geven.

En hoe zit dat dan met een dagje tussendoor?

‘Losse’ dagen verlof (minder dan een week) vraag je 2 dagen vooraf aan. Op die manier kunnen we een realistische werkplanning opmaken. Voor dringende gevallen kan hiervan uiteraard wel afgeweken worden.

Hoe kan ik vakantiedagen aanvragen?

Je vult een verlofaanvraag in. De gele briefjes die je hiervoor moet gebruiken kan je vragen bij de werkleiders. Je kan je verlofaanvragen ook doen via de Syncore-app. (meer uitleg van deze app krijg je via de personeelsdienst).

De werkleiders zullen deze aanvraag goedkeuren of weigeren. De goedgekeurde aanvragen worden ingebracht in de tikklok.

 

Verlof vraag je bij de dienst OW steeds aan voor een hele of halve  dag (voor- of namiddag). In een aantal uitzonderlijke gevallen kan daar van afgeweken worden (zie doktersbezoek).

En als mijn vakantiedagen op zijn?

Naast het gewone vakantieverlof zijn er nog mogelijkheden om onbetaald verlof te nemen. Aanvragen voor dit soort verlof wordt door de algemeen directeur goedgekeurd en niet door je werkleider. Meer informatie hierover kan je bij de personeelsdienst vragen.

 

CompensatieWat als ik moet overwerken?

Het kan al eens gebeuren dat we je naast de normale uren vragen om een taak af te werken of uit te voeren. Hiervoor is ‘compensatie’ voorzien. Je mag uiteraard de gewerkte uren zelf op een ander moment recupereren. In de meeste gevallen krijg je ook nog 25% van de tijd extra. ’s Avonds wordt dat 50% en in het weekend 100%. Op je klokkaart of via de app krijg je een overzicht van de gewerkte uren en de opgebouwde compensatie. Zo kan je zelf goed in de gaten houden dat alles klopt.

Hoe kan ik die uren recupereren?

Je kan compensatie opnemen op dezelfde manier als vakantie.

Kijk dus maar even bij het deeltje “vakantie”.

 

ZiekWat doe ik als ik ziek ben?

Je meldt je ziekte zo snel als mogelijk bij jouw werkleider of als je die niet kan bereiken, bij de administratieve medewerker van de dienst openbare werken. Liefst vóór het normale startuur, ten laatste om 8.00 uur. De werkleider zal de personeelsdienst op de hoogte brengen.

Als de dokter langs geweest is, laat je ook nog even weten hoe lang je afwezig zal zijn. Je ziektebriefje bezorg je onmiddellijk (ten laatste de volgende dag) bij de personeelsdienst. Uiteraard mag je dit ook versturen met de post.

Als je langer ziek bent dan voorzien (verlenging), raadpleeg je opnieuw een arts. Je meldt de verlenging aan jouw werkleider en stuurt het nieuwe ziektebriefje naar de personeelsdienst.

Wanneer verwittig ik de mutualiteit?

Normaal gezien moet je bij iedere ziekte de mutualiteit verwittigen. Dat doe je ook als je een arbeidsongeval hebt! De mutualiteit komt wel pas tussen als je ‘langdurig’ ziek bent (langer dan 7 dagen), maar als zij niet tijdig op de hoogte zijn, kunnen ze weigeren om te betalen! Je stuurt het formulier ‘vertrouwelijk’ op dat je gekregen hebt bij je inschrijving (of dat je kan bekomen bij de mutualiteit). De mutualiteit stuurt je daarna een inlichtingenblad. Jij vult hiervan een deel in en bezorgt het aan de mutualiteit. De personeelsdienst zal ook een aantal gegevens doorgeven aan de mutualiteit.
Let op! Dit geldt niet voor statutair aangestelde personen buiten proeftijd.

Hoe sneller je de ‘vertrouwelijk’ opstuurt, hoe sneller de doorbetaling van jouw loon in orde komt.

 

Wat als ik terug kom werken?

Als je van de mutualiteit een kaartje ‘werkhervatting’ kreeg, dan laat je het invullen door de personeelsdienst. Was je lang afwezig dan is het ook mogelijk dat je eerst nog even langs moet gaan bij de arbeidsgeneesheer. Best is dus dat je enkele dagen vooraf even contact opneemt met de werkleider die dan de nodige afspraken kan maken.

Wat moet ik doen als ik op het werk ziek word?

Je meldt dit aan de werkleider. Die zal de personeelsdienst op de hoogte brengen. Als je de dag nadien niet terug aan het werk kan, moet je wel een ziektebriefje binnenbrengen.

Kan ik tijdens de uren naar de dokter?

Doktersbezoek moet geregeld worden na de normale werkuren. Kan je voor een bepaald onderzoek alleen overdag bij de dokter terecht, dan zal je hiervoor verlof moeten nemen. Voor deze uitzonderlijke situatie kan je wel verlof nemen voor de ‘nodige tijd’. Je bent in dit geval niet verplicht om de volledige voor- of namiddag te nemen.

 

VerplaatsingenWordt de verplaatsing van en naar het werk terugbetaald?

Als je met het openbaar vervoer naar het werk komt, krijg je de vervoerskosten volledig terugbetaald. Je brengt de vervoerbewijzen (abonnement), na verloop, binnen op de personeelsdienst.

 

Als je met de fiets komt, kan je een fietsvergoeding krijgen. Je geeft dit in op de tikklok (1x per dag is voldoende).

Je stalt je fiets op de afgesproken plaats.

 

AndereMag ik roken of alcohol drinken op het werk?

In de gebouwen en de voertuigen van de gemeente mag je niet roken. Tijdens de pauze kan je natuurlijk wel buiten een sigaret opsteken.
Tijdens de diensturen is het ook niet toegelaten om alcohol te drinken.

Zijn er koffiepauzes? Moet ik betalen voor koffie of water?

Er zijn geen koffiepauzes voorzien. Op de verschillende diensten is er wel koffie en thee ter beschikking. Water kan gevraagd worden in het magazijn. Een lege fles kan je daar ruilen voor een volle. Zowel water als koffie worden gratis ter beschikking gesteld. Als je buiten werkt, dan zorg je er zelf voor dat je voldoende drank meeneemt voor die dag of het dagdeel.

Hoe moet dat met middageten?

Tijdens de middagpauze ben je vrij. Je kan gebruik maken van de refters in de verschillende gemeentelijke gebouwen, maar dat is niet verplicht. Hou er wel rekening mee dat de verplaatsingstijd naar huis geen werktijd is en dat je voor deze verplaatsing geen dienstvoertuig mag gebruiken. In de refter kan water opgewarmd worden, kan je de microgolfoven of kookplaat gebruiken.

Voor buitenploegen kan er op de locatie zelf gegeten worden of in de dichtstbijzijnde gemeentelijke locatie. Het is niet toegelaten om rond te rijden naar andere locaties.

 

Kan ik ergens terecht voor EHBO?

 

In ieder gebouw is een EHBO koffertje aanwezig. Deze worden regelmatig nagekeken door onze partner. Bij grondzaken vind je het kistje in het bureel van de werkleiders. Ook is er een verbandkoffer aanwezig in elk voertuig. Elk gebruik meld je door het invullen van de lijst die in de EHBO koffer zit.

 

Gemeentelijke voertuigenOnderhoud en gebruik

 

  • De voertuigen hebben een vaste plaats in de loods.
  • minimaal 1x per maand worden de voertuigen, binnen en buiten gepoetst door de normale gebruikers of door diegene die aangeduid worden door de werkleider.
  • Er worden geen stickers of affiches op de voertuigen gekleefd. Beertjes, poppetjes horen eveneens niet thuis in of aan de voertuigen.
  • Gemeentelijke voertuigen worden alleen voor dienstverplaatsingen gebruikt. Tijdens de middagpauze of na het werk kan de auto alleen gebruikt worden als men daarvoor de opdracht krijgt.
  • Elk vermoeden van mechanisch defect wordt onmiddellijk aan de werkleider of garagist gemeld.
  • Roken in voertuigen is NIET toegestaan.

 

 

HogedrukreinigerGebruik

 

  • Voertuigen worden op de vaste plaats afgespoten. Deze plaats ligt aan de smidse.
  • Deze plaats wordt na het poetsen ook proper gemaakt.
  • Het toestel wordt uitgeschakeld na gebruik, water afgesloten, slangen opgeborgen.
  • in de winterperiode zal omzichtig omgesprongen worden bij het gebruik van de hogedrukreiniger.

 

UitschuivenVermijden van olie en vet op de grond

 

  • Na het afkoppelen van de aanhangers, kranen, bermmaaier, moet er voor gezorgd worden dat de leidingen niet lekken.
  • Olielekken worden onmiddellijk met absorptiemiddel opgekuist. Dit middel kan je vinden in de garage.
  • Lekken aan voertuigen of uitrustingsstukken worden onmiddellijk gemeld aan de werkleider of garagist.

 

BrandstoffenGebruik, stockage en tanken van voertuigen

 

  • Jerrycans met brandstof worden op de daarvoor voorziene plaats gestockeerd (berging naast de smidse).
  • Elke chauffeur heeft een persoonlijke tankkaart en elk voertuig een specifieke tankkaart. Bij het tanken moet telkens de kilometerstand of urenstand ingegeven worden.
  • Voertuigen en machines die mogen werken met rode diesel kunnen tanken aan de tankinstallatie onder de luifel naast de garage. Dit zijn volgende voertuigen:

o         graafkraan Hitachi

o         laadgraafcombinatie Case

o         smalspoortractor Ford

o         veegmachine RAVO

o         Hansa grafdelfmachine

 

SignalisatieGebruik en stockage

 

  • Je werkleider zal aangeven wanneer en welke signalisatie je moet gebruiken of wanneer een signalisatievergunning moet aangevraagd worden.
  • De signalisatie wordt na gebruik gedemonteerd en op de juiste plaats gestockeerd.
  • De dagslapers worden uitgeschakeld en terug afgegeven in het magazijn.
  • Nadars worden terug op de juiste wagens gestockeerd (220 cm - 250 cm).
  • Elke beschadiging meld je aan je werkleider.

 

GereedschappenWaar, wie, hoe

 

  • Er is allerlei gereedschap beschikbaar in het magazijn.
  • Als je een bepaald gereedschap voor het eerst gebruikt moet je vooraf de veiligheidsinformatiebladen doorgenomen hebben. Het is je werkleider die je hierover de juiste instructie dient te geven. Hij zal je nadien vragen om een formuliertje te tekenen waarin je aangeeft dat je de veiligheidsinstructie gekregen en begrepen hebt.
  • Alle Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM) zijn beschikbaar in het magazijn. Welke je zeker moet dragen staan vermeld op de veiligheidsinstructiekaart van de desbetreffende machine.
  • Na gebruik van het gereedschap maak je dit proper, doe je een visuele controle van de machine en stockeer je dit op de afgesproken plaats (magazijn of metsershoek: trilplaat, kikkerdammer, knipschaar).
  • Elk defect meld je aan de magazijnier of je werkleider. Voor de trilplaat, kikkerdammer, knipschaar meldt je dit aan de garagist of je werkleider. Zij zorgen ervoor dat het gereedschap hersteld wordt.
  • Enkel de magazijnier of de werkleider magazijn komen in het magazijn. Zijn zij niet aanwezig dan kom je langs het bureel.
  • Gereedschap wordt nooit voor privé gebruik uitgeleend.

 

Wegenis- en  bouwmaterialenGebruik en stockage

 

  • Overschotten van wegenis- en bouwmaterialen worden op de juiste plaatsen terug gezet. Soort bij soort.
  • Bij twijfel vraag je dit na bij je werkleider, zet nooit zomaar ergens materiaal neer.
  • Grondoverschotten worden gestockeerd op de kade of afgevoerd naar grondrecyclage. De werkleider zal dit bepalen.
  • Paletten worden ook soort per soort bijgehouden. Hierop rust meestal een waarborg.

 

AfvalHerbruik of recyclage

 

  • We proberen zoveel mogelijk materialen te recycleren.
  • Steenpuin, betonresten, oude metalen, afvalhout en groenafval dienen rechtstreeks in de daarvoor bestemde container of bak gestort te worden.
  • Grote hoeveelheden grof vuil worden eveneens in een container verzameld.
  • Hout van bomen wordt gestockeerd op de kade.
  • De poort van de kade wordt na gebruik steeds afgesloten.
  • Papier en alle andere recycleerbare fracties brengen we naar het recyclagepark of deponeren we in de containers aan het magazijn.

 

Brandvoorkoming

 

  • Brandwerende of brandvertragende deuren worden niet open gezet en zullen zeker NOOIT geblokkeerd worden. In principe zijn dit alle deuren die gesloten worden met een pomp.
  • Blusapparaten blijven steeds duidelijk zichtbaar. Je mag er niets voor zetten of hangen.
  • Roken is niet toegelaten in de werkruimten, openbare gebouwen of gemeentelijke voertuigen.
  • Hou doorgangen vrij en proper.

 

WerkkledijGebruik, onderhoud

 

  • We dragen de werkkledij en het veiligheidsschoeisel dat ter beschikking gesteld is.
  • Andere kledij kan alleen als je hierover vooraf goedkeuring krijgt van de werkleider.
  • Je krijgt ook persoonlijke regenkledij ter beschikking.
  • Versleten veiligheidsschoenen en handschoenen ruil je in het magazijn voor nieuwe.
  • De werk- en regenkledij was je NIET zelf.
  • We vinden steeds een zuivere set kleren in de daarvoor voorziene kast in de kleedkamer.
  • Je mag de korte broek dragen die door het gemeentebestuur ter beschikking wordt gesteld. Bij volgende werken is het dragen van een korte broek nooit toegelaten:

o         Werken met: bladblazer, bosmaaier, grasmachine, heggeschaar en hakselaar

o         Kettingzaag (speciale broek tegen inwerking kettingzaag)

o         Gebruik bestrijdingsmiddelen en ongediertebestrijding

o         Afbraakwerken (blootstelling aan stof, scherpe materialen, glaswol, splinters,…)

o         Werk aan of tussen doornstruiken

o         Werken in bos ...

o         Bij twijfel vraag het aan je werkleider

  • Op de veiligheidsinstructiekaarten van machines en de informatiefiches van producten staat welke PBM's je moet dragen, volg dit correct op.

 

Afhalen en aankopen van materiaal

 

  • Voor het uitvoeren van een job zal je soms lokaal een aankoop moeten doen.
  • Voor elke aankoop dient men vooraf overleg te plegen met de werkleider.
  • Je dient een bestelbon mee naar de desbetreffende winkel te nemen. Deze bestelbon geef je af aan de kassa.
  • Bij elke afhaling of aankoop dient men een leveringsbon mee te brengen en die afgeven aan de werkleider.
  • Op elke leveringsbon moet het doel van het materiaal en de persoon die het afhaalde steeds vermeld worden.

 

Evaluatiegesprekken - functioneringsgesprekken - planningsgesprekken

 

  • Eénmaal per jaar zal je door je werkleider uitgenodigd worden voor een evaluatiegesprek. Bedoeling is om dan je functioneren van het voorbije jaar te beoordelen.
  • Vanuit het evaluatiegesprek zal een planningsgesprek en/of een functioneringsgesprek gepland worden.
  • Als je met een vraag of probleem zit moet je natuurlijk niet het evaluatiegesprek afwachten om je vraag te stellen. Dit mag/moet je altijd doen.
  • Bespreek je dit liever niet met je werkleider mag je de volgende persoon van de hiërarchische lijn contacteren. Voor openbare werken is de hiërarchische lijn als volgt:

o         werkleider

o         technisch hoofdmedewerker OWI

o         coördinator Ruimte en Wonen

  • Ook kan je onze vertrouwenspersonen contacteren. Hun gegevens vind je op het infobord of bij de personeelsdienst.

 

Pesten, geweld en ongewenst seksueel gedrag op het werk

 

  • Collega's plagen en testen mekaar uit in een werkomgeving.
  • Hierin is voorzichtigheid geboden, niet iedereen kan evenveel verdragen, onschuldig bedoeld of niet.
  • Je mag een collega of leidinggevende steeds aanspreken over gedrag dat je stoort, ook betreft dit iemand van de hiërarchische lijn.
  • Je kan je steeds laten bijstaan door onze vertrouwenspersoon (info zie puntje hoger)."

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Gemeentepersoneel - verhoging maaltijdcheques - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Gemeente en OCMW Malle kiezen ervoor om hun personeel op een correcte en marktconforme manier te verlonen. Het op barema's gebaseerde salaris wordt aangevuld met interessante voordelen zoals een groeps- en hospitalisatieverzekering en de fiscaal voordelige maaltijdcheques en transportvergoedingen. We streven ernaar een aantrekkelijke werkgever te zijn, en een onderdeel hiervan is het aligneren van ons salarispakket met andere gelijkaardige werkgevers, zoals de omliggende gemeentes.

 

Op 1 januari 2018 werden in dit kader de maaltijdcheques van het gemeentepersoneel verhoogd van 6,00 EUR naar 6,50 EUR. Er wordt voorgesteld om in 2019 het tweede deel van de verhoging door te voeren, namelijk van 6,50 EUR naar 7,00 EUR.

 

Juridische gronden

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 42.

 

Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen betreffende de rechtspositieregeling van het gemeente- en het provinciepersoneel.

 

Gemeenteraadsbeslissing van 30 juni 2008 met betrekking tot de rechtspositieregeling en latere wijzigingen.

 

Beslissingen van het college van burgemeester en schepenen van 30 juni 2008 als aanvulling op de rechtspositieregeling.

 

Bespreking door het college van burgemeester en schepenen op 24 april 2017, in verband met de vergoedingen van het gemeentepersoneel.

 

Protocol van het bijzonder onderhandelingscomité van 3 oktober 2018 in verband met de verhoging van de maaltijdcheques.

 

Motivering

 

Het toekennen van maaltijdcheques is voor een werkgever een fiscaal voordelige manier om personeel te belonen voor hun prestaties. Aangezien ze vrijgesteld zijn van zowel belastingen als sociale zekerheidsbijdragen, zijn ze voor de werkgever een betaalmiddel met een hoog rendement ten opzichte van een relatief lage kost. Na analyse en uit overleg met de vakorganisaties blijkt dat gemeente en OCMW Malle in vergelijking met omliggende gemeentes en intercommunales een relatief laag bedrag aan maaltijdcheques uitkeert.

 

De wetgever heeft de fiscaal voordelige grens van de maaltijdcheques reeds verhoogd tot 8,00 EUR, met dezelfde werknemersbijdrage van 1,09 EUR (laatste wijziging op 1 januari 2016).

 

De volgende bedragen vinden we terug bij vergelijkbare organisaties (situatie in april 2017):

 

 

Malle scoort aan de lage kant, wat ons als (potentiële) werkgever op dit vlak minder aantrekkelijk maakt. Het risico bestaat bovendien dat de wetgever de fiscaal voordelige grens blijft optrekken, en dat de kloof met andere gemeentes almaar groter wordt. In het kader van de loonkostenontwikkeling wordt verwacht dat deze evolutie zich zal verderzetten.

 

Ook personeelsleden zijn zich bewust van deze ontwikkeling en zijn vragende partij voor het optrekken van de maaltijdcheques. Aangezien de werknemersbijdrage gelijk blijft, vertaalt een verhoging zich in een netto voordeel, dat bovendien voelbaar is voor elke werknemer. 

 

Een eerste inhaalbeweging werd gemaakt in 2018, met een verhoging van 6,00 EUR naar 6,50 EUR. Er wordt voorgesteld om vanaf 1 januari 2019 de tweede inhaalbeweging te maken, van 6,50 EUR naar 7,00 EUR.

 

 

Financiële gevolgen

 

Het optrekken van de maaltijdcheques brengt een bijkomende kost met zich mee. De volgende cijfers schetsen een beeld van deze meerkost.

 

In 2018 wordt het volgende budget besteed aan maaltijdcheques (5,41 EUR ten laste van de werkgever):

 

2018

OCMW

Gemeente

Totaal

Aantal cheques (raming)

14.647

19.816

34.463

Kostprijs werkgever (6,50-1,09=5,41 EUR)

79.240,27 EUR

107.204,60 EUR

186.444,80 EUR

Opmerking: Het aantal cheques en de reële kostprijs van de periode januari tot en met september 2018 werd vermenigvuldigd met factor 4/3 voor een realistische raming van het hele jaar 2018.

 

Indien de maaltijdcheques worden opgetrokken naar 7,00 EUR, is de geraamde jaarkost als volgt (5,91 EUR ten laste van de werkgever):

 

2019

OCMW

Gemeente

Totaal

Aantal cheques (raming)

14.647

19.816

34.463

Kostprijs werkgever (7,00-1,09=5,91 EUR)

86.563,77 EUR

117.112,60 EUR

203.676,30 EUR

 

 

De jaarlijkse geschatte meerkost van enkel de gemeente bedraagt 9.908,00 EUR.

Beraadslaging

 

Schepen Mieke Vermeyen geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - De maaltijdcheques vanaf 1 januari 2019 voor elke medewerker van gemeente Malle die recht heeft op maaltijdcheques, te verhogen van 6,50 EUR naar 7,00 EUR per stuk, met een werknemersbijdrage van 1,09 EUR (ongewijzigd) en een werkgeversbijdrage van 5,91 EUR.

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Gemeentepersoneel - wijziging rechtspositieregeling - anciënniteiten - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

De rechtspositieregeling werd de laatste keer aangepast op 20 februari 2017.

 

Er dringen zich een aantal wijzigingen op:

         De functietitels van secretaris en financieel beheerder moeten geactualiseerd worden.

         Toekenning van anciënniteit bij indiensttreding: wegwerken van de discriminerende beperking van maximum 8 jaar.

         Toekenning van anciënniteit bij indiensttreding: gelijk interpretatiekader binnen gemeente en OCMW van welke anciënniteit relevant is.

 

Juridische gronden

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 42.

 

Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikels 581 en 590 met betrekking tot de overgangsbepalingen inzake de ambtelijke organisatie van de gemeente en van het OCMW.

 

Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen betreffende de

rechtspositieregeling van het gemeente- en het provinciepersoneel.

 

Gemeenteraadsbeslissing van 30 juni 2008 met betrekking tot de rechtspositieregeling en latere

wijzigingen.

 

Beslissingen van het college van burgemeester en schepenen van 30 juni 2008 als aanvulling op de rechtspositieregeling.

 

Gemeenteraadsbeslissing van 26 april 2010 met betrekking tot de lokale rechtspositieregeling,

bijlage personeelsformatie.

 

Beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 8 oktober 2018 inzake principiële goedkeuring van de rechtspositieregeling.

 

Protocolakkoord van het bijzonder onderhandelingscomité van 10 september 2018.

 

Motivering

 

1) De functietitels van secretaris en financieel beheerder worden vervangen door deze van algemeen directeur en financieel directeur, in het licht van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.

 

2) Toekenning van anciënniteit bij indiensttreding: er wordt voorgesteld om de discriminerende beperking van maximum 8 jaar weg te werken.

 

Kandidaten uit de overheid krijgen op dit moment onbeperkt hun geldelijke anciënniteit mee, ongeacht of deze relevant is of niet. Een kandidaat die in de privésector of als zelfstandige heeft gewerkt, krijgt alleen relevante anciënniteit toegekend, én deze wordt beperkt tot maximum 8 jaar. De toekenning van schaalanciënniteit wordt voor beide groepen beperkt tot 8 jaar. Aangezien de competenties opgedaan in de privésector evenwaardig zijn aan deze uit de overheidssector, is er sprake van een onrechtvaardige behandeling.

 

Op de huidige arbeidsmarkt is het niet evident om getalenteerde profielen met de juiste competenties en ervaring aan te trekken. Functies worden inhoudelijk complexer en de stijging van het aantal knelpuntberoepen in bijvoorbeeld ICT of de zorg maakt dat werkgevers moeten inzetten op hun aantrekkelijkheid om de juiste mensen te blijven vinden. Competente, ervaren profielen uit de privésector zullen minder geneigd zijn om te kiezen voor een tewerkstelling bij OCMW of gemeente Malle omdat ze maximum 8 jaar relevante ervaring krijgen toegekend. Kandidaten uit de overheid krijgen dan wel hun geldelijke anciënniteit mee, maar zijn ook slechter af aangezien ze maximum 8 jaar schaalanciënniteit meekrijgen.

 

De ongelijkheid kon tot nu toe niet volledig weggewerkt worden aangezien de wetgeving stelde dat geldelijke anciënniteit steeds allemaal in rekening wordt gebracht voor kandidaten uit de overheid, en alleen relevante anciënniteit mag in rekening genomen worden voor kandidaten uit de privésector. Aangezien het wettelijk gezien verboden is om toelages toe te kennen die buiten de regels van de rechtspositie vallen, is het niet mogelijk om als werkgever niet-relevante geldelijke anciënniteit toe te kennen aan kandidaten uit de privésector.

 

De doelstelling is tweeledig:

         Een gelijkwaardige behandeling garanderen van iedereen, binnen de grenzen van de rechtspositie.

         De positie van gemeente en OCMW Malle als aantrekkelijke werkgever versterken, om ervoor te zorgen dat ook ervaren professionals met veel expertise interesse tonen in een tewerkstelling.

 

Een actie die aan beide doelstellingen tegemoetkomt is het afschaffen van de maximumgrens van 8 jaar relevante anciënniteit die mag meegenomen worden uit eerdere werkervaringen. Zo slagen we erin de expertise van kandidaten beter te erkennen. We creëren bovendien meer billijkheid tussen de collega’s onderling, omdat een gelijkaardig kennisniveau tussen 2 collega’s zich nu ook vertaalt in een gelijkaardig schaalniveau.

 

Vanuit de analyse van de problematiek met afweging van voor- en nadelen wordt de volgende aanpak voorgesteld in Malle:

         De maximumgrens van 8 jaar in de toekenning van zowel geldelijke als schaalanciënniteit wordt opgeheven:

a)      voor nieuwe aanwervingen. Het gaat dan om medewerkers die een nieuwe functie opnemen binnen het bestuur. Dit kunnen zowel externe als interne kandidaten zijn. Een bijkomende opdracht in dezelfde functie, geeft geen recht op een bijkomende toekenning van anciënniteit.

b)      anciënniteit wordt niet retro-actief toegekend voor het huidige personeel.

 

Concreet gaat het om de wijziging van artikels 36 en 60, waarin de beperking van maximum 8 jaar geschrapt wordt.

 

3) Het hoofd van het personeel (de algemeen directeur) beslist over de relevantie van de werkervaring. Tot op heden gebeurt dit als volgt, in navolging van hoe het in het verleden gebeurde:

         Gemeente: voor een functie van arbeider wordt de ervaring als arbeider meegerekend, voor een bediende de ervaring als bediende.

         OCMW: alleen ervaring die inhoudelijk relevant is voor de nieuwe functie wordt meegerekend.

 

Het is aangewezen om deze werkwijze gelijk te trekken. Aangezien het niet mogelijk is per functie op te lijsten welke specifieke voorgeschiedenis al dan niet een meerwaarde biedt, blijft er ruimte voor interpretatie. Aangezien het steeds de algemeen directeur is die dit oordeel velt, kan er op eenzelfde consequente manier geoordeeld worden.

 

Er wordt voorgesteld om als de competenties die werden opgedaan in een vorige functie de kandidaat een voorsprong geven in de huidige functie, de werkervaring als relevant te beschouwen. Deze interpretatie wordt nog steeds door het hoofd van het personeel gemaakt, namelijk de algemeen directeur.

 

Beraadslaging

 

Schepen Mieke Vermeyen geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - De rechtspositieregeling versie 3.3 als volgt goed te keuren:

 

Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen

 

Art. 1.

Deze rechtspositieregeling werd opgemaakt met toepassing van artikel 105 §1, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van het Besluit van de Vlaamse Regering. In deze rechtspositieregeling wordt het Besluit van de Vlaamse Regering als basisdocument gehanteerd. Alle artikels van het Besluit van de Vlaamse Regering zijn integraal van toepassing. In deze rechtspositieregeling worden dan ook enkel de beslissingen die volgens het Besluit van de Vlaamse Regering kunnen of moeten genomen worden door de gemeenteraad opgenomen.

 

Art. 2. Toepassingsgebied

§1. Deze rechtspositieregeling is van toepassing op het gemeentepersoneel. Met gemeentepersoneel wordt bedoeld het personeel dat eenzijdig als statutair personeelslid aangesteld werd, evenals het personeel dat met een arbeidsovereenkomst aangeworven werd.

 

§2. Deze rechtspositieregeling is echter niet van toepassing op

1° het personeel van de brandweer;

2° het personeel van het gesubsidieerd personeel van het gemeentelijk onderwijs.

 

§3. Deze rechtspositieregeling is van toepassing op het niet gesubsidieerd onderwijzend personeel, onder voorbehoud van de afwijkingen eigen aan onderwijzend personeel: salarisschaal, verlofregeling, sommige toelagen en sociale voordelen zoals vermeld in art 102, tweede lid, van het Gemeentedecreet.

 

Art. 3. Definities

§1. In toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 wordt onder aanstellende overheid verstaan:

1° voor de algemeen directeur en de financieel directeur van de gemeente: de gemeenteraad;

2° voor andere leden van het managementteam van de gemeente: het college van burgemeester en schepen;

3° voor de overige personeelsleden: het college van burgemeester en schepenen.

 

§2. Onder Besluit van de Vlaamse Regering wordt verstaan het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen, houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

 

§3. Onder Arbeidstijdwet wordt verstaan de Wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.

 

§4. Onder Arbeidsovereenkomstenwet wordt verstaan de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

 

§5. Onder Jaarlijkse Vakantiewet Werknemers wordt verstaan de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

 

§6. Waar in deze rechtspositieregeling gesproken wordt over ‘medewerker’, ‘hij’, ‘zijn’, etc wordt eveneens bedoeld ‘medewerkster’, ‘zij’, ‘haar’, etc.

 

§7. Onder Arbeidswet wordt verstaan de Wet van 16 maart 1971.

 

Titel II. Personeelsformatie en organogram

 

Art. 4.

De personeelsformatie wordt opgesteld conform artikel 76, artikel 86 §4, 2° en artikel 103 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en Titel II van het Besluit van de Vlaamse Regering en is als bijlage aan de rechtpositieregeling toegevoegd.

 

Titel III. De loopbaan

 

Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van functies

 

Art. 5.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering, bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Hoofdstuk II. De aanwerving

 

Art. 6.

De aanstellende overheid bepaalt de concrete wervings- en selectieprocedure met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van Hoofdstuk I en II van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 7.

In toepassing van artikel 11 §2, 2° en 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering moet de kandidaat voor een functie in de hogere rangen van niveau A, B, C en D minstens 3 jaar relevante beroepservaring hebben.

 

Art. 8. Aanvullende aanwervingsvoorwaarden

§1. De aanstellende overheid kan, indien nodig of gewenst, volgende aanvullende aanwervingsvoorwaarden vaststellen:

1° een bepaalde vorming, training of opleiding;

2° een aantal jaren relevante beroepservaring, al dan niet in een bepaalde functie;

3° bepaalde getuigschriften, attesten of brevetten;

4° bepaalde, relevante, competenties;

5° bepaalde expertise.

 

§2. Voor de toegang tot het D-niveau moeten kandidaten een bewijs van scholing voorleggen. De aanstellende overheid kan dat bewijs van scholing verder specificeren.

 

Art. 9. Afwijken diplomavereiste

In uitzonderlijke gevallen kan de aanstellende overheid bij een vacantverklaring van een betrekking van niveau A, B of C, of, met toepassing van het vorige artikel, van niveau D, beslissen om de diplomavereiste die als regel geldt voor dat niveau te schrappen.

De beslissing om geen diplomavereiste op te leggen moet steunen op objectieve criteria als:

1° gegevens van de regionale overheid over schaarste op de arbeidsmarkt om bepaalde betrekkingen te vervullen;

2° bepaalde functiespecifieke criteria.

 

De aanstellende overheid volgt in voorkomend geval de voorwaarden opgelegd door artikel 12, artikel 19 §2, tweede lid en artikel 20, tweede lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 10. Vrijstelling selectieproeven

Kandidaten die nog in een wervingsreserve opgenomen zijn van een gelijkwaardige functie bij de gemeente, worden geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van deelname aan de psychotechnische proeven. Gelijkwaardige functies zijn diegenen die zich in eenzelfde graad bevinden en waarvoor eenzelfde selectieprogramma van toepassing is.  

 

Art. 11. Rekruteren

De aanstellende overheid rekruteert op zorgvuldige wijze de kandidaten met toepassing van afdeling II, hoofdstuk II, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens volgende regels:

1° Het hoofd van het personeel stelt de functiebeschrijving, gebaseerd op de standaardfunctiebeschrijvingen zoals opgenomen in bijlage 7 van deze rechtspositieregeling, vast. Hij kan deze bevoegdheid met toepassing van artikel 92, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, delegeren naar een ander personeelslid. In toepassing van artikel 23, Besluit van de Vlaamse Regering geldt deze bepaling niet voor de functiebeschrijving voor de functie van algemeen directeur of financieel directeur.

2° Bij de keuze van het gepaste bekendmakingskanaal of –kanalen houdt de aanstellende overheid rekening met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie.

3° De uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen volgt minimaal 14 kalenderdagen op de datum van bekendmaking van de vacature.

 

Art. 12. Bewijsstukken

§1. Enkel de kandidaat die aan de voorwaarden voor de functie voldoet, neemt deel aan de selectieprocedure. Hij levert hiervoor de nodige bewijzen.

 

§2. In toepassing van artikel 16 en 17 van het Besluit van de Vlaamse Regering gelden volgende afwijkingen op §1 van dit artikel:

1° Laatstejaarsstudenten leveren het bewijs dat ze aan de diplomavereiste voldoen uiterlijk op de aanstellingsdatum.

2° Als de kandidaat een attest, brevet of getuigschrift van een specifieke opleiding moet voorleggen of behalen binnen de proeftijd of een andere vooropgestelde termijn, dan levert hij dat ten laatste bij de afloop van deze termijn. De aanstellende overheid regelt hiervan de concrete toepassing.

3° Een uittreksel uit het strafregister, gevraagd om het gedrag zoals vermeld in artikel 10, 1° van het Besluit van de Vlaamse Regering aan te tonen, moet voorgelegd worden vóór de aanstellingsdatum.

 

Art. 13. Selecteren

De aanstellende overheid selecteert op zorgvuldige wijze de meest geschikte kandidaat of kandidaten, met toepassing van afdeling III, hoofdstuk II, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens volgende regels:

1° De aanstellende overheid mag vanwege de specificiteit van de functies uitzonderlijk gemotiveerd afwijken van het minimum aantal externe commissieleden bepaald in artikel 18, tweede lid van het Besluit van de Vlaamse Regering.

2° Bij de vaststelling van de concrete selectieprocedure houdt de aanstellende overheid rekening met de kostprijs en met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie. De standaard selectie procedures zijn terug te vinden in bijlage 8 van deze rechtspositieregeling.

3° Op voorstel van de aanstellende overheid bepaalt de raad in welke gevallen selecties geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden.

 

Art. 14. Wervingsreserve

De aanstellende overheid beslist bij de vacantverklaring of er een wervingsreserve wordt aangelegd en hoe lang die geldig is. De geldingsduur van de wervingsreserve, met inbegrip van eventuele verlenging, bedraagt ten hoogste 36 maanden.

 

Kandidaten in de wervingsreserve die zonder ernstige motivatie een aanbod voor een vacante functie weigeren, worden uit de wervingsreserve geschrapt. De aanstellende overheid beoordeelt de ernst van de opgegeven motivatie.

 

Art. 15.

Voor de aanwerving van de algemeen directeur of de financieel directeur beslist de gemeenteraad uiterlijk bij de vacantverklaring of ‘Art. 9. Afwijken diplomavereiste’ tot en met ‘Art. 14. Wervingsreserve’ van deze rechtspositieregeling geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn, onverminderd artikel 23 en 24 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 16. Afwijkingen op de aanwervings- en selectieprocedure

§1. Met toepassing van artikel 25, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid in het geval van sociale tewerkstelling gemotiveerd beslissen om de wervings- en selectieprocedure aan te passen opdat de meest geschikte kandidaat uit de door de hogere overheid beoogde doelgroep geselecteerd wordt.

 

Onder sociale tewerkstelling wordt verstaan: de tewerkstelling van werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren, geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden en in uitvoering van een werkgelegenheidsmaatregel van een hogere overheid.

 

De selectieprocedure omvat minstens een interview of test die de motivatie, de belangstelling en de inzetbaarheid bij de gemeente van de kandidaten peilt.

 

§2. Met toepassing van artikel 26, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid gemotiveerd beslissen om afwezige personeelsleden tijdelijk te vervangen zonder bekendmaking en/of zonder selectieprocedure, of met een aangepaste wervings- en selectieprocedure.

 

§3. Met toepassing van artikel 27, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid gemotiveerd beslissen om contractuele betrekkingen waarvan de tewerkstellingsduur tot maximaal één of twee jaar beperkt is aan te stellen zonder bekendmaking en/of zonder selectieprocedure, of met een aangepaste wervings- en selectieprocedure.

 

Art. 17.

In toepassing van artikel 29, Besluit van de Vlaamse Regering worden 2 functies vervuld door personen met een arbeidshandicap.

Binnen de groendienst van de gemeente worden 2 functies (technisch beambte) voorzien voor deze doelgroep. Kandidaten voor deze gereserveerde functies moeten slagen voor een aangepaste, functiegerichte selectieprocedure. Aanvullend kunnen ook in andere functies personen met een arbeidshandicap terecht. De aanstellende overheid kan, in overleg met de aangestelde selectiecommissie, een aangepaste selectieprocedure voorzien om de bekwaamheid te beoordelen.

 

Hoofdstuk III. Proeftijd

 

Art. 18.

§1. In toepassing van artikel 86 en 114, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 organiseert het hoofd van het personeel de evaluatie tijdens de proeftijd, of tijdens de eerste 3 maanden na indiensttreding indien het een contractuele medewerker betreft:

1° binnen de grenzen van hoofdstuk III, Titel III, Besluit van de Vlaamse Regering aangevuld met Art. 19 van deze rechtspositieregeling, voor de statutair aangestelde personeelsleden;

2° binnen de grenzen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor de contractueel aangestelde personeelsleden.

Het evaluatiesysteem moet beantwoorden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

 

Het hoofd van het personeel stelt onder meer de evaluatiecriteria en de evaluatiemomenten vast en wijst de evaluator of evaluatoren aan. De evaluator is voldoende competent om met kennis van zaken en op een objectieve, evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid.

 

Het hoofd van het personeel waakt erover dat de evaluator of de evaluatoren voldoende feedback geven aan het personeelslid over zijn wijze van functioneren. Meer informatie is terug te vinden in het evaluatiereglement.

 

§2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op de evaluatie tijdens de proeftijd van de algemeen directeur en de financieel directeur.

 

Art. 19. Bijzondere bepalingen voor de evaluatie van de statutaire personeelsleden op proef

§1. Onverminderd artikel 34 van het Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de proeftijd voor een statutair aangesteld personeelslid als volgt:

1° voor decretale graden en statutaire personeelsleden van niveau A en B: 12 maanden;

2° voor alle andere statutaire personeelsleden: 6 maanden.

 

§2. In toepassing van artikel 33 van het Besluit van de Vlaamse Regering hebben volgende periodes van afwezigheid automatisch een evenredige verlenging van de proeftijd van het statutair personeelslid tot gevolg: ziekte of ongeval, bevallingsrust, jaarlijkse vakantie, omstandigheidsverlof en elke andere periode van afwezigheid voor zover die minstens veertien kalenderdagen duurt.

 

In afwijking van het eerste lid kan de aanstellende overheid beslissen dat de proeftijd ten einde loopt en dat een eindbeoordeling zal worden uitgesproken wanneer meer dan het dubbele van de originele proeftijd voorbij is.

 

§3. Als de duur van de proeftijd zes maanden of meer is, kan de evaluator, in toepassing van artikel 35 §2 en 36 van het Besluit van de Vlaamse Regering, het statutaire personeelslid op proef tussentijds onderwerpen aan een evaluatie, op basis van aanhoudende tekortkomingen in het functioneren en na voldoende feedback en begeleiding.

 

Als het resultaat van de tussentijdse evaluatie ongunstig is, kan het statutaire personeelslid op proef ontslagen worden.

 

§4. In toepassing van artikel 35 §1 3de lid van het Besluit van de Vlaamse Regering kan de evaluator éénmalig een verlenging van de proeftijd voorstellen als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen.

 

Hoofdstuk IV. Evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan

 

Art. 20.

Hoofdstuk IV van deze rechtspositieregeling is niet van toepassing op de evaluatie van de algemeen directeur en de financieel directeur.

 

Art. 21.

Met toepassing van artikel 115 van het Gemeentedecreet organiseert het hoofd van het personeel voor elk personeelslid opvolging en feedback over zijn wijze van functioneren.

 

Het evaluatiesysteem kadert in het globale personeels- en organisatiebeleid en beantwoordt aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

 

Het hoofd van het personeel stelt onder meer de evaluatiecriteria en de evaluatiemomenten vast en wijst de evaluator (of evaluatoren) aan. De evaluator is voldoende competent om met kennis van zaken en op een objectieve, evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid. Als er twee evaluatoren aangesteld zijn en ze verschillen van mening over het resultaat van de evaluatie, dan beslecht het hoofd van het personeel het meningsverschil, ook als het hoofd van het personeel zelf een van beide evaluatoren is.

 

Het hoofd van het personeel waakt erover dat de evaluator voldoende feedback geeft aan het personeelslid over zijn wijze van functioneren. Meer informatie is terug te vinden in het evaluatiereglement.

 

De evaluator en het personeelslid hebben het recht en de plicht om wederzijds voldoende feedback te geven over de wijze van functioneren van het personeelslid. In voorkomend geval geeft het personeelslid zo snel mogelijk aan waarom hij de vooropgestelde doelstellingen niet kan halen en/of welke middelen hij ontbreekt om de vooropgestelde doelstellingen te halen.

 

Art. 22. De duurtijd van de evaluatieperiode

§1. In toepassing van artikel 42 van het Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de evaluatieperiode 12 maanden.

 

§2. Onverminderd hoofdstuk III (proeftijd) en onverminderd §3 moet een personeelslid binnen de evaluatieperiode minstens vier maanden effectief gepresteerd hebben alvorens het geëvalueerd kan worden.

 

§3. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk III (proeftijd) zijn volgende personeelscategorieën niet onderworpen aan de evaluatie tijdens de loopbaan:

1° contractueel aangestelde personeelsleden waarmee een tewerkstellingsduur tot maximum één jaar afgesproken werd;

2° jobstudenten.

 

Art. 23. De duurtijd van het evaluatieproces

§1. Binnen vier weken gerekend vanaf het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 45, Besluit van de Vlaamse Regering, moet het evaluatieproces, met uitzondering van de beslissing over het gevolg van de evaluatie, vermeld in artikel 49, Besluit van de Vlaamse Regering, en met uitzondering van de beroepsprocedure, vermeld in artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering, afgerond zijn. Het hoofd van het personeel kan hierop uitzonderingen toestaan.

 

§2. Het evaluatieproces zoals bedoeld in §1 wordt als afgerond beschouwd op de dag waarop de evaluator een kopie van het definitief evaluatieverslag naar het personeelslid en naar het hoofd van het personeel stuurt.

 

Als het hoofd van het personeel de evaluator is, geldt de dag waarop het hoofd van het personeel een kopie van de evaluatie naar het personeelslid stuurt.

 

Art. 24. Het evaluatieresultaat

§1. In toepassing van artikel 47 van het Besluit van de Vlaamse Regering is het evaluatieresultaat:

1° bijzonder gunstig bij uitstekende prestaties van het personeelslid;

2° gunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend goed of voldoende zijn;

3° ongunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend onvoldoende zijn;

4° bijzonder ongunstig als de prestaties van het personeelslid bijzonder ondermaats zijn.

 

§2. De evaluator legt de evaluatie vast volgens de bepalingen van artikel 40, 41 en 45, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid ondertekent op het einde van het evaluatiegesprek voor kennisneming en krijgt een kopie van het evaluatieverslag. Het personeelslid bezorgt eventuele opmerkingen aan de evaluator binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag. De evaluator kan hierop uitzonderingen toestaan, rekening houdend met de termijn bepaald in Art. 23 §1 van deze rechtspositieregeling. Alle opmerkingen worden toegevoegd aan het evaluatiedossier.

 

Art. 25. Gevolgen van het evaluatieresultaat

§1. Naast de niet-doorstroming in de functionele loopbaan, vermeld in artikel 47 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, kan het hoofd van het personeel nog volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een ongunstig evaluatieresultaat:

1° extra vorming, training of opleiding die de zwakke punten van het personeelslid zo goed mogelijk remedieert;

2° passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren;

3° herplaatsing in een functie van een lagere graad na een misgelopen bevordering, in toepassing van artikel 101 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet.

 

§2. Naast de niet-doorstroming in de functionele loopbaan, vermeld in artikel 47 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, en de maatregelen vermeld in §1 van dit artikel kan het hoofd van het personeel nog volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een bijzonder ongunstig evaluatieresultaat:

1° herplaatsing in een andere, gelijkwaardige functie waar de competenties van het personeelslid beter tot zijn recht komen, in toepassing van artikel 99 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet;

2° herplaatsing in een functie van een lagere graad als het personeelslid daar om functionele of persoonlijke redenen zelf om verzoekt, in toepassing van artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering;

3° een gemotiveerd voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid, onder de voorwaarden van artikel 48, tweede lid, en artikel 49 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§3. In toepassing van artikel 49 §1, tweede lid, en artikel 49 §2, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden het personeelslid en zijn evaluator binnen een maand vanaf de afronding van het evaluatieproces, bedoeld in Art. 23 §2 van deze rechtspositieregeling, op de hoogte gebracht van het gevolg of van de gevolgen van het evaluatieresultaat. Het hoofd van het personeel kan van deze termijn afwijken mits redelijke motivatie.

 

Met toepassing van artikel 46, 2° van het Besluit van de Vlaamse Regering geldt de in het vorige lid vermelde termijn niet in geval van een beroep tegen de evaluatie, zoals vermeld in artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 26. Het beroep tegen de evaluatie

§1. In toepassing van artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering wordt een beroepsinstantie geïnstalleerd. Deze beroepsinstantie is samengesteld uit de deskundige personeelsbeleid en de leden van het managementteam, met uitzondering van de algemeen directeur, de betrokken evaluator(en) en de geëvalueerde.

 

§2. Het personeelslid tekent schriftelijk hoger beroep aan binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag.

 

§3. De beroepsinstantie nodigt het personeelslid en de evaluator uit om gehoord te worden binnen 15 kalenderdagen nadat het hoger beroep werd ingesteld. Personeelslid en evaluator worden samen gehoord. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

 

§4. Onverminderd artikel 50 §3, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, formuleert de beroepsinstantie zijn gemotiveerd advies, vermeld in artikel 50 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, binnen 15 kalenderdagen nadat het personeelslid gehoord werd.

 

§5. Onverminderd artikel 50 §3, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, beslist het hoofd van het personeel om de evaluatie en het evaluatieresultaat te bevestigen of aan te passen binnen 15 kalenderdagen nadat het gemotiveerd advies zoals bedoeld in de vorige paragraaf, gegeven werd.

 

Binnen 8 kalenderdagen na zijn beslissing brengt het hoofd van het personeel het personeelslid, de evaluator en de beroepsinstantie ervan op de hoogte.

 

§6. Bij aanpassing van het evaluatieresultaat geldt voor de kennisgeving aan het personeelslid en aan de evaluator dezelfde termijn als vermeld in Art. 25 §3 eerste lid van deze rechtspositieregeling.

 

§7. De termijnen vermeld in dit artikel kunnen overschreden worden in situaties van overmacht. Het college van burgemeester en schepenen beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht.

 

Hoofdstuk V. Evaluatie van de algemeen directeur en de financieel directeur

 

Art. 27. De evaluatie tijdens de proeftijd

Art. 19 van deze rechtspositieregeling is van toepassing op de evaluatie tijdens de proeftijd van de algemeen directeur en de financieel directeur.

 

In Art. 19 §3 van deze rechtspositieregeling moet onder ‘evaluator’ de bijzondere gemeenteraadscommissie zoals bedoeld in artikel 115, tweede lid, Gemeentedecreet, worden verstaan.

 

Art. 28. De duur van de evaluatieperiodes

In toepassing van artikel 51, §1, 2° Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de evaluatieperiodes bepaald in Art. 22 §1 en §2 van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 29. De evaluatiecriteria

De evaluatiecriteria zullen vastgelegd worden in een bijlage aan deze rechtspositieregeling, op voorstel van de bijzondere gemeenteraadscommissie zoals bedoeld in artikel 114, tweede lid van het Gemeentedecreet, en rekening houdend met artikel 51 §1, tweede lid, §2 en §3 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 30. De evaluatieresultaten en de gevolgen ervan

§1. In toepassing van artikel 51 §1, 4°, van het Besluit van de Vlaamse Regering is het evaluatieresultaat:

1° bijzonder gunstig bij uitstekende prestaties van het personeelslid;

2° gunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend goed of voldoende zijn;

3° ongunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend onvoldoende zijn;

4° bijzonder ongunstig als de prestaties van het personeelslid bijzonder ondermaats zijn.

 

§2. De gemeenteraad kan volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een ongunstig evaluatieresultaat:

1° extra vorming, training of opleiding die de zwakke punten van het personeelslid zo goed mogelijk remedieert;

2° passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren;

3° herplaatsing in een functie van een lagere graad na een misgelopen bevordering, in toepassing van artikel 101 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet.

 

§3. De gemeenteraad kan, naast de maatregelen vermeld in §2 van dit artikel, volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een bijzonder ongunstig evaluatieresultaat:

1° herplaatsing in een passende, vacante functie van een lagere graad als het personeelslid daar om functionele of persoonlijke redenen zelf om verzoekt, in toepassing van artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering;

2° een gemotiveerd voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid, onder de voorwaarden van artikel 48, tweede lid, en artikel 49 §2, Besluit van de Vlaamse Regering. Met dien verstande dat in artikel 49 §2 de vermelding ‘het hoofd van het personeel’, vervangen wordt door ‘de bijzondere gemeenteraadscommissie’.

 

Art. 31. Evaluatieprocedure

§1. De gemeenteraad zal de evaluatieprocedure van deze personeelsleden vastleggen in bijlage aan dit besluit, op voorstel van de bijzondere gemeenteraadscommissie zoals bedoeld in artikel 115, tweede lid van het Gemeentedecreet.

 

§2. In toepassing van artikel 51 §1, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering bevat de evaluatieprocedure de wijze waarop de externe deskundigen in het personeelsbeleid betrokken worden bij de vaststelling van de evaluatiecriteria zoals bedoeld in Art. 29 van deze rechtspositieregeling, en de wijze waarop zij de noodzakelijke informatie vergaren voor de opmaak van het voorbereidende rapport, vermeld in artikel 115, tweede lid, van het Gemeentedecreet.

 

In toepassing van artikel 52 van het Besluit van de Vlaamse Regering bevat de evaluatieprocedure de tussentijdse feedback over de wijze van functioneren van de in dit hoofdstuk bedoelde personeelsleden.

 

Hoofdstuk VI. Vorming, training en opleiding

 

Art. 32.

In toepassing van artikel 111, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en artikel 54, Besluit van de Vlaamse Regering, heeft de raad, als bijlage, een vormingsreglement vastgesteld. Het vormingsbeleid kadert in het globale personeels- en organisatiebeleid.

 

Art. 33.

In uitvoering van artikel 54 §2, 4°, Besluit van de Vlaamse Regering, kan het hoofd van het personeel vormingsaanvragen voorlopig of definitief weigeren op onder meer volgende algemene criteria:

1° als het personeelslid zonder overleg met het diensthoofd aan een vormingsactiviteit wil deelnemen;

2° als de kostprijs van de vorming te hoog is;

3° als er geen budgetten voorzien zijn;

4° als de vorming onredelijk of niet relevant is;

5° op grond van praktische bezwaren;

6° als de continuïteit van de dienst zou lijden onder een te beperkte personeelsaanwezigheid.

 

Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid

 

Art. 34.

Het personeelslid bouwt administratieve anciënniteiten op volgens de bepalingen van Hoofdstuk VII, Titel III, Besluit van de Vlaamse Regering, aangevuld met de bijzondere bepalingen van hoofdstuk VII van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 35.

In toepassing van artikel 58, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering komt de onbezoldigde afwezigheid van het personeelslid tot maximum 1 maand per jaar met een maximum van 1 jaar over de loopbaan in aanmerking voor de toekenning van schaalanciënniteit. Van zodra de onbezoldigde afwezigheid van het personeelslid langer dan 1 maand aaneensluitend duurt, kan voor de volledige duur van de afwezigheid geen schaalanciënniteit worden toegekend.

 

Art. 36.

§1. In toepassing van artikel 61, Besluit van de Vlaamse Regering wordt schaalanciënniteit toegekend aan het personeelslid met beroepservaring die het personeelslid heeft opgedaan bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige, voor zover die beroepservaring relevant is en werd opgedaan in een vergelijkbare functie als de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld.

 

Personeelsleden die na het beëindigen van een contract, binnen het jaar terug in dienst komen bij het bestuur, houden hun schaalanciënniteit.

 

§2. Het hoofd van het personeel beoordeelt de relevantie en de vergelijkbaarheid van de functie waarin de beroepservaring werd opgedaan, zoals bedoeld in de vorige paragraaf, volgens de bepalingen van artikel 59 §2, tweede en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan

 

Art. 37.

De functionele loopbaan verloopt volgens hoofdstuk VIII, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk IX. De bevordering

 

Art. 38.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Art. 39.

De aanstellende overheid bepaalt in voorkomend geval de concrete bevorderingsprocedure met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, van Hoofdstuk I en IX van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens hoofdstuk IX van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 40.

In toepassing van artikel 69 §3, artikel 72 en artikel 73, Besluit van de Vlaamse Regering zijn Art. 8 §1 en Art. 10 tot en met Art. 13 van deze rechtspositieregeling, van overeenkomstige toepassing op de bevorderingsprocedure.

 

Art. 41. Proeftijd

De bevordering gaat gepaard met een proeftijd, die gelijk loopt met de proeftijd bij aanwerving zoals voorzien in Art. 19 §1, 1° en 2°. Voor contractuele medewerkers volgt er een evaluatie na 3 maanden in dienst. De aanstellende overheid kan hiervan afwijken, mits redelijke motivatie, binnen de grenzen van artikel 71, Besluit van de Vlaamse Regering.

Tijdens de duur van de proeftijd blijft de functie waarin betrokkene was aangesteld vacant. De functie kan wel tijdelijk waargenomen worden door een contractueel vervanger.

 

Art. 42. Minimale anciënniteit

In toepassing van artikel 72 §1, 1°, Besluit van de Vlaamse Regering bedraagt de minimale graadanciënniteit voor bevordering binnen eenzelfde niveau van de basisgraad naar de hogere graad naar een leidinggevende functie of functie van niveau A of B ten minste drie jaar en naar een niet-leidinggevende functie ten minste één jaar.

 

Bevordering is eveneens mogelijk van

Niveau E naar niveau D1-D3,

Niveau D naar niveau C1-C3,

Niveau C naar niveau B1-B3,

Niveau C naar niveau A1a-A3a,

Niveau B naar niveau A1a-A3a,

mits

een niveau-anciënniteit van minimum 1 jaar naar een niet-leidinggevende functie,

een niveau-anciënniteit van minimum 3 jaar naar een leidinggevende functie of functie van niveau A of B.

 

Art. 43. Bevorderingsreserve

§1. Geslaagde kandidaten worden opgenomen in een bevorderingsreserve die, met inbegrip van eventuele verlengingen, ten hoogste 36 maanden geldig blijft. De aanstellende overheid bepaalt bij de vacant verklaring de concrete geldigheidsduur van de bevorderingsreserve.

 

§2. Kandidaten in de bevorderingsreserve die zonder ernstige motivatie een aanbod voor een vacante functie weigeren, worden uit de bevorderingsreserve geschrapt. De aanstellende overheid beoordeelt de ernst van de opgegeven motivatie.

 

Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit

 

Art. 44.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Art. 45.

De aanstellende overheid bepaalt in voorkomend geval de concrete procedure via interne personeelsmobiliteit, met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en van hoofdstuk I en hoofdstuk X van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens hoofdstuk X van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 46. Minimale graadanciënniteit

In toepassing van artikel 77, 1° Besluit van de Vlaamse Regering bedraagt de minimale graadanciënniteit om zich kandidaat te stellen voor een procedure via interne personeelsmobiliteit ten minste één jaar.

 

Art. 47.

In toepassing van artikel 78 zijn Art. 11 en Art. 13 van deze rechtspositieregeling van overeenkomstige toepassing op de interne rekrutering en selectie van kandidaten via interne personeelsmobiliteit.

 

De aanstellende overheid kan Art. 8 en Art. 10 en Art. 12 van deze rechtspositieregeling van overeenkomstige toepassing verklaren op de procedure via interne personeelsmobiliteit.

 

Hoofdstuk XI. Externe personeelsmobiliteit tussen lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied

 

Art.47-1

In toepassing van hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de externe personeelsmobiliteit, kan de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie beslissen om gebruik te maken van de mogelijkheid tot externe personeelsmobiliteit tussen alle lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied.

 

Art.47-2

§1. In toepassing van hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de externe personeelsmobiliteit, wordt de mogelijkheid voorzien om gezamenlijke selecties te voeren en gemeenschappelijke wervingsreserves aan te leggen tussen gemeente, OCMW en eventuele AGB’s (autonome gemeente bedrijven) van hetzelfde werkingsgebied.

 

§2. De bepalingen van artikel 14 van deze rechtspositieregeling zijn eveneens van toepassing op de gemeenschappelijke wervingsreserves die aangelegd worden.

 

Titel IV. Het mandaatstelsel, het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie

 

Art. 48. Mandaatstelsel

§1. In toepassing van hoofdstuk I van titel IV van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt een stelsel van mandaten vastgesteld.

 

§2. In toepassing van artikel 87 van dat besluit kan de mandaathouder tijdens de uitoefening van het mandaat een toelage krijgen.

 

§3. Volgende functies kunnen bij mandaat worden vervuld: algemeen directeur, financieel directeur van de gemeente, coördinator organisatie en ondersteuning, coördinator ruimte en wonen, en coördinator vrije tijd en onderwijs.

 

§4. Een mandaatperiode duurt 7 jaar en is verlengbaar met opeenvolgende mandaatperiodes van telkens 7 jaar. Bij de eerste mandaatperiode van een persoon in een welbepaalde functie wordt een proefperiode van 6 maanden voorzien.

 

§5. In toepassing van artikel 88 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt 3 maanden voor de afloop van een mandaatperiode een eindevaluatie opgesteld die rekening houdt met de evaluaties tijdens het mandaat.

 

Art. 49. Opdrachthouderschap

§1. In toepassing van hoofdstuk II van titel IV van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt een stelsel van opdrachthouderschap vastgesteld.

 

§2. In toepassing van artikel 94 van dat besluit kan de opdrachthouder voor de duur van de opdracht een toelage krijgen, als de verzwaring van de functie niet op een andere manier opgevangen wordt, bijvoorbeeld door een verlichting van zijn andere gewone taken, of bijvoorbeeld door extra administratieve of inhoudelijke ondersteuning van het personeelslid.

 

Art. 50. Waarneming van een hogere functie

Als de titularis van een functie tijdelijk afwezig is of als die functie definitief vacant is, wordt de functie waargenomen als dit nodig of wenselijk is voor de goede werking van de dienst, en binnen de grenzen van artikel 96 en 97 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het eerste lid is niet van toepassing op de waarneming vermeld in artikel 81 §2 en 82 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.

 

Het statutair aangesteld personeelslid krijgt voor de waarneming in de hogere functie een toelage. Het contractueel aangesteld personeelslid krijgt het salaris, verbonden aan de hogere functie.

 

Titel V. De ambtshalve herplaatsing

 

Art. 51.

De ambtshalve herplaatsing van het personeelslid gebeurt met toepassing van Titel V, van het Besluit van de Vlaamse Regering en in overeenstemming met de bepalingen van titel V van deze rechtspositieregeling.

 

De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt bovendien met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Met uitzondering van de toepassing van artikel 101 §1, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, komen personeelsleden in proeftijd, of in de eerste 3 maanden tewerkstelling indien het een contractuele medewerker betreft, niet in aanmerking voor een ambtshalve herplaatsing.

 

Art. 52.

Het personeelslid wordt na ambtshalve herplaatsing in statutair dienstverband aangesteld als hij een statutair personeelslid van de gemeente is, ongeacht of de functie statutair of contractueel is. Het personeelslid wordt na ambtshalve herplaatsing in contractueel dienstverband aangesteld als hij een contractueel personeelslid van de gemeente is, ongeacht of de functie statutair of contractueel is.

 

Het vorige lid is eveneens van toepassing als de ambtshalve herplaatsing enkel mogelijk is in vacante functies, zoals vermeld in artikel 100, eerste lid, artikel 101 §1, tweede lid en artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 53.

§1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang wordt toegepast in de gevallen bepaald bij artikel 99 §1, eerste en tweede lid, en bij artikel 99 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§2. De ambtshalve herplaatsing in een functie van een lagere graad wordt toegepast in de gevallen bepaald bij artikel 101 §1, eerste en tweede lid, en bij artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 54.

In toepassing van artikel 100, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering gelden volgende voorrangsregels als meerdere overtallige personeelsleden in aanmerking komen voor een ambtshalve herplaatsing:

1° de geschiktheid voor de functie, rekening houdend met de competentievereisten ervoor;

2° de dienstanciënniteit.

 

Titel VI: Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging

 

Art. 55.

§1. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging gebeurt in overeenstemming met Titel VI van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 56. Verbrekingsvergoeding

In toepassing van artikel 105 §1, eerste lid, Besluit van de Vlaamse Regering, krijgt het statutaire personeelslid van wie de aanstelling onregelmatig werd bevonden zoals vermeld in artikel 104, 1° van dat besluit, een billijke verbrekingsvergoeding, als de onregelmatigheid van de aanstelling aan een fout van de gemeente te wijten is en als het personeelslid door de onregelmatige aanstelling schade heeft ondervonden. De verbrekingsvergoeding stemt overeen met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar ononderbroken tewerkstelling bij de gemeente.

 

Art. 57. Het statutaire personeelslid op proef

§1. In toepassing van artikel 108 §1, eerste lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering, gelden volgende regels voor het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het statutaire personeelslid op proef.

 

§2. Duurtijd van de opzegtermijn

1° Voor een statutair personeelslid op proef van het niveau C, D of E geldt een opzegtermijn van 7 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

2° Voor een statutair personeelslid op proef van het niveau A of B geldt een opzegtermijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

3° Voor de algemeen en financieel directeur op proef geldt een opzegtermijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

 

§3. De aanstellende overheid kan het personeelslid een opzegtermijn laten presteren of de arbeidsverhouding onmiddellijk beëindigen. In dat geval wordt de opzegtermijn of het resterend gedeelte ervan omgezet in een verbrekingsvergoeding. De verbrekingsvergoeding komt overeen met het salaris voor de niet-gepresteerde opzegtermijn.

 

§4. Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om verdere toepassing te geven aan dit artikel.

 

Art. 58. Het vast aangestelde statutaire personeelslid

§1. In toepassing van artikel 108 §2, tweede lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering, gelden volgende regels voor het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid.

 

§2. De opzegtermijn van het vast aangesteld personeelslid dat ontslagen wordt wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid bedraagt drie maanden voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar ononderbroken tewerkstelling bij de gemeente en gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag.

 

§3. De aanstellende overheid kan het personeelslid een opzegtermijn laten presteren of de arbeidsverhouding onmiddellijk beëindigen. In dat geval wordt de opzegtermijn of het resterend gedeelte ervan omgezet in een verbrekingsvergoeding. De verbrekingsvergoeding komt overeen met het salaris voor de niet-gepresteerde opzegtermijn.

 

§4. Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om verdere toepassing te geven aan dit artikel.

 

Titel VII. Het salaris

 

Art. 59.

In toepassing van artikel 109, Besluit van de Vlaamse Regering zijn de salarisschalen vermeld in artikel 111 §1 van dat besluit van toepassing.

 

Art. 60.

§1. In toepassing van artikel 115, Besluit van de Vlaamse Regering wordt de beroepservaring in de privé sector of als zelfstandige in aanmerking genomen voor de toekenning van periodieke salarisverhogingen, op voorwaarde dat deze beroepservaring relevant is voor de uitoefening van de functie.

 

Met toepassing van artikel 112, laatste lid van dat besluit, oordeelt het hoofd van het personeel over de relevantie van de beroepservaring, rekening houdend met artikel 115, derde lid van dat besluit.

 

§2. De beroepservaring is meerekenbaar voor alle functies.

 

Personeelsleden die na het beëindigen van een contract, binnen het jaar terug in dienst komen bij het bestuur, behouden hun geldelijke anciënniteit.

 

Art. 60bis.

§1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag ervan berekend volgens de formule: M = VW/PW x n% x NM

Waarbij:

M = het te betalen maandloon (100%);

VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling verschuldigd is;

PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van het personeelslid;

n% = het percentage waartegen het personeelslid prestatie verricht;

NM = het normaal maandsalaris (100%).

 

§2. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld: de dagen waarop geen arbeidsprestatie wordt geleverd, maar waarvoor het salaris toch wordt doorbetaald.

 

Art. 61. De algemeen directeur

§1. In toepassing van artikel 122, eerste en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de salarisschaal van de algemeen directeur vastgesteld rekening houdend met het aantal inwoners van de gemeente op het moment van aanstelling van de algemeen directeur.

 

Binnen de grenzen van artikel 109, 2° en 122, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden de salarisverhogingen evenredig gespreid over een periode van 15 jaar. De uitgewerkte salarisschaal is opgenomen als bijlage.

 

Art. 62. De financieel directeur

In toepassing van artikel 124, eerste en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de salarisschaal van de financieel directeur vastgesteld rekening houdend met het aantal inwoners van de gemeente op het moment van aanstelling van de financieel directeur.

 

Binnen de grenzen van artikel 109, 2° en 124, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden de salarisverhogingen evenredig gespreid over een periode van 15 jaar. De uitgewerkte salarisschaal is opgenomen als bijlage.

 

Titel VIII. Vakantiegeld, toelagen, vergoedingen en andere voordelen

 

Art. 63. Algemene bepalingen

Binnen de grenzen van artikel 131 en 132 van het Besluit van de Vlaamse Regering, worden volgende toelagen, vergoedingen en andere voordelen toegekend.

 

In toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om er verdere uitvoering aan te geven.

 

Het hoofd van het personeel stelt de individuele toelage, vergoeding of ander voordeel vast en stelt de periode vast waarbinnen inhaalrust moet worden genomen.

 

Hoofdstuk I. Vakantiegeld

 

Art. 64.

§1. Het vast aangestelde statutaire personeelslid ontvangt een vakantiegeld in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

§2. In toepassing van artikel 59 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen ontvangt het op proef benoemde personeelslid een vakantiegeld in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

§3. Titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers is van toepassing op het contractueel aangestelde personeelslid.

 

Hoofdstuk II. De eindejaarstoelage

 

Art. 65.

De eindejaarstoelage wordt toegekend overeenkomstig hoofdstuk II van Titel VIII van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk III. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen

 

Art. 66.

Onverminderd de toepassing van artikel 138, Besluit van de Vlaamse Regering, is dit hoofdstuk van toepassing op personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van de arbeidsduurregeling van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en op de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van de Arbeidstijdwet van 14 december 2000.

 

Art. 67.

In toepassing van artikel 139, Besluit van de Vlaamse Regering, krijgt het personeelslid:

1° per uur nachtprestaties op weekdagen tussen 22 uur en 6 uur, één kwartier extra inhaalrust;

2° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zondag of een feestdag, één uur extra inhaalrust;

3° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag, één uur extra inhaalrust indien de prestaties niet voorzien zijn in het reguliere uurrooster van de medewerker;

4° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag, een half uur extra inhaalrust indien de prestaties voorzien zijn in het reguliere uurrooster van de medewerker. De reguliere uurroosters die onder deze toepassing vallen zijn, met vermelding van deze regel, terug te vinden in het arbeidsreglement.

 

Hoofdstuk IV. De overuren

 

Art. 68.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personeelsleden die onder het toepassingsgebied van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vallen.

 

Art. 69.

In aanvulling op artikel 141 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, kunnen overuren enkel gepresteerd worden binnen de grenzen van de Arbeidstijdwet van 14 december 2000. Daar wordt onder meer onder verstaan dat als de dag- of weekgrenzen op de door de wet geoorloofde wijze overschreden worden, de wettelijk bepaalde inhaalrust toegekend wordt.

 

Art. 70.

§1. In toepassing van artikel 8, Arbeidstijdwet van 14 december 2000 neemt het personeelslid compenserende inhaalrust op binnen 4 maanden nadat de maximale wekelijkse arbeidsduur overschreden werd.

 

§2. Als het personeelslid (met uitzondering van het personeelslid van niveau A) door omstandigheden buiten zijn wil geen inhaalrust kan opnemen binnen de termijn van 4 maanden, wordt voor weekdagen, in toepassing van artikel 141, §2 Besluit van de Vlaamse Regering, toegekend:

1° een toeslag van 25% per uur voor overuren die tussen 6 en 22 uur gepresteerd werden;

2° een toeslag van 25% per uur voor overuren die tussen 22 en 6 uur gepresteerd werden.

Voor zaterdagen, zondagen of reglementaire feestdagen wordt, in toepassing van artikel 141, §2 Besluit van de Vlaamse Regering, 0% toegekend.

 

§3. Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor goedkeuring van overuren te bepalen.

 

Hoofdstuk V. De toelagen

 

Art. 71 – De waarnemingstoelage

Onder de voorwaarden van artikel 143 en 144 van het Besluit van de Vlaamse Regering en van Art. 50 van deze rechtspositieregeling, wordt voor het waarnemen van een hogere functie een toelage toegekend.

 

Art. 72 – De toelage voor opdrachthouderschap

Onder de voorwaarden van artikel 151, Besluit van de Vlaamse Regering en van Art. 49 van deze rechtspositieregeling, wordt voor opdrachthouderschap een toelage toegekend.

 

Art. 73 – De verstoringstoelage

In toepassing van artikel 142, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een verstoringstoelage toegekend die vier keer het uurloon bedraagt.

Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor toekenning van de verstoringstoelage te bepalen.

 

Art. 74 – De gevarentoelage

In toepassing van art 145, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een gevarentoelage toegekend.

Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor toekenning van de gevarentoelage te bepalen.

 

Art. 75 – De permanentietoelage

In toepassing van art 148, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een permanentietoelage toegekend.

Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor toekenning van de permanentietoelage te bepalen.

 

Art. 76 – De mandaattoelage

In toepassing van art 150, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een mandaattoelage toegekend van 5% van het geïndexeerd brutosalaris van de mandaathouder.

Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor toekenning van de mandaattoelage te bepalen.

 

Hoofdstuk VI.

 

Zonder inhoud

 

Hoofdstuk VII. De vergoedingen

 

Art. 77 – De Vergoeding voor reis- en verblijfkosten

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten gebeurt overeenkomstig artikel 153 tot en met artikel 155, artikel 156 §1, eerste, derde en vierde lid, artikel 157 en 158, Besluit van de Vlaamse Regering.

Met toepassing van artikel 43 §1 van het Gemeentedecreet werkt het college van burgemeester en schepenen een procedure uit voor de indiening en vergoeding van de door het personeelslid gemaakte, noodzakelijke en bewezen kosten voor een dienstreis.

 

Hoofdstuk VIII. De sociale voordelen

 

Art. 78 - Maaltijdcheques

Het personeelslid ontvangt maaltijdcheques overeenkomstig artikel 159, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 79 – Hospitalisatieverzekering

Het personeelslid geniet van een hospitalisatieverzekering ten laste van de gemeente onder de voorwaarden van artikel 160, §1 en 162, Besluit van de Vlaamse Regering. Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor toekenning van de hospitalisatieverzekering te bepalen.

 

Art. 80 – Kosten voor woon-werkverkeer – openbaar vervoer

In toepassing van artikel 163, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt het personeelslid voor de kosten van het openbaar vervoer volledig vergoed.

 

Art. 81 – Kosten voor woon-werkverkeer – fiets

In toepassing van artikel 164, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een fietsvergoeding toegekend. Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor toekenning van de fietsvergoeding te bepalen.

 

Art. 82 – Vergoeding conciërge

In toepassing van artikel 169, Besluit van de Vlaamse Regering, geniet de conciërge van De Notelaar voor zijn verplichtingen als conciërge de kosteloze huisvesting.

 

De conciërge van De Notelaar ontvangt een toelage van 300 EUR per maand (te indexeren bedrag).

 

Art. 83 – Begrafenisvergoeding

In toepassing van artikel 166, 167, 168, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een vergoeding toegekend voor de begrafenis van een personeelslid.

 

Titel IX. Verloven en afwezigheden

 

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

 

Art. 84.

§1. In toepassing van titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering en onverminderd andere dwingende wettelijke of decretale bepalingen kent de gemeente de in deze titel bepaalde verloven en afwezigheden toe.

 

§2. In toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om er verdere uitvoering aan te geven. Het college van burgemeester en schepenen stelt de aanvraagtermijnen, de aanvraagprocedure, de toekenning, de mogelijkheid tot opzegging en de opzeggingstermijnen van de verloven vast. Onverminderd de individuele rechten van het personeelslid wordt bij de toekenning van verloven afgewogen of de continuïteit en de kwaliteit van de openbare dienstverlening gehandhaafd blijven.

 

§3. De verloven zijn uitgedrukt in werkdagen. Tenzij anders bepaald, worden de werkdagen omgezet in uren, rekening houdend met de prestatiebreuk van het personeelslid. Voor een voltijds werkend personeelslid komt één werkdag overeen met 7.6 uur (7u36min).

 

§4. In toepassing van artikel 86 en 92, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de individuele verlofaanvraag.

 

§5. In toepassing van artikel 86 van het Gemeentedecreet is het hoofd van het personeel bevoegd om de werkroosters vast te stellen zoals bedoeld in artikel 6 §1, 1° van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

 

Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen

 

Art. 85.

Titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers is van toepassing op:

1° het contractueel aangestelde personeelslid;

2° het contractueel aangestelde personeelslid dat onder de toepassing valt van het koninklijk besluit van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.

 

Art. 86.

In afwijking van titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967, zoals bepaald in het vorig artikel, gelden volgende bijzondere bepalingen:

1° In toepassing van artikel 176, Besluit van de Vlaamse Regering heeft het personeelslid recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor een volledig arbeidsjaar.

2° De opbouw van het vakantieverlof gebeurt in overeenstemming met artikel 177, Besluit van de Vlaamse Regering.

3° In toepassing van artikel 177, eerste lid, Besluit van de Vlaamse Regering geeft een periode met recht op een uitkering van de ziekte- of invaliditeitsverzekering tot maximum één jaar na aanvang van de ziekteperiode eveneens recht op jaarlijkse vakantiedagen.

4° De samenloop van ziekte met vakantie gebeurt in overeenstemming met artikel 178, Besluit van de Vlaamse Regering. Naar analogie met artikel 68, 2°, b) van de Jaarlijkse Vakantiewet Werknemers wordt de vakantie van een statutair personeelslid dat ziek wordt tijdens zijn vakantie, niet opgeschort.

5° In aanvulling van artikel 178, 3de lid, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt voor alle personeelsleden die tijdens de vakantie opgenomen worden in het ziekenhuis de vakantie opgeschort vanaf de eerste dag van de ziekenhuisopname.

 

Hoofdstuk III. De feestdagen

 

Art. 87.

Dit hoofdstuk is ook van toepassing op het personeel dat onder de toepassing valt van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.

 

Art. 88.

Naast de in artikel 179 van het Besluit van de Vlaamse Regering vermelde feestdagen worden volgende drie feestdagen toegekend bij het bestuur:

1° 2 november;

2° 15 november;

3° 26 december.

 

Art. 88-bis.

De volgens het individuele uurrooster te presteren uren van 2 en 15 november worden jaarlijks – begin november – toegevoegd aan het vakantietegoed van iedere medewerker. Ieder medewerker kan vrij kiezen (rekening houdend met de dienstnoodwendigheden) of hij de feestdag op de dag zelf of op een andere dag naar keuze opneemt.

 

Art. 89.

Ter vervanging van de in art 88 vermelde feestdagen die samenvallen met een zaterdag, zondag, of een andere inactiviteitsdag, heeft het personeelslid dat niet in een continuregeling tewerkgesteld wordt, vakantie voor de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar. Het college van burgemeester en schepenen kan voorzien in een minimum-permanentie.

Het personeelslid dat verplicht is om in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar te werken, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen.

 

Hoofdstuk IV . Bevallingsverlof en opvangverlof

 

Art. 90. Bevallingsverlof en gewaarborgd inkomen

§1. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het contractueel aangestelde personeelslid volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en met toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 en van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§2. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het statutaire personeelslid op proef volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§3. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het vast aangestelde statutaire personeelslid volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en in overeenstemming met artikel 180 en 181 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 91. Omzetting moederschapsverlof

§1. Het contractueel aangestelde personeelslid heeft recht op de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van het koninklijk besluit van 17 oktober 1994 en de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§2. Het statutaire personeelslid heeft recht op de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van artikel 182 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 92. Opvangverlof

§1. Het contractueel aangestelde personeelslid heeft recht op opvangverlof in toepassing van artikel 30ter van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

§2. Het statutaire personeelslid heeft recht op opvangverlof in toepassing van artikel 183 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 93. Specifieke bepalingen over het adoptieverlof

§1. De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt een einde op het ogenblik waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.

 

§2. Het hoofd van het personeel kan aan het personeelslid opleggen dat het adoptieverlof opgenomen moet worden in een aaneengesloten periode. Hij kan ook opleggen dat de uitoefening van het recht op adoptieverlof een aanvang moet nemen binnen twee maanden die volgen op de inschrijving van het kind als lid van het gezin van het personeelslid.

 

Het hoofd van het personeel beslist hierover rekening houdend met de continuïteit en de kwaliteit van de openbare dienstverlening. Het hoofd van het personeel kan deze bevoegdheid delegeren, met toepassing van artikel 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.

 

Als het hoofd van het personeel zelf recht heeft op adoptieverlof beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Hoofdstuk V. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid

 

Art. 94. Definitie

Met de term ‘verlof wegens arbeidsongeschiktheid’ in deze rechtspositieregeling wordt zowel de gerechtvaardigde afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid van het contractueel personeelslid bedoeld, als het zogenaamde ‘ziekteverlof’ van het statutair personeelslid zoals bepaald in de artikelen 184 en volgende van het Rechtspositiebesluit van 7 december 2007.

 

Art. 94bis. Ziekteverlof en gewaarborgd inkomen contractueel aangesteld personeelslid

Het contractueel aangestelde personeelslid krijgt verlof wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van het arbeidsongeval en de beroepsziekte, volgens de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt, eventueel na een periode van gewaarborgd loon in toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet, aan het contractueel personeelslid toegekend met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

Art. 95. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid en gewaarborgd inkomen statutair aangestelde personeelslid op proef

Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid wordt toegekend aan het statutair aangestelde personeelslid op proef volgens artikel 184 en artikel 190 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Een uitkering wegens ziekte of invaliditeit wordt aan het statutair aangestelde personeelslid op proef toegekend met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

Art. 96. Ziekteverlof en gewaarborgd inkomen vast aangesteld statutaire personeelslid

§1. Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid wordt toegekend aan het vast aangestelde statutaire personeelslid in toepassing van artikel 184 en 190 §1, Besluit van de Vlaamse Regering. Het vast aangestelde statutaire personeelslid heeft recht op het gewone salaris voor elke opgenomen ziektekredietdag. Het ziektekrediet wordt vastgesteld en berekend volgens artikel 187, artikel 188, artikel 189 en artikel 191 van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit artikel vermelde bepalingen.

 

§2. De ziektekredietdagen worden toegekend in de vorm van een krediet van eenentwintig werkdagen per jaar volledige dienstactiviteit. In toepassing van artikel 175 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt het ziektekrediet van personeelsleden met deeltijdse of specifieke arbeidsregimes pro rata berekend. 

 

Volgende afwezigheden tellen onder meer niet mee voor de opbouw van ziektekredietdagen:

1° afwezigheid wegens disponibiliteit;

2° afwezigheid wegens een van de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking of Vlaams zorgkrediet in toepassing van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;

3° afwezigheid wegens verlof voor opdracht, in toepassing van Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht van deze titel.

 

§3. In toepassing van artikel 187 §4 van het Besluit van de Vlaamse Regering worden de vakantiedagen die het vast aangestelde statutaire personeelslid niet heeft kunnen opnemen als gevolg van langdurige ziekte, toegevoegd aan het nog beschikbare ziektekrediet.

 

§4. In toepassing van artikel 190 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt de afwezigheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte, beschouwd als verlof wegens arbeidsongeschiktheid en pro rata aangerekend op het aantal nog beschikbare ziektekredietdagen.

 

§5. Met toepassing van artikel 191 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de afwezigheid naar aanleiding van een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde, voorlopig aangerekend op het beschikbare ziektekrediet, vermeld in artikel 187, Besluit van de Vlaamse Regering, tot wanneer de schuld van de aansprakelijke derde bewezen is.

 

§6. Met toepassing van artikel 86 en 92, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, stelt het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, het ziektekrediet vast van het individuele personeelslid, rekening houdend met de periodes die niet in aanmerking komen voor de berekening van ziektekredietdagen enerzijds en met de al opgenomen ziektekredietdagen anderzijds.

 

§7. De vorige paragrafen zijn van overeenkomstige toepassing op het ziektekrediet van het hoofd van het personeel. In dat geval beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Art. 97.

Met toepassing van artikel 86 en 92, Gemeentedecreet beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid over de vraag van een personeelslid om zijn functie met deeltijdse prestaties weer op te nemen na een afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval van gemeen recht.

 

Als het hoofd van het personeel zelf vraagt om zijn functie met deeltijdse prestaties weer op te nemen na een afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval van gemeen recht, beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Art. 98. Ziektecontrole

§1. Op het contractueel aangestelde personeelslid zijn de regels voor de ziektecontrole van toepassing zoals bepaald in artikel 31 van de Arbeidsovereenkomstenwet en in de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, aangevuld met de regels in het arbeidsreglement.

 

§2. Met toepassing van artikel 185 en 186, Besluit van de Vlaamse Regering zijn op het statutaire personeelslid de regels voor de ziektecontrole van toepassing zoals bepaald in het arbeidsreglement.

 

Art. 99. Indeplaatsstelling van het bestuur bij arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door aansprakelijke derde

Artikel 191 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering is van toepassing op de afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door een aansprakelijke derde.

Artikel 191 §2 is van overeenkomstige toepassing op het contractueel aangestelde personeelslid in de gevallen waarin hij recht heeft op de doorbetaling van zijn salaris.

 

Hoofdstuk VI. Disponibiliteit

 

Art. 100.

§1. Met toepassing van artikel 192 §1, 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, kan het vast aangestelde statutaire personeelslid wegens ambtsopheffing en wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of invaliditeit in disponibiliteit gesteld worden.

 

§2. De algemene bepalingen van artikel 193, 194 en 195 van het Besluit van de Vlaamse Regering, zijn verder van toepassing, aangevuld met de bijzondere bepalingen van afdeling II en III van hoofdstuk VI van Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en met §3 van dit artikel.

 

§3. De aanstellende overheid beslist over het verzoek van het personeelslid om een wachttermijn, zoals bedoeld in artikel 199 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk VII. Verlof voor deeltijdse prestaties

Art. 101.

Art. 102.

Art. 103.

Art. 104.

Art. 105.

Art. 106.

Art. 107.

Art. 108.

 

Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht

 

Art. 109.

§1. Met toepassing van artikel 204 van het Besluit van de Vlaamse Regering, kan het vast aangestelde personeelslid verlof voor opdracht krijgen, onder de voorwaarden bepaald in hoofdstuk VIII, Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen.

 

§2. In de gevallen bepaald in artikel 204, 1°-3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de arbeidsovereenkomst van het contractueel aangestelde personeelslid in gemeenschappelijk akkoord geschorst, onder de voorwaarden bepaald in hoofdstuk VIII, Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen. Het contractueel aangestelde personeelslid kan geen toestemming krijgen tijdens de eerste 3 maanden van zijn tewerkstelling.

 

§3. Het personeelslid dat niet voldoet aan de voorwaarden van het verlof voor opdracht of van de schorsing van de arbeidsovereenkomst op grond van de bepalingen van artikel 204, 1°-3° kan in voorkomend geval een beroep doen op het onbetaald verlof bepaald in hoofdstuk XII, mits hij aan de in dat hoofdstuk gestelde voorwaarden voldoet.

 

Art. 110.

Met ‘externe opdracht waarvan de raad het algemeen belang erkent’ waarvan sprake in artikel 204, 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt onder meer bedoeld:

1° een functie of opdracht uitoefenen in een OCMW;

2° een functie of opdracht uitoefenen in een andere gemeente;

3° een functie of opdracht uitoefenen in een autonoom gemeentebedrijf;

4° een functie of opdracht uitoefenen in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap naar privaat recht, zoals bedoeld in afdeling III van Hoofdstuk II van Titel VII van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;

5° een functie of opdracht uitoefenen in een intergemeentelijk samenwerkingsverband.

 

Art. 111.

Het verlof voor opdracht of de schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt niet gelijkgesteld met dienstactiviteit.

 

Art. 112.

Het personeelslid vraagt het verlof voor opdracht zoals bedoeld in Art. 109 §1, of de schorsing van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in Art. 109 §2, tijdig, bij voorkeur 3 maanden op voorhand, aan.

 

Met toepassing van artikel 86 en 92, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

 

Als het hoofd van het personeel zelf verlof voor opdracht of een schorsing van de arbeidsovereenkomst op grond van dit hoofdstuk aanvraagt, beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Art. 113.

Met toepassing van artikel 208 van het Besluit van de Vlaamse Regering dient het personeelslid dat vóór het verstrijken van de termijn een einde wil stellen aan het verlof voor opdracht of aan de schorsing van de arbeidsovereenkomst, zo snel mogelijk en bij voorkeur 3 maanden op voorhand, een aanvraag in bij het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid.

 

Het hoofd van het personeel of het bevoegde personeelslid beslist over de aanvraag tot voortijdige beëindiging, rekening houdend met de goede werking van de dienst.

 

Als het hoofd van het personeel zelf een einde wil stellen aan zijn eigen verlof voor opdracht of aan zijn eigen schorsing van de arbeidsovereenkomst, beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Hoofdstuk IX. Terbeschikkingstelling

 

Art. 114.

§1. Het vast aangestelde personeelslid kan ter beschikking gesteld worden van een gebruiker onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk bepaald worden, en met toepassing van artikel 104 §4, artikel 104bis, artikel 195 §2 en artikel 230 van het Gemeentedecreet.

 

§2. In toepassing van artikel 144bis van de Nieuwe Gemeentewet kan het contractueel aangestelde personeelslid ter beschikking gesteld worden van een gebruiker, onder de voorwaarden bepaald in artikel 144bis en aangevuld met de voorwaarden die in dit hoofdstuk verder bepaald worden. Het contractueel aangestelde personeelslid kan niet ter beschikking gesteld worden tijdens de eerste 3 maanden van zijn tewerkstelling.

 

Art. 115.

§1. Naast de gemeente oefent ook de gebruiker werkgeversgezag uit over het ter beschikking gesteld personeelslid. De gebruiker kan instructies en bevelen geven, en afspraken maken met het personeelslid.

 

§2. Het ter beschikking gesteld personeelslid is onderworpen aan de arbeidsorganisatie van de gebruiker. Met arbeidsorganisatie wordt in dit geval onder meer bedoeld: de arbeidsduur, de feestdagenregeling, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de arbeid van jeugdige personen, de nachtarbeid of het welzijn op het werk.

 

§3. De gebruiker beslist na overleg met de gemeente over de toekenning van verloven en afwezigheden aan het ter beschikking gesteld personeelslid.

 

§4. De gemeente evalueert het ter beschikking gesteld personeelslid op basis van een verslag van de gebruiker.

 

§5. De gemeente kan in voorkomend geval een tuchtprocedure tegen het ter beschikking gesteld personeelslid opstarten op verslag van de gebruiker.

 

Art. 116.

De terbeschikkingstelling van het vast aangestelde personeelslid is onderworpen aan volgende voorwaarden:

1° De terbeschikkingstelling moet een beperkte tijd hebben.

2° De arbeidsvoorwaarden en het salaris, met inbegrip van de vergoedingen, voordelen, verloven en afwezigheden, van het ter beschikking gesteld personeelslid worden exclusief vastgesteld door de gemeente. De gemeente betaalt het salaris, eventueel aangevuld met toelagen en vergoedingen, rechtstreeks aan het ter beschikking gesteld personeelslid. In een overeenkomst tussen gemeente en gebruiker wordt de eventuele terugbetaling van de werkgeverskosten geregeld.

3° Gedurende de periode waarin het vast aangestelde personeelslid ter beschikking van de gebruiker wordt gesteld is de gebruiker verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid die gelden op de plaats van het werk zoals bedoeld bij artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

4° De voorwaarden en de duur van de terbeschikkingstelling evenals de aard van de opdracht moeten worden vastgesteld in de overeenkomst, afgesloten door de gemeenteraad en de gebruiker.

 

Art. 117.

Met toepassing van artikel 86, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, beslist het hoofd van het personeel over de terbeschikkingstelling.

 

Hoofdstuk X. Het uitlenen van personeel aan een gebruiker

 

Art. 118. Geschrapt

 

Art. 119. Geschrapt

 

Art. 120. Geschrapt

 

Art. 121. Geschrapt

 

Hoofdstuk XI. Het omstandigheidsverlof

 

Art. 122.

§1. Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de in artikel 209 van het Besluit van de Vlaamse Regering opgesomde gebeurtenissen.

 

§2. Op het contractueel aangesteld personeelslid is verder artikel 30 van de Arbeidsovereenkomstenwet rechtstreeks van toepassing, aangevuld met het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers, aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten.

 

§3. In aanvulling op artikel 209, voorlaatste lid van het Besluit van de Vlaamse Regering is het omstandigheidsverlof enkel bezoldigd als het omstandigheidsverlof samenvalt met dagen waarop normaal gewerkt zou zijn, en met de uren die gedurende deze dagen normaal gepresteerd zouden worden.

 

Art. 123.

Om gerechtigd te zijn op het salaris moet het personeelslid het bestuur vooraf verwittigen. Indien dit niet mogelijk is moet hij het bestuur zo spoedig mogelijk verwittigen. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.

 

Met toepassing van artikel 86 en 92, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag, zonder dat het recht op omstandigheidsverlof ter discussie kan gesteld worden. Het personeelslid dient een bewijsstuk ter verantwoording voor te leggen.

 

Als het hoofd van het personeel zelf recht heeft op omstandigheidsverlof, beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Art. 124.

Het personeelslid is verplicht het omstandigheidsverlof op te nemen binnen volgende termijnen:

1° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 1° en 4° van het Besluit van de Vlaamse Regering betreft: binnen de week waarin het huwelijk zich voordoet, of tijdens de volgende week;

2° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 2° van dat besluit betreft: binnen de 4 maanden vanaf de bevalling;

3° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 5° en 6° van dat besluit betreft: binnen de 30 dagen na het overlijden;

4° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 3° van dat besluit betreft: binnen de 30 dagen na het overlijden.

 

Hoofdstuk XII. Het onbetaald verlof

 

Art. 125. Onbetaald verlof als gunst

Het hoofd van het personeel kan aan het personeelslid onbetaald verlof toestaan om de prestaties volledig of gedeeltelijk te onderbreken, als de goede werking van de dienst dat toelaat, in toepassing van Art. 200 van het Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 (zoals gewijzigd en aangevuld bij Besluit van de Vlaamse regering van 2 december 2016).

 

Het verlof, vermeld in het eerste lid, kan worden toegestaan voor:

1° twintig dagen per kalenderjaar, te nemen in volledige of halve dagen en al dan niet in aaneensluitende perioden;

2° twee jaar gedurende de loopbaan, te nemen in al dan niet aaneensluitende perioden van minimaal één maand;

3° andere periodes, mits akkoord van het hoofd van het personeel.

 

Het onbetaald gunstverlof is niet gelijkgesteld met dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand bedraagt of deeltijds verlof betreft.

 

Art.125bis. Onbetaald verlof als recht

§1. Het personeelslid heeft het recht om tijdens de loopbaan twaalf maanden voltijds de loopbaan te onderbreken in periodes van minimaal een maand, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel. Dit is in toepassing van artikel 210 van het Besluit van de Vlaamse Regering. Zodra het personeelslid 55 jaar is, verwerft het een bijkomend recht om twaalf maanden voltijds de loopbaan te onderbreken, te nemen in periodes van minimaal een maand, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel.

 

Het personeelslid heeft het recht om tijdens de loopbaan gedurende zestig maanden de prestaties te verminderen tot 80% of tot 50% van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel. Dat deeltijdse onbetaalde verlof kan alleen genomen worden in periodes van minimaal drie maanden. Zodra het personeelslid 55 jaar is, heeft hij altijd het recht om de prestaties te verminderen tot 80% of tot 50% van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel.

 

§2. Volgende personeelscategorieën kunnen door het hoofd van het personeel worden uitgesloten van het voordeel van het recht op onbetaald verlof om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst:

1° de leidinggevende;

2° het personeelslid met minder dan 12 maanden graadanciënniteit.

 

§3. Het verlof is gelijkgesteld met dienstactiviteit (artikel 211 van het besluit van de Vlaamse Regering).

Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid, met uitzondering van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maakt geen einde aan het toegekende onbetaalde verlof.

Als een feestdag op een dag onbetaald verlof valt, wordt die feestdag niet vervangen.

 

§4. Het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, beslist over de aanvraag.

Zo kan hij:

1° het onbetaald verlof toestaan;

2° het onbetaald verlof weigeren als de aanvraag niet voldoet aan alle voorwaarden die opgelegd worden in Art. 125 en Art. 125bis van deze rechtspositieregeling;

3° de ingangsdatum van het onbetaald verlof uitstellen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

4° de omvang van het onbetaald verlof beperken tot 20% van een voltijds equivalent om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

5° een minimumduur en/of een maximumduur opleggen, binnen de algemene grens van artikel 210 van het Besluit van de Vlaamse regering.

 

§5. Als een vast aangesteld statutair personeelslid binnen de diensten van het bestuur een contractuele betrekking, een mandaat, een tijdelijke aanstelling of een andere functie waaraan een proeftijd verbonden is, opneemt, wordt ambtshalve onbetaald verlof toegestaan voor maximaal de duur van het mandaat, de tijdelijke aanstelling of de proeftijd.

 

§6. Onder voorbehoud van andersluidende dwingende wetgeving is zowel volledig als gedeeltelijk onbetaald verlof niet mogelijk met andere systemen van verminderde prestaties. Het personeelslid in gedeeltelijk onbetaald verlof wordt niet gemachtigd om verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling van gedeeltelijk zorgkrediet. Wanneer het personeelslid in een systeem van gedeeltelijk onbetaald verlof stapt wordt automatisch een einde gemaakt aan andere systemen van verminderde prestaties.

 

Art. 126. Aanvraag van onbetaald verlof

§1. Het personeelslid dat onbetaald verlof wil opnemen zoals bedoeld in Art. 125 en Art. 125bis vraagt dit minstens 3 maanden op voorhand aan, tenzij het hoofd van het personeel een kortere termijn aanvaardt.

 

§2. Het personeelslid dat met toepassing van Art. 125 §1 van deze rechtspositieregeling onbetaald verlof heeft gekregen kan vervroegd terugkeren na een opzegtermijn van 3 maanden, die ingaat vanaf de eerste van de maand volgend op de vraag tot vervroegde terugkeer. In situaties van overmacht of wanneer de goede werking van de openbare dienst hierdoor niet wordt verstoord kan het personeelslid sneller dan na 3 maanden terug komen. Het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid, beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht en/of de impact op de werking van de openbare dienst en neemt de beslissing.

 

§3. De algemeen directeur en de financieel directeur van de gemeente kunnen op hun verzoek het onbetaald verlof aanvragen.

Als het hoofd van het personeel zelf het onbetaald verlof aanvraagt, beslist het college van burgemeester en schepenen.

In voorkomend geval staat het college van burgemeester en schepenen, als de algemeen directeur dit aanvraagt, of het hoofd van het personeel, als de financieel directeur van de gemeente dit aanvraagt, het onbetaald verlof toe als en voor zover de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.

 

Hoofdstuk XIII. De dienstvrijstellingen

 

Art. 127.

Met toepassing van artikel 212 tot en met artikel 216 van het Besluit van de Vlaamse Regering krijgt het personeelslid dienstvrijstelling.

 

Art. 128.

In toepassing van artikel 217 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt geen dienstvrijstelling voorzien voor medische onderzoeken.

Uitzonderingen kunnen voorzien worden voor:

1° verplicht medisch onderzoek of medische handelingen die door de arbeidsgeneesheer opgelegd worden. Aanbevelingen van de arbeidsgeneesheer vallen niet onder deze uitzondering;

2° een oproep door de arbeidsongevallenverzekeraar van de gemeente.

In ieder geval neemt het hoofd van het personeel de beslissing over het al dan niet toestaan van deze uitzonderingsregel. 

 

Art. 129.

Het hoofd van het personeel is gemachtigd om dienstvrijstelling te verlenen in gevallen, niet voorzien in het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 130.

Het personeelslid dat een beroep wil doen op een dienstvrijstelling, brengt het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, zo snel mogelijk op de hoogte. Het hoofd van het personeel of het bevoegde personeelslid kan een bewijsstuk ter verantwoording vragen.

 

Als het hoofd van het personeel zelf recht heeft op dienstvrijstelling, beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Art. 131.

Met toepassing van artikel 43 §1, Gemeentedecreet, is het college van burgemeester en schepenen bevoegd om de verdere regels voor aanvraag en opname van dienstvrijstellingen te bepalen.

 

Hoofdstuk XIV. Andere bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden

 

Art. 132.

Volgende verplicht bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden zijn van toepassing op het personeel:

1° politiek verlof zoals bedoeld in het decreet van 14 maart 2003 houdende regeling van het politiek verlof voor personeelsleden van provincies, gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die onder hun controle of toezicht vallen;

2° vakbondsverlof zoals bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

3° verplichte schorsingen van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Art. 133. De federale thematische verloven van loopbaanonderbreking

§1. Met toepassing van artikel 99 tot en met artikel 107bis van de Herstelwet houdende sociale bepalingen van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen zijn de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking van toepassing op het personeel.

Het gaat meer bepaald om:

1° ouderschapsverlof, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, BS 7 november 1997;

2° medische bijstand, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, BS 8 september 1998;

3° palliatief verlof, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, BS 12 januari 1991.

 

§2. Het personeelslid dat een beroep wil doen op de in §1 bedoelde federale thematische verloven van loopbaanonderbreking vraagt ouderschapsverlof minstens 3 maanden op voorhand aan.

Voor palliatief verlof en medische bijstand gebeurt de aanvraag minstens zeven kalenderdagen voor de ingangsdatum van de schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties, tenzij het hoofd van het personeel en het personeelslid schriftelijk of per mail een andere termijn overeenkomen.

Met toepassing van artikel 99 van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en van de artikelen 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

Als het hoofd van het personeel zelf een beroep wil doen op de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

Art. 134. Vlaams zorgkrediet

§1. De regeling inzake het Vlaams zorgkrediet, zoals die is vastgesteld door het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, is van toepassing op het personeel.

 

§2. Volgende personeelscategorieën kunnen door het hoofd van het personeel worden uitgesloten van het voordeel van het recht op Vlaams Zorgkrediet om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst:

1° de leidinggevende;

2° het personeelslid met minder dan 12 maanden graadanciënniteit.

 

§3. Het personeelslid dat een beroep wil doen op het Vlaams zorgkrediet vraagt dit minstens 3 maanden op voorhand aan, tenzij het hoofd van het personeel een kortere termijn aanvaardt. Volgens de artikelen 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

Met toepassing van artikel 99 van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen kan hij:

1° het verlof toestaan;

2° het verlof weigeren als de aanvraag niet voldoet aan alle voorwaarden die opgelegd worden in het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, aangevuld met de voorwaarden in Art. 134 en Art. 135 van deze rechtspositieregeling;

3° de ingangsdatum van het verlof uitstellen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

4° de omvang van het verlof beperken tot 20% van een voltijds equivalent om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

5° een minimumduur en/of een maximumduur opleggen, binnen de algemene grens van artikel 8 en 9 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet.

 

§4. De algemeen directeur en de financieel directeur van de gemeente kunnen het Vlaams zorgkrediet als gunst aanvragen.

Als het hoofd van het personeel zelf het Vlaamse zorgkrediet als gunst aanvraagt, beslist het college van burgemeester en schepenen.

In voorkomend geval staat het college van burgemeester en schepenen, als de algemeen directeur dit aanvraagt, of het hoofd van het personeel, als de financieel directeur van de gemeente dit aanvraagt, het Vlaams zorgkrediet als gunst toe als en voor zover de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.

 

Art. 135. Vlaams zorgkrediet en andere afwezigheden

§1. Het verlof of de afwezigheid wegens een andere reden dan de afwezigheid wegens Vlaams zorgkrediet maakt geen einde aan het Vlaams zorgkrediet. Evenmin wordt het Vlaams zorgkrediet geschorst.

 

Onder voorbehoud van andersluidende wettelijke bepalingen is de cumulatie van het Vlaams zorgkrediet met andere afwezigheden niet mogelijk en primeert het toegekende Vlaams zorgkrediet.

 

§2. Het personeelslid dat met toepassing van Art. 133 van deze rechtspositieregeling verlof voor de opname van Vlaams zorgkrediet heeft gekregen kan vervroegd terugkeren na een opzegtermijn van 3 maanden die ingaat vanaf de eerste dag van de maand volgend op de vraag tot vervroegde terugkeer. In situaties van overmacht of wanneer de goede werking van de openbare dienst hierdoor niet wordt verstoord kan het personeelslid sneller dan 1 maand terugkeren. Het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid, beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht en/of de impact op de werking van de openbare dienst en neemt de beslissing.

 

Als het hoofd van het personeel zelf zijn verlof, verkregen met toepassing van Art. 134 §4 van deze rechtspositieregeling, voortijdig wil beëindigen, beslist het college van burgemeester en schepenen.

 

TITEL X. Slotbepalingen en overgangsbepalingen

 

Art. 136.

Op de ambtenaar die met toepassing van art. 234 van het Besluit van de Vlaamse Regering zijn vorige ziektekredietregeling behoudt, is de wet van 27 juni 2016 van toepassing. Deze zegt:

- vanaf 1 juli 2016 zal het personeelslid dat 365 kalenderdagen ziek is vanaf zijn 62e verjaardag ambtshalve op pensioen worden gesteld;

- vanaf 1 januari 2017 wordt rekening gehouden met een leeftijd van 62 jaar en 6 maanden;

- vanaf 1 januari 2018 wordt rekening gehouden met een leeftijd van 63 jaar.

 

Art. 137

zonder inhoud

 

Art. 138.

Artikel 232 van het Besluit van de Vlaamse Regering is ook van toepassing op het contractuele personeelslid. 

 

Art.139

zonder inhoud

 

Art. 140.

Het personeelslid dat vóór 1 februari 2017 een verlof voor deeltijdse prestaties of een onbetaald verlof genoot, behoudt dit verlof aan dezelfde voorwaarden en gedurende de periode dat het verlof werd toegestaan (art. 237bis Besluit van de Vlaamse Regering, zoals aangevuld door het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2016).

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

GBS De Horizon - aanwerving directeur - algemeen kader - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Bea Van Oosterwijck, directeur van de gemeentelijke basisschool De Horizon, is vanaf 1 juli 2018 op pensioen gesteld.

Bea Van Oosterwijck was vastbenoemd als directeur. Hierdoor komen deze uren vacant, en moet een aanstellingsprocedure worden opgestart.

De koepelorganisatie OVSG raadt aan om eerst een algemeen kader voor selectie van een directeur op te maken, en dit te laten goedkeuren door de gemeenteraad.

De eigen, gemeentelijke rechtspositieregeling is niet van toepassing op het gesubsidieerd onderwijspersoneel. De Vlaamse onderwijswetgeving legt bovendien zeer weinig voorwaarden op voor de aanstelling van een nieuwe directeur, en geen voorwaarden voor de selectie ervan.

Hierdoor staat het het schoolbestuur vrij om een aantal keuzes te maken.

Een selectieprocedure kan bestaan uit verschillende onderdelen: schriftelijke proef, mondelinge proef, assessment door extern bureau, ... Deze moeten vastgelegd worden.

Verder kan ook beslist worden om wel of geen proefperiode vast te leggen bij de start van een nieuwe directeur.

Er moet ook bepaald worden of een wervingsreserve wordt aangelegd of niet, en voor hoelang. Tot slot kunnen ook aanvullende aanwervings- of bevorderingsvoorwaarden worden vastgelegd.

 

Juridische gronden

 

Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 42.

 

Decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, de artikelen 19, 37bis §1, 40, 41 en 42.

 

Decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, de artikelen 73 §1, 1°, 2° en

6°, na wijziging.

 

Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale

voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het

gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de

rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, artikelen 11, 13, 14, 15, 16, 18, 22 en 26.

 

Protocol van het afzonderlijk hoog onderhandelingscomité van 11 oktober 2018.

 

Motivering

 

Het schoolbestuur wenst een kader op te stellen voor de selectieprocedure voor de directeur van de gemeentelijke basisschool De Horizon. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke context van de onderwijswetgeving en werking van een basisschool in het algemeen, en met die van de gemeentelijke basisschool De Horizon in het bijzonder. Hierbij oordeelt het bestuur dat het aanleggen van een wervingsreserve bij de selectieprocedure van directeur zinvol kan zijn. Een proefperiode moet mogelijk zijn, maar toch voldoende kansen en vertrouwen geven aan de directeur in kwestie. De selectieprocedure moet afgestemd worden op het functieprofiel.

 

Beraadslaging

 

Schepen Elisabeth Joris geeft toelichting bij onderhavig agendapunt.

 

Raadslid Thierry van der Straten Waillet vraagt waarom er tot nu gewacht is om het te doen.

 

Schepen Elisabeth Joris antwoordt dat de gemeente pas midden september op de hoogte werd gebracht over de pensionering van de titularis.

 

Raadslid Alex Van Loon stelt dat de bevorderingsvoorwaarden nogal summier zijn. Hij vraagt of er nog een profiel wordt opgesteld.

 

Schepen Elisabeth Joris antwoordt dat dit er reeds is.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen

 

Artikel 1 - Akkoord te gaan met onderstaande algemene afspraken voor de selectieprocedure voor directeur van de gemeentelijke basisschool De Horizon:

 

"Selectieprocedure directeur gemeentelijke basisschool De Horizon - algemeen kader

 

Artikel 1 -  Wervingsreserve

Er kan een wervingsreserve worden aangelegd voor de maximumduur van 3 jaar. Kandidaten blijven opgenomen in de wervingsreserve tot de duur verstrijkt of tot zij zelf vroegtijdig vragen geschrapt te worden.

 

Artikel 2 - Aanvullende aanwervings- of bevorderingsvoorwaarden

De aanvullende aanwervings- of bevorderingsvoorwaarden voor het ambt van directeur van de gemeentelijke basisschool worden vastgesteld als volgt:

         beantwoorden aan het schoolspecifiek profiel van directeur.

 

Bovendien moet er een gunstige beoordeling van de "tijdelijke aanstelling in afwachting van vaste benoeming" (hierna verder "proefperiode" genoemd) zijn vooraleer de definitieve benoeming kan gebeuren.

 

Artikel 3 - Proefperiode

Bij de aanstelling van een directeur basisonderwijs in een vacante betrekking wordt steeds een proefperiode voorzien. De maximale duur van deze proefperiode komt overeen met de maximale duur zoals bepaald in artikel 42§1c van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs en kan worden verlengd conform de bepalingen van dit artikel 42. Voor de begeleiding en beoordeling van deze proefperiode kan het college van burgemeester en schepenen beroep doen op externen.

 

Artikel 4 - Selectieproef

Het programma van de selectieproef bestaat uit ten minste een mondeling onderdeel, eventueel aan te vullen met een schriftelijke proef, wanneer er meerdere kandidaten zijn, of de jury dit gewenst acht. Een eventueel psycho-sociaal onderdeel wordt afgenomen door een al dan niet extern psychosociaal consulent/psycholoog.

 

Artikel 5 - Samenstelling jury

De jury voor de selectieproeven bestaat uit de functioneel verantwoordelijke of een andere leidinggevende, aangevuld met minstens 2 externe ervaringsdeskundigen. Er wordt geprobeerd om beide geslachten te vertegenwoordigen.

 

Artikel 6 -  Bekendmaking vacature en indiening kandidatuur

Tussen de bekendmaking van een vacature en de uiterste datum voor de indiening van kandidaturen, verlopen minstens 14 kalenderdagen. De dag van de bekendmaking van de vacature is niet in de termijn begrepen, de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen wel. Als de uiterste datum op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

De datum van ontvangst van de kandidatuur wordt beschouwd als de datum dat de kandidatuur is ingediend. De datum van ontvangst, meegedeeld in de ontvangstmelding, geldt als datum van indiening van de kandidatuur.

De uiterste datum van kandidaatstelling geldt op straffe van onontvankelijkheid.

 

Artikel 7 - Kanalen bekendmaking

Bij externe bekendmaking wordt de vacature ten minste in twee verschillende bekendmakingskanalen, waaronder ten minste één persorgaan of tijdschrift, bekendgemaakt.

Het college van burgemeester en schepenen kiest de wijze van bekendmaking uit volgende mogelijkheden:

         nationaal verschijnende kranten of weekbladen

         regionaal verschijnende kranten of weekbladen

         gespecialiseerde tijdschriften van beroepsgroepen of beroepsorganisaties

         VDAB

         gemeentelijke website, website van OVSG en/of VVSG.

 

Bij interne bekendmaking wordt de kandidatuur enkel intern bekendgemaakt.

 

Artikel 8 - Vacaturebericht

Het vacaturebericht bevat ten minste:

         omschrijving van de vacante betrekking

         aanwervings-/bevorderingsvoorwaarden

         wijze waarop men zich kandidaat kan stellen

         uiterste datum om zich kandidaat te stellen

         al dan niet aanleggen van een wervingsreserve en duur ervan.

 

Artikel 9 - Concrete uitwerking

Bij de vaststelling van de concrete selectieprocedure houdt het college van burgemeester en schepenen rekening met de kostprijs en met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie.

 

Artikel 10 - Uitsluitingen

Dit algemeen kader is niet van toepassing op personeelsleden die tijdelijk aangesteld worden ter vervanging van een tijdelijk afwezige directeur."

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Vragen en mededelingen

 

Raadslid Dries Van Dyck geeft toelichting bij enkele evenementen.

         Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx nodigt de raadsleden uit op de 11 november herdenking.

         Raadslid Alain De Laet vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot de gemeenteschool op de site PPS Oost. Schepen Wouter Patho licht toe dat Van Roey heeft voorgesteld om de school te behouden en te renoveren. Mogelijk zou onderaan een buurtwinkel kunnen komen. Er zullen geen grote private tuinen worden voorzien, de parkeerplaatsen worden afgewerkt en er zal meer groen worden voorzien. Schepen Wouter Patho voegt toe dat dit allemaal nog voorwaardelijk is, dat alles nog niet definitief is. Raadslid Alain De Laet vraagt op de hoogte gehouden te worden wanneer er zaken een meer definitieve status hebben.

         Raadslid Alain De Laet licht toe dat hij in de krant moet lezen dat er een toelichtingsvergadering zal plaatsvinden in verband met windmolens. Is het college van burgemeester en schepenen hierop uitgenodigd en kunnen de gemeenteraadsleden er naartoe?

Schepen Wouter Patho licht toe dat het een privé-initiatief is. Deze initiatiefnemers hebben uitnodigingen verstuurd naar omwonenden. Het college van burgemeester en schepenen werd ook uitgenodigd. De gouverneur zou een sterke pleitbezorger zijn van groene energie. Zij zou ook aanwezig zijn. Het standpunt van het college van burgemeester en schepenen is dat er geen overlast mag zijn en dat er betrokkenheid/draagvlak bij de buurt moet worden gecreëerd.

         Raadslid Alain De Laet merkt op dat de verkiezingsborden verwijderd zijn, maar dat de gaten niet gedicht werden. Algemeen directeur Sven Brabants licht toe dat afgelopen vrijdag de opdracht werd gegeven om deze gaten te dichten.

         Raadslid Alain De Laet merkt op dat er een perscommuniqué van het college van burgemeester en schepenen op de website stond. Hij merkt op dat de gemeenteraad hierbij niet betrokken werd, terwijl dit het hoogste orgaan is. Bovendien werd dit communiqué gepubliceerd op de officiële kanalen van de gemeente. Daarbij komt dan ook nog dat de publicatie gebeurde vlak na de gemeenteraad. Plots wordt er ook hoogdringendheid ingeroepen om te beslissen dan het communiqué gepubliceerd moet worden, terwijl het perfect vroeger besproken had kunnen worden, zelfs op een gemeenteraad, besluit raadslid Alain De Laet.

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx geeft een toelichting waarbij onder andere volgende elementen aan bod komen:

         Het is de eerste keer dat de gemeente/het gemeentebestuur werd aangevallen.

         In het communiqué werden de zaken op een zeer objectieve manier weergegeven. Het werd in het college van burgemeester en schepenen besproken. Het communiqué heeft verduidelijkt wat er in welke orgaan werd beslist.

         De gemeenteraad kan kennis nemen van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen via de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen.

Raadslid Alain De Laet stelt dat hij niet begrijpt waarom het dan niet op de gemeenteraad werd besproken en waarom het ineens hoogdringend was.

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx licht toe dat er op een kordate en juiste manier werd geantwoord. De tijd werd genomen om de feiten op te lijsten in tegenstelling tot wat de journalist deed. Vervolgens werd kort op de bal gereageerd.

Raadslid Alain De Laet stelt dat als het gemeentebestuur wordt aangevallen, dit niet alleen het college van burgemeester en schepenen is.

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx stelt dat het college van burgemeester en schepenen de vertegenwoordiger is van het gemeentebestuur.

Raadslid Pieter van Boxel vraagt of het volledige college van burgemeester en schepenen betrokken was bij de beslissing. Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx antwoordt bevestigend.

         Raadslid Pieter van Boxel merkt op dat er 1 bord dat een wegversmalling aangeeft ongelukkig staat in de Slachterijstraat. Er staat regelmatig een bestelwagen voor, wat maakt dat het verwarrend is wie voorrang heeft.

Schepen Mieke Vermeyen licht toe dat de bordjes zo gezet zijn dat ze zo min mogelijk hinder veroorzaken. Anders zouden ze voor een winkel of oprit staan.

         Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx licht toe dat vandaag nog eens gevraagd werd om extra politietoezicht te houden in de Blijkerijstraat.

 

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Interpellatie over de ontsluiting van het vliegveld te Oostmalle

 

Raadslid Alex Van Loon licht toe dat in de notulen van het college van burgemeester en schepenen van 27 augustus 2018 staat dat een visie op de ontsluiting van het militair domein van Malle en omgeving werd bezorgd aan het Vlaams Gewest.

 

Raadslid Alex Van Loon stelt volgende vragen:

         Wat houdt die visie in?

         Wat is intussen de stand van zaken over de herbestemming en de verkoop van het vliegveld te Oostmalle?

 

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx geeft een toelichting waarbij volgende elementen onder andere aan bod komen:

         Er moet rekening gehouden worden met het plan MER. De bepalingen moeten als bindende voorwaarde mee opgenomen worden bij de verkoop.

         Er moet aandacht zijn voor de doorwaadbaarheid van het gebied en de publieke toegankelijkheid.

         Het gebied moet als één geheel bekeken worden, behoudens een paar eilandjes.

         Het dossier heeft lang stil gelegen bij Vlaanderen. De gouverneur heeft er haar schouders onder gezet. Zij neemt het voortouw. Vorige week dinsdag was er een overleg bij de gouverneur. Diverse contracten met concessiehouders moeten nog onderzocht worden.

         Van zodra er meer definitieve zaken zijn, zal terugkoppeling worden gegeven.

 

Raadslid Alex Van Loon vraagt of het de bedoeling is om de bestemming vast te leggen en dan te verkopen.

 

Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx zegt dat het nodige als bindende voorwaarde in de verkoopaktes moet worden opgenomen. Defensie is hiermee akkoord.

 

Raadslid Alex Van Loon vraagt of het GRUP dan eerst in orde moet zijn. Burgemeester-voorzitter Harry Hendrickx bevestigt dit.

 

 

Publicatiedatum: 17/01/2019
Overzicht punten

GR van 22 oktober 2018

 

Interpellatie over de vraag naar de oplossingen voor de problemen die zich voordoen aan De Notelaar, specifiek de appartementen boven de BIB en de feestzaal

 

Raadslid Walter Vermeylen licht toe dat schepen Patho de gemeenteraadsleden schriftelijk zou informeren over de stand van zaken van verschillende problemen die werden opgesomd in het agendapunt van augustus, zoals het groen dak, de lift, de afwatering in de Kloosterstraat, enz.

 

Schepen Wouter Patho verontschuldigt zich dat het in de drukte van de afgelopen periode nog niet is gebeurd en geeft een toelichting waarbij onder andere volgende elementen aan bod komen:

         Het sijpelen in de lift is opgelost. Het herstel is een verzekeringskwestie.

         Een groot deel van de problemen waren te wijten aan het faillissement van de syndicus. Ondertussen is er een nieuwe syndicus die alles aan het recht trekken is.

         De plassen op de tussenverdieping waren het gevolg van een verstopping. Dit zou ondertussen opgelost moeten zijn.

         De afvoerbuisjes aan de Schoolstraat zijn uitgevoerd zoals door de architect voorzien.

         Het groen dak zou in orde moeten zijn.

         Het klopt dat het soms lang duurt vooraleer er een reactie komt bij een mankement. De Ideale Woning werkt met externe aannemers die meestal een aantal zaken samen laten komen.

         Blijf zeker alles melden, dan kunnen wij ook bij De Ideale Woning aandringen op snelle oplossingen.

 

 

Publicatiedatum: 17/01/2019