Raad voor maatschappelijk welzijn

Donderdag 19 mei 2022

 

Aanwezig

 

Voorzitter:

Jolien Vrints

Burgemeester:

Sanne Van Looy

Schepenen:

Dirk Gerinckx, Elisabeth Joris, Wim Jordens, Wouter Patho

Raadsleden:

Katleen Mintjens, Alain De Laet, Alexander Van Loon, Ingrid Vrints, Paul Van Ham, Kim Geys, Mieke Vermeyen, Peter Lacante, Mieke Laenen, Kris Mintjens, Wim Vervloet, Eddy Krijnen, Gert Peeters, Dries De Vry, Tom Lauryssen, Yannis Leirs, Kirsten Dewaelheyns, Dominique Defossez

Algemeen directeur:

Sven Brabants

 

Verontschuldigd

 

Schepen:

Dries Van Dyck

 

 

De gemeenteraad, regelmatig bijeengeroepen door de voorzitter overeenkomstig artikel 22 van het gemeentedecreet, vergadert in het gemeentehuis op 19 mei 2022.

 

De voorzitter stelt vast dat de raad wettelijk is samengesteld.

 

De voorzitter verklaart de vergadering om 22.54 uur voor geopend voor de behandeling van de volgende punten:

 

OPENBARE ZITTING

Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

Raad voor maatschappelijk welzijn - notulen en zittingsverslag 28 april 2022 - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

De vorige raad voor maatschappelijk welzijn vond plaats op 28 april 2022. De ontwerpnotulen en het ontwerpzittingsverslag die er betrekking op hebben, worden ter goedkeuring voorgelegd.

 

Juridische gronden

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 32, volgens artikel 74

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikels 277 en 278 betreffende de opmaak van de notulen

 

Huishoudelijk reglement van de raad voor maatschappelijk welzijn, zoals goedgekeurd in zitting van 31 januari 2019, artikels 31 en 32

 

Motivering

 

De raad voor maatschappelijk welzijn stelt vast dat de ontwerpnotulen en het ontwerpzittingsverslag van de zitting van 28 april 2022 correct en volledig werden opgesteld.

Beraadslaging

 

Voorzitter Jolien Vrints geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

De gemeenteraad besluit bij 24 ja stemmen

 

Artikel 1 - de ontwerpnotulen en het ontwerpzittingsverslag van de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 28 april 2022 goed te keuren.

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

IGEAN dienstverlening - agenda en vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger van het OCMW voor de jaarvergadering van 24 juni 2022 - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Algemeen

Met het K.B. van 3 januari 1969 werd overgegaan tot de oprichting van de coöperatieve vennootschap Intercommunale Grondbeleid en Expansie Antwerpen, verder IGEAN cv genoemd, gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad op 8 juli 1969.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 8 november 2003 werd IGEAN cv omgevormd tot een dienstverlenende vereniging IGEAN dienstverlening, gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad op 19 december 2003.

 

Met de beslissing van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken van 1 april 2004 werden de wijzigingen van de statuten en de omvorming van IGEAN cv in een dienstverlenende vereniging goedgekeurd.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 15 juni 2007 werd de statutenwijziging van IGEAN dienstverlening goedgekeurd en gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad op 13 augustus 2007 onder nr. 07120366.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 18 december 2013 werd de statutenwijziging van IGEAN dienstverlening goedgekeurd. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 10 april 2014 van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse rand.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 17 juni 2016 werd de statutenwijziging en verlenging van IGEAN dienstverlening tot 21 juni 2034 goedgekeurd. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 3 oktober 2016 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 19 december 2018 werd de statutenwijziging van IGEAN dienstverlening goedgekeurd, rekening houdend met het nieuwe decreet lokaal bestuur. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 19 maart 2019 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding.

 

Op de algemene vergadering van 28 juni 2019 werd de statutenwijziging van IGEAN dienstverlening goedgekeurd, rekening houdend met het nieuwe decreet lokaal bestuur. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 23 oktober 2019 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

 

Op de algemene vergadering van 19 juni 2020 werd de statutenwijziging van IGEAN dienstverlening in het kader van de zelfstandige groepering goedgekeurd. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 25 januari 2021 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

 

Op de algemene vergadering van 25 juni 2021 werd een statutenwijziging van IGEAN dienstverlening goedgekeurd in functie van het digitaal vergaderen. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 23 november 2021 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

 

Het OCMW is lid bij IGEAN dienstverlening.

 

Jaarverslag en jaarrekening

Artikel 35 van de statuten van IGEAN dienstverlening bepaalt dat de jaarvergadering elk jaar in de loop van het tweede kwartaal verplicht bijeenkomt. Op deze vergadering wordt de jaarrekening vastgesteld aan de hand van het verslag van de raad van bestuur en het verslag van de revisor.

 

De raad van bestuur van 4 mei 2022 heeft haar goedkeuring gehecht aan het jaarverslag 2021 evenals aan de jaarrekening 2021. De jaarvergadering verleent kwijting aan de leden van de raad van bestuur en de revisor.

 

Uitnodiging algemene vergadering - dagorde

De raad van bestuur van 4 mei 2022 heeft beslist om de jaarvergadering van 24 juni 2022 om 18.30 uur te organiseren in feestzaal ’s Graevenhof, Turnhoutsebaan 439-445 te 2970 Schilde.

 

De dagorde werd als volgt vastgelegd:

1. Goedkeuren van het verslag van de raad van bestuur over het boekjaar 2021

2. Goedkeuren van het verslag van de revisor over het boekjaar 2021

3. Goedkeuren van de jaarrekening 2021

4. Kwijting verlenen aan de bestuurders en aan de revisor over het boekjaar 2021.

 

Met het schrijven van IGEAN dienstverlening van 5 mei 2022 werd de uitnodiging en de dagorde voor de jaarvergadering van 24 juni 2022 aan alle deelnemers bezorgd.

 

Volgende documenten werden op dat ogenblik via het infonet ter beschikking gesteld van de deelnemers:

  1. uittreksels uit de beslissingen van de 462ste raad van bestuur van 4 mei 2022
  2. het jaarverslag 2021 met de jaarrekening 2021.

 

Vertegenwoordiger en mandaat algemene vergadering

De raad heeft met een afzonderlijk besluit de vertegenwoordiger van het OCMW voor de algemene vergadering van IGEAN dienstverlening reeds aangeduid. Artikel 432 van het decreet en artikel 33§1 van de statuten bepalen dat de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger wordt herhaald voor elke algemene vergadering.

 

Met onderstaande beslissing wordt aan deze vertegenwoordiger een mandaat gegeven.

 

Voorafgaande bespreking en adviezen

Toelichting en bespreking van het jaarverslag 2021 en de jaarrekening 2021 op de raad van bestuur van 4 mei 2022.

 

Juridische gronden

 

Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

 

Statuten van IGEAN dienstverlening

 

Beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 28 februari 2019 'IGEAN dienstverlening - aanduiding van de vertegenwoordigers van het OCMW tijdens de legislatuur 2019-2024 - goedkeuring'

 

Motivering

 

De raad voor maatschappelijk welzijn moet zijn goedkeuring geven aan de agendapunten van de algemene vergadering en het mandaat van de vertegenwoordigers vaststellen.

 

Het dossier met documentatiestukken werd aan de gemeente overgemaakt.

 

De raad voor maatschappelijk welzijn duidde op 28 februari 2019 mevrouw Ingrid Vrints, raadslid, wonende Aardekensweg 23 te 2390 Malle aan als vertegenwoordiger en duidde op 29 april 2021 de heer Yannis Leirs, raadslid, wonende Klaverveld 6 te 2390 Malle aan als plaatsvervangend vertegenwoordiger van het OCMW voor de algemene vergadering van IGEAN dienstverlening.

Beraadslaging

 

Voorzitter Jolien Vrints geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen en 2 onthoudingen (Wim Vervloet, Tom Lauryssen)

 

Artikel 1 - kennis te nemen van de volledige dagorde van de jaarvergadering van IGEAN dienstverlening die zal gehouden worden in de feestzaal ’s Graevenhof, Turnhoutsebaan 439-445 te 2970 Schilde op vrijdag 24 juni 2022 om 18.30 uur evenals van alle daarbij horende documenten en neemt op basis hiervan volgende beslissingen:

1. Goedkeuren van het verslag van de raad van bestuur over het boekjaar 2021

2. Goedkeuren van het verslag van de revisor over het boekjaar 2021

3. Goedkeuren van de jaarrekening 2021

4. Kwijting verlenen aan de bestuurders en aan de revisor over het boekjaar 2021.

 

Artikel 2 - de vertegenwoordiger van het OCMW, die met een afzonderlijk besluit werd benoemd, wordt gemandateerd om op de jaarvergadering van IGEAN dienstverlening van 24 juni 2022 deel te nemen aan de bespreking over de in artikel 1 vermelde agendapunten en te beraadslagen en te beslissen overeenkomstig dit besluit en verder al het nodige te doen om de volledige agenda af te werken.

 

Artikel 3 - ingevolge de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 28 februari 2019 mevrouw Ingrid Vrints, raadslid, wonende Aardekensweg 23 te 2390 Malle aan te duiden als vertegenwoordiger en ingevolge de beslissing van 29 april 2021 de heer Yannis Leirs, raadslid, wonende Klaverveld 6 te 2390 Malle aan te duiden als plaatsvervangend vertegenwoordiger om het OCMW te vertegenwoordigen op de algemene vergadering van IGEAN dienstverlening.

 

Artikel 4 - twee uittreksels van onderhavige raadsbeslissing aan IGEAN dienstverlening te bezorgen.

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

IGEAN milieu en veiligheid - agenda en vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger van het OCMW voor de jaarvergadering van 24 juni 2022 - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Algemeen

Op de buitengewone algemene vergadering van IGEAN cv van 8 november 2003 werd de oprichtingsakte van de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid verleden.

 

Op 19 december 2003 verscheen de publicatie van de oprichtingsakte en de statuten van IGEAN milieu & veiligheid in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad.

 

Met de beslissing van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken van 1 april 2004 werd de oprichting en de statuten van IGEAN milieu & veiligheid goedgekeurd.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 15 juni 2007 werd de statutenwijziging van IGEAN

milieu & veiligheid goedgekeurd en gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad op 13 augustus 2007 onder nr. 07120366.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 18 december 2013 werd de statutenwijziging van IGEAN milieu & veiligheid goedgekeurd. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 10 april 2014 van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse rand.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 17 juni 2016 werd de statutenwijziging en verlenging van IGEAN milieu & veiligheid tot 21 juni 2034 goedgekeurd. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 3 oktober 2016 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding.

 

Op de buitengewone algemene vergadering van 19 december 2018 werd de statutenwijziging van IGEAN milieu & veiligheid goedgekeurd, rekening houdend met het nieuwe decreet lokaal bestuur. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 27 maart 2019 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding.

 

Op de algemene vergadering van 28 juni 2019 werd de statutenwijziging van IGEAN milieu & veiligheid goedgekeurd, rekening houdend met het nieuwe decreet lokaal bestuur. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 17 oktober 2019 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

 

Op de algemene vergadering van 25 juni 2021 werd een statutenwijziging van IGEAN milieu & veiligheid goedgekeurd in functie van het digitaal vergaderen. Dit werd bevestigd bij het Ministerieel Besluit van 23 november 2021 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

 

Het OCMW is lid bij IGEAN milieu & veiligheid.

 

Jaarverslag en jaarrekening

Artikel 36 van de statuten van IGEAN milieu & veiligheid bepaalt dat de jaarvergadering elk jaar in de loop van het tweede kwartaal verplicht bijeenkomt. Op deze vergadering wordt de jaarrekening vastgesteld aan de hand van het verslag van de raad van bestuur en het verslag van de revisor.

 

De raad van bestuur van 4 mei 2022 heeft haar goedkeuring gehecht aan het jaarverslag 2021 evenals aan de jaarrekening 2021. De jaarvergadering verleent kwijting aan de leden van de raad van bestuur en de revisor.

 

Benoemen bestuurder - raad van bestuur

Artikel 431 van het decreet lokaal bestuur bepaalt dat IGEAN milieu & veiligheid naast een algemene vergadering over een raad van bestuur beschikt. Artikel 434 van het decreet lokaal bestuur stelt dat het aantal leden van deze raad van bestuur maximaal 15 bedraagt.

 

Einde 2021 heeft Harry Debrabandere, burgemeester Lint, al zijn mandaten beëindigd waardoor hij ook geen lid meer is van de raad van bestuur.

De gemeenteraad van Lint heeft Rudy Verhoeven voorgedragen als kandidaat-bestuurder.

De benoeming van deze bestuurder wordt voorgelegd aan de jaarvergadering van 24 juni 2022.

 

Benoemen leden adviescomités

Artikel 28 van de statuten van IGEAN milieu & veiligheid bepaalt dat er een adviescomité “milieu” en een adviescomité “veiligheid” opgericht wordt.

Een adviescomité wordt opgericht op grond van de meervoudige doelstellingen van de vereniging en blijft in aantal beperkt tot het aantal doelstellingen. Enkel de gemeenten die belang hebben bij de betrokken doelstelling zijn vertegenwoordigd in dit adviescomité, dat bestaat uit uitvoerende mandatarissen die bevoegd zijn voor de betrokken doelstelling.

 

Het adviescomité “milieu” bestaat uit de schepenen van leefmilieu van de betrokken deelnemers.

 

Het adviescomité “veiligheid” bestaat uit één (1) vertegenwoordiger van elke betrokken deelnemer als vertegenwoordigers van de werkgevers, evenals uit maximum zeven (7) vertegenwoordigers van de werknemers en de vertegenwoordigers van de arbeidsinspectie die van rechtswege deel uitmaken van dit comité.

 

De leden van de adviescomités worden benoemd door de algemene vergadering.

 

Uitnodiging algemene vergadering - dagorde

De raad van bestuur van 4 mei 2022 heeft beslist om de jaarvergadering van 24 juni 2022 om 18.30 uur te organiseren in feestzaal ’s Graevenhof, Turnhoutsebaan 439-445 te 2970 Schilde.

 

De dagorde werd als volgt vastgelegd:

1. Goedkeuren van het verslag van de raad van bestuur over het boekjaar 2021

2. Goedkeuren van het verslag van de revisor over het boekjaar 2021

3. Goedkeuren van de jaarrekening 2021

4. Kwijting verlenen aan de bestuurders en aan de revisor over het boekjaar 2021.

5. Benoemen van een bestuurder en leden adviescomités.

 

Met het schrijven van IGEAN milieu & veiligheid van 5 mei 2022 werd de uitnodiging en de dagorde voor de jaarvergadering van 24 juni 2022 aan alle deelnemers bezorgd.

 

Volgende documenten werden op dat ogenblik via het infonet ter beschikking gesteld van de deelnemers:

  1. uittreksels uit de beslissingen van de 165ste raad van bestuur van 4 mei 2022
  2. het jaarverslag 2021 met de jaarrekening 2021.

 

Vertegenwoordiger en mandaat algemene vergadering

De raad heeft met een afzonderlijk besluit de vertegenwoordiger van het OCMW voor de algemene vergadering van IGEAN milieu & veiligheid reeds aangeduid. Artikel 432 van het decreet en artikel 34§1 van de statuten bepalen dat de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger wordt herhaald voor elke algemene vergadering.

 

Met onderstaande beslissing wordt aan deze vertegenwoordiger een mandaat gegeven.

 

Voorafgaande bespreking en adviezen

Toelichting en bespreking van het jaarverslag 2021 en de jaarrekening 2021 op de raad van bestuur van 4 mei 2022.

 

Juridische gronden

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017

 

Statuten van IGEAN milieu & veiligheid

 

Beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 28 februari 2019 'IGEAN milieu & veiligheid - aanduiding van de vertegenwoordigers van het OCMW tijdens de legislatuur 2019-2024 - goedkeuring'

 

Motivering

 

De raad voor maatschappelijk welzijn moet zijn goedkeuring geven aan de agendapunten van de algemene vergadering en het mandaat van de vertegenwoordigers vaststellen.

 

Het dossier met documentatiestukken werd aan de gemeente overgemaakt.

 

De raad voor maatschappelijk welzijn duidde op 28 februari 2019 de heer Wouter Patho, schepen, wonende Sint-Lenaartsebaan 32 te 2390 Malle aan als vertegenwoordiger en mevrouw Mieke Vermeyen, raadslid, wonende Bosdreef 8 te 2390 Malle als plaatsvervangend vertegenwoordiger van het OCMW voor de algemene vergadering van IGEAN milieu & veiligheid.

Beraadslaging

 

Voorzitter Jolien Vrints geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

De gemeenteraad besluit bij 22 ja stemmen en 2 onthoudingen (Wim Vervloet, Tom Lauryssen)

 

Artikel 1 - kennis te nemen van de volledige dagorde van de jaarvergadering van IGEAN milieu & veiligheid die zal gehouden worden in de feestzaal ’s Graevenhof, Turnhoutsebaan 439-445 te 2970 Schilde op vrijdag 24 juni 2022 om 18.30 uur evenals van alle daarbij horende documenten en neemt op basis hiervan volgende beslissingen:

1. Goedkeuren van het verslag van de raad van bestuur over het boekjaar 2020

2. Goedkeuren van het verslag van de revisor over het boekjaar 2020

3. Goedkeuren van de jaarrekening 2020

4. Kwijting verlenen aan de bestuurders en aan de revisor over het boekjaar 2020

5. Benoemen van een bestuurder en leden adviescomités.

 

Artikel 2 - de vertegenwoordiger van het OCMW, die met een afzonderlijk besluit werd benoemd, wordt gemandateerd om op de jaarvergadering van IGEAN dienstverlening van 24 juni 2022 deel te nemen aan de bespreking over de in artikel 1 vermelde agendapunten en te beraadslagen en te beslissen overeenkomstig dit besluit en verder al het nodige te doen om de volledige agenda af te werken.

 

Artikel 3 - ingevolge de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 28 februari 2019 de heer Wouter Patho, schepen, wonende Sint-Lenaartsebaan 32 te 2390 Malle aan te duiden als vertegenwoordiger en mevrouw Mieke Vermeyen, wonende Bosdreef 8 te 2390 Malle aan te duiden als plaatsvervangend vertegenwoordiger om het OCMW te vertegenwoordigen op de algemene vergadering van IGEAN dienstverlening.

 

Artikel 4 - twee uittreksels van onderhavige raadsbeslissing aan IGEAN dienstverlening te bezorgen.

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

OCMW-personeel - wijziging rechtspositieregeling OCMW-personeel categorie 1 en 2 - wijzigingen fietslease en actualisaties - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

De rechtspositieregeling werd de laatste keer aangepast op 7 november 2018.

 

Intussen zijn er enkele nieuwe wetten van kracht die nog niet werden geïntegreerd. De

rechtspositieregeling wordt daarom geactualiseerd.

 

Juridische gronden

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 77

 

Besluit van de Vlaamse regering van 12 november 2010 en latere wijzigingen betreffende de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel

 

Beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 7 november 2018 betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling en de anciënniteiten voor het OCMW-personeel categorie 1, 2 en 3

 

Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 24 september 2020 betreffende de wijziging van het organogram

 

Protocolakkoord van het Bijzonder Onderhandelingscomité van 20 april 2022, in verband met de wijziging van de rechtspositieregelingen

 

Motivering

 

De rechtspositieregeling wordt geactualiseerd:

         De mogelijkheid om een fiets te leasen in ruil voor (een deel van) de eindejaarspremie, vakantiedagen en/of de fietsvergoeding wordt opgenomen.

         Voor weekend- en nachtprestaties wordt de mogelijkheid opgenomen om met een financiële toeslag te werken in de plaats van inhaalrust.

         Er worden enkele noodzakelijke actualisaties opgenomen in afwachting van een nieuw rechtspositiebesluit (door de regering aangekondigd vanaf 1 januari 2023).

Beraadslaging

 

Voorzitter Jolien Vrints geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

De gemeenteraad besluit eenparig

 

Artikel 1 - De rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel categorie 1 & 2 (versie mei 2022) als volgt goed te keuren met ingang vanaf 1 juni 2022:

 

Inhoudstafel.......................................................................2

Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen..........................................3

Titel II. Personeelsformatie en organogram................................................4

Titel III. De loopbaan................................................................5

Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van functies....................................5

Hoofdstuk II. De aanwerving...........................................................5

Hoofdstuk III. Proeftijd...............................................................7

Hoofdstuk IV. Evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan...............................8

Hoofdstuk V. Evaluatie van de Algemeen directeur en de financieel directeur......................10

Hoofdstuk VI. Vorming, training en opleiding..............................................11

Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid..........................12

Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan.................................................12

Hoofdstuk IX. De bevordering.........................................................12

Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit....................13

Hoofdstuk XI. Externe personeelsmobiliteit tussen lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied.....14

Titel IV.Het mandaatstelsel, het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie......15

Titel V. De ambtshalve herplaatsing.....................................................16

Titel VI: Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging.17

Titel VII. Het salaris................................................................18

Titel VIII. Vakantiegeld, toelagen, vergoedingen en andere voordelen...........................19

Hoofdstuk I. Vakantiegeld............................................................19

Hoofdstuk II. De eindejaarstoelage.....................................................19

Hoofdstuk III. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen................20

Hoofdstuk IV. De overuren...........................................................20

Hoofdstuk V. De toelagen............................................................20

Hoofdstuk VI......................................................................21

Hoofdstuk VII. De vergoedingen.......................................................21

Hoofdstuk VIII. De sociale voordelen....................................................21

Titel IX. Verloven en afwezigheden.....................................................23

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen.....................................................23

Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen................................................23

Hoofdstuk III. De feestdagen.........................................................24

Hoofdstuk IV . Bevallingsverlof en opvangverlof............................................24

Hoofdstuk V. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid .........................................25

Hoofdstuk VI. Disponibiliteit..........................................................27

Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht....................................................27

Hoofdstuk IX. Terbeschikkingstelling....................................................28

Hoofdstuk X. Het uitlenen van personeel aan een gebruiker...................................29

Hoofdstuk XI. Het omstandigheidsverlof.................................................29

Hoofdstuk XII. Het onbetaald verlof.....................................................30

Hoofdstuk XIII. De dienstvrijstellingen...................................................31

Hoofdstuk XIV. De andere bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden..................32

TITEL X. Slotbepalingen en overgangsbepalingen...........................................34

Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen

 

Art. 1.

Deze rechtspositieregeling werd opgemaakt met toepassing van artikel 105 §1, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van het Besluit van de Vlaamse Regering. In deze rechtspositieregeling wordt het Besluit van de Vlaamse Regering als basisdocument gehanteerd. Alle artikels van het Besluit van de Vlaamse Regering zijn integraal van toepassing. In deze rechtspositieregeling worden dan ook enkel de beslissingen die volgens het Besluit van de Vlaamse Regering kunnen ofmoeten genomen worden door de gemeenteraad opgenomen.

Deze rechtspositieregeling werd aangepast met toepassing van artikel 115 van het OCMW-decreet van 19 december 2008 en van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW.

 

Art. 2. Toepassingsgebied

§1. Deze rechtspositieregeling is met toepassing van artikel 42 van de organieke wet van 8 juli 1976 van toepassing op het OCMW-personeel. Met OCMW-personeel wordt bedoeld het personeel dat eenzijdig als statutair personeelslid aangesteld werd, evenals het personeel dat met een arbeidsovereenkomst aangeworven werd.

 

§2. Deze rechtspositieregeling is echter niet van toepassing op

         medewerkers van categorie 3 (art 104 §6 van OCMW-decreet): specifieke diensten (woonzorgcentrum, thuisdienst, strijkatelier, kinderopvang)

         medewerkers met toepassing van art 60, §7, van het OCMW-decreet

 

Art. 3. Definities

§1. Onder aanstellende overheid wordt verstaan de raad voor maatschappelijk welzijn (OCMW-raad).

 

§2. Onder Besluit van de Vlaamse Regering wordt verstaan het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

 

§3. Onder Arbeidstijdwet wordt verstaan de Wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.

 

§4. Onder Arbeidsovereenkomstenwet wordt verstaan de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

 

§5. Onder Jaarlijkse Vakantiewet Werknemers wordt verstaan de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

 

§6. Waar in deze rechtspositieregeling gesproken wordt over ‘medewerker’, ‘hij’, ‘zijn’, etc wordt eveneens bedoeld ‘medewerkster’, ‘zij’, ‘haar’, etc.

 

§7. Onder Arbeidswet wordt verstaan de Wet van 16 maart 1971.

 

§8. Onder Besluit van de Vlaamse Regering OCMW wordt verstaan het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 en latere wijzigingen houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Titel II. Personeelsplan en organogram

 

Art. 4.

De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn van 31 januari 2019 stelden het gezamenlijk organogram van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vast, conform artikel 161 van het decreet over het lokaal bestuur.

Het personeelsplan geeft een overzicht van de personeelsbezetting en fungeert als beheersinstrument in het kader voor organisatiebeheersing.

 

Titel III. De loopbaan

Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van functies

 

Art. 5.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering, bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Hoofdstuk II. De aanwerving

 

Art. 6.

De aanstellende overheid bepaalt de concrete wervings- en selectieprocedure met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van Hoofdstuk I en II van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

In toepassing van artikel 196 van het decreet lokaal bestuur kunnen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn onderling, of met één of meer andere overheden een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor de gezamenlijke werving en selectie van hun personeel en, in voorkomend geval, om gemeenschappelijke wervingsreserves aan te leggen. De samenwerking wordt vermeld in de vacantverklaring en het vacaturebericht. De betreffende aanstellende overheden stellen een specifieke afsprakennota op met de te volgen regels.

 

Art. 7.

In toepassing van artikel 11 §2, 2° en 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering moet de kandidaat voor een functie in de hogere rangen van niveau A, B, C en D minstens 3 jaar relevante beroepservaring hebben.

 

Art. 8. Aanvullende aanwervingsvoorwaarden

§1. De aanstellende overheid kan, indien nodig of gewenst, volgende aanvullende aanwervingsvoorwaarden vaststellen:

1° een bepaalde vorming, training of opleiding;

2° een aantal jaren relevante beroepservaring, al dan niet in een bepaalde functie.

3° bepaalde getuigschriften, attesten of brevetten;

4° bepaalde, relevante, competenties;

5° bepaalde expertise

 

§2. Voor de toegang tot het D-niveau moeten kandidaten een bewijs van scholing voorleggen. De aanstellende overheid kan dat bewijs van scholing verder specificeren.

 

Art. 9. Afwijken diplomavereiste

In uitzonderlijke gevallen kan de aanstellende overheid bij een vacantverklaring van een betrekking van niveau A, B of C, of, met toepassing van het vorige artikel, van niveau D, beslissen om de diplomavereiste die als regel geldt voor dat niveau te schrappen.

De beslissing om geen diplomavereiste  op te leggen moet steunen op objectieve criteria als:

1° gegevens van de regionale overheid over schaarste op de arbeidsmarkt om bepaalde betrekkingen te vervullen;

2° bepaalde functiespecifieke criteria.

 

De aanstellende overheid volgt in voorkomend geval de voorwaarden opgelegd door artikel 12, artikel 19 §2, tweede lid en artikel 20, tweede lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 10. Vrijstelling selectieproeven

Kandidaten die nog in een wervingsreserve opgenomen zijn van een gelijkwaardige functie bij het OCMW, worden geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van deelname aan de psychotechnische proeven. Gelijkwaardige functies zijn diegenen die zich in eenzelfde graad bevinden en waarvoor eenzelfde selectieprogramma van toepassing is.  

 

Art. 11. Rekruteren

De aanstellende overheid rekruteert op zorgvuldige wijze de kandidaten met toepassing van afdeling II, hoofdstuk II, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens volgende regels:

 

1° De OCMW-raad stelt de functiebeschrijving vast.

2° Bij de keuze van het gepaste bekendmakingskanaal of –kanalen houdt de aanstellende overheid rekening met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie.

3° De uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen volgt minimaal 14 kalenderdagen op de datum van bekendmaking van de vacature.

 

Art. 12. Bewijsstukken

§1. Enkel de kandidaat die aan de voorwaarden voor de functie voldoet, neemt deel aan de selectieprocedure. Hij levert hiervoor de nodige bewijzen.

 

§2. In toepassing van artikel 16 en 17 van het Besluit van de Vlaamse Regering gelden volgende afwijkingen op §1 van dit artikel:

 

1° Laatstejaarsstudenten leveren het bewijs dat ze aan de diplomavereiste voldoen uiterlijk op de aanstellingsdatum.

2° Als de kandidaat een attest, brevet of getuigschrift van een specifieke opleiding moet voorleggen of behalen binnen de proeftijd of een andere vooropgestelde termijn, dan levert hij dat ten laatste bij de afloop van deze termijn. De aanstellende overheid regelt hiervan de concrete toepassing.

3° Een uittreksel uit het strafregister, gevraagd om het gedrag zoals vermeld in artikel 10, 1° van het Besluit van de Vlaamse Regering aan te tonen, moet voorgelegd worden vóór de aanstellingsdatum.

 

Art. 13. Selecteren

De aanstellende overheid selecteert op zorgvuldige wijze de meest geschikte kandidaat of kandidaten, met toepassing van afdeling III, hoofdstuk II, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens volgende regels:

1° De aanstellende overheid mag vanwege de specificiteit van de functies uitzonderlijk gemotiveerd afwijken van het minimum aantal externe commissieleden bepaald in artikel 18, tweede lid van het Besluit van de Vlaamse Regering.

2° Bij de vaststelling van de concrete selectieprocedure houdt de aanstellende overheid rekening met de kostprijs en met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie. De standaard selectie procedures zijn terug te vinden in bijlage 7 van deze rechtspositieregeling.

3° Op voorstel van de aanstellende overheid bepaalt de raad in welke gevallen selecties geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden.

 

Art. 14. Wervingsreserve

De aanstellende overheid beslist bij de vacant verklaring of er een wervingsreserve wordt aangelegd en hoe lang die geldig is. De geldingsduur van de wervingsreserve, met inbegrip van eventuele verlenging, bedraagt ten hoogste 36 maanden.

 

Kandidaten in de wervingsreserve die zonder ernstige motivatie een aanbod voor een vacante functie weigeren, worden uit de wervingsreserve geschrapt. De aanstellende overheid beoordeelt de ernst van de opgegeven motivatie.

 

Art. 15.

Niet van toepassing

 

Art. 16. Afwijkingen op de aanwervings- en selectieprocedure

§1. Met toepassing van artikel 25, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid in het geval van sociale tewerkstelling gemotiveerd beslissen om de wervings- en selectieprocedure aan te passen opdat de meest geschikte kandidaat uit de door de hogere overheid beoogde doelgroep geselecteerd wordt.

 

Onder sociale tewerkstelling wordt verstaan: de tewerkstelling van werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren, geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden en in uitvoering van een werkgelegenheidsmaatregel van een hogere overheid.

 

De selectieprocedure omvat minstens een interview of test die de motivatie, de belangstelling en de inzetbaarheid bij het OCMW van de kandidaten peilt.

 

§2. Met toepassing van artikel 26, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid gemotiveerd beslissen om afwezige personeelsleden tijdelijk te vervangen zonder bekendmaking en/of zonder selectieprocedure, of met een aangepaste wervings- en selectieprocedure.

 

§3. Met toepassing van artikel 27, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid gemotiveerd beslissen om contractuele betrekkingen waarvan de tewerkstellingsduur tot maximaal één of twee jaar beperkt is aan te stellen zonder bekendmaking en/of zonder selectieprocedure, of met een aangepaste wervings- en selectieprocedure.

 

§4. De aanstellende overheid kan conform het decreet van 27 april 2018 beroep doen op uitzendarbeid in de volgende situaties:

1° tijdelijke vervanging van een contractant wiens arbeidsovereenkomst geschorst of beëindigd is, of in deeltijdse afwezigheid omwille van een loopbaanstelsel

2° tijdelijke vervanging van een statutaire medewerker die zijn ambt niet of slechts deeltijds uitoefent

3° tijdelijke vermeerdering van werk

4° in het kader van tewerkstellingstrajecten

5° artistieke prestaties

6° uitzonderlijk werk

 

Art. 17.

In toepassing van artikel 23, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW worden 2 functies vervuld door personen met een arbeidshandicap.

Binnen het strijkatelier worden 2 functies (strijksters) voorzien voor deze doelgroep. Kandidaten voor deze gereserveerde functies moeten slagen voor een aangepaste, functiegerichte selectieprocedure. Aanvullend kunnen ook in andere functies personen met een arbeidshandicap terecht. De aanstellende overheid kan, in overleg met de aangestelde selectiecommissie, een aangepaste selectieprocedure voorzien om de bekwaamheid te beoordelen.

 

Hoofdstuk III. Proeftijd

 

Art. 18.

§1. In toepassing van artikel 86 en 114, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 organiseert het hoofd van het personeel de evaluatie tijdens de proeftijd, of tijdens de eerste 3 maanden na indiensttreding indien het een contractuele medewerker betreft:

 

1° binnen de grenzen van hoofdstuk III, Titel III, Besluit van de Vlaamse Regering aangevuld met Art. 19 van deze rechtspositieregeling, voor de statutair aangestelde personeelsleden,

2° binnen de grenzen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor de contractueel aangestelde personeelsleden.

Het evaluatiesysteem moet beantwoorden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

 

De OCMW-raad stelt onder meer de evaluatiecriteria en de evaluatiemomenten vast en wijst de evaluator of evaluatoren aan. De evaluator is voldoende competent om met kennis van zaken en op een objectieve, evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid.

 

Het hoofd van het personeel waakt erover dat de evaluator of de evaluatoren voldoende feedback geven aan het personeelslid over zijn wijze van functioneren. Meer informatie is terug te vinden in het evaluatiereglement.

 

§2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op de evaluatie tijdens de proeftijd van de algemeen directeur en de financieel directeur.

 

Art. 19. Bijzondere bepalingen voor de evaluatie van de statutaire personeelsleden op proef

§1. Onverminderd artikel 34 van het Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de proeftijd voor een statutair aangesteld personeelslid als volgt:

 

1° voor decretale graden en statutaire personeelsleden van niveau A en B: 12 maanden.

2° voor alle andere statutaire personeelsleden: 6 maanden;

 

§2. In toepassing van artikel 33 van het Besluit van de Vlaamse Regering hebben volgende periodes van afwezigheid automatisch een evenredige verlenging van de proeftijd van het statutair personeelslid tot gevolg: ziekte of ongeval, bevallingsrust, jaarlijkse vakantie, omstandigheidsverlof en elke andere periode van afwezigheid voor zover die minstens veertien kalenderdagen duurt.

 

In afwijking van het eerste lid kan de aanstellende overheid beslissen dat de proeftijd ten einde loopt en dat een eindbeoordeling zal worden uitgesproken wanneer meer dan het dubbele van de originele proeftijd voorbij is.

 

§3. Als de duur van de proeftijd zes maanden of meer is, kan de evaluator, in toepassing van artikel 35 §2 en 36 van het Besluit van de Vlaamse Regering, het statutaire personeelslid op proef tussentijds onderwerpen aan een evaluatie, op basis van aanhoudende tekortkomingen in het functioneren en na voldoende feedback en begeleiding.

 

Als het resultaat van de tussentijdse evaluatie ongunstig is, kan het statutaire personeelslid op proef ontslagen worden.

 

§4. In toepassing van artikel 35 §1 3de lid van het Besluit van de Vlaamse Regering kan de evaluator éénmalig een verlenging van de proeftijd voorstellen als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen.

 

Hoofdstuk IV. Evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan

 

Art. 20.

Hoofdstuk IV van deze rechtspositieregeling is niet van toepassing op de evaluatie van de algemeen directeur en de financieel directeur.

 

Art. 21.

Met toepassing van artikel 115 van het Gemeentedecreet organiseert het hoofd van het personeel voor elk personeelslid opvolging en feedback over zijn wijze van functioneren.

 

Het evaluatiesysteem kadert in het globale personeels- en organisatiebeleid en beantwoordt aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

 

De OCMW-raad stelt onder meer de evaluatiecriteria en de evaluatiemomenten vast en wijst de evaluator (of evaluatoren) aan. De evaluator is voldoende competent om met kennis van zaken en op een objectieve, evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid. Als er twee evaluatoren aangesteld zijn en ze verschillen van mening over het resultaat van de evaluatie, dan beslecht het hoofd van het personeel het meningsverschil, ook als het hoofd van het personeel zelf een van beide evaluatoren is.

 

Het hoofd van het personeel waakt erover dat de evaluator voldoende feedback geeft aan het personeelslid over zijn wijze van functioneren. Meer informatie is terug te vinden in het evaluatiereglement.

 

De evaluator en het personeelslid hebben het recht en de plicht om wederzijds voldoende feedback te geven over de wijze van functioneren van het personeelslid. In voorkomend geval geeft het personeelslid zo snel mogelijk aan waarom hij de vooropgestelde doelstellingen niet kan halen en/of welke middelen hij ontbreekt om de vooropgestelde doelstellingen te halen.

 

Art. 22. De duurtijd van de evaluatieperiode

§1. In toepassing van artikel 42 van het Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de evaluatieperiode 12 maanden.

 

§2. Onverminderd hoofdstuk III (proeftijd) en onverminderd §3 moet een personeelslid binnen de evaluatieperiode minstens vier maanden effectief gepresteerd hebben alvorens het geëvalueerd kan worden.

 

§3. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk III (proeftijd) zijn volgende personeelscategorieën niet onderworpen aan de evaluatie tijdens de loopbaan:

1° contractueel aangestelde personeelsleden waarmee een tewerkstellingsduur tot maximum één jaar afgesproken werd;

2° jobstudenten.

 

Art. 23. De duurtijd van het evaluatieproces

§1. Binnen vier weken gerekend vanaf het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 45, Besluit van de Vlaamse Regering, moet het evaluatieproces, met uitzondering van de beslissing over het gevolg van de evaluatie, vermeld in artikel 49, Besluit van de Vlaamse Regering, en met uitzondering van de beroepsprocedure, vermeld in artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering, afgerond zijn. Het hoofd van het personeel kan hierop uitzonderingen toestaan.

 

§2. Het evaluatieproces zoals bedoeld in §1 wordt als afgerond beschouwd op de dag waarop de evaluator een kopie van het definitief evaluatieverslag naar het personeelslid en naar het hoofd van het personeel stuurt.

 

Als het hoofd van het personeel de evaluator is, geldt de dag waarop het hoofd van het personeel een kopie van de evaluatie naar het personeelslid stuurt.

 

Art. 24. Het evaluatieresultaat

§1. In toepassing van artikel 47 van het Besluit van de Vlaamse Regering is het evaluatieresultaat:

 

1° bijzonder gunstig bij uitstekende prestaties van het personeelslid

2° gunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend goed of voldoende zijn

3° ongunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend onvoldoende zijn

4° bijzonder ongunstig als de prestaties van het personeelslid bijzonder ondermaats zijn.

 

§2. De evaluator legt de evaluatie vast volgens de bepalingen van artikel 40, 41 en 45, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid ondertekent op het einde van het evaluatiegesprek voor kennisneming en krijgt een kopie van het evaluatieverslag. Het personeelslid bezorgt eventuele opmerkingen aan de evaluator binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag. De evaluator kan hierop uitzonderingen toestaan, rekening houdend met de termijn bepaald in Art. 23 §1 van deze rechtspositieregeling. Alle opmerkingen worden toegevoegd aan het evaluatiedossier.

 

Art. 25. Gevolgen van het evaluatieresultaat

§1. Naast de niet-doorstroming in de functionele loopbaan, vermeld in artikel 47 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, kan het hoofd van het personeel nog volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een ongunstig evaluatieresultaat:

 

1° extra vorming, training of opleiding die de zwakke punten van het personeelslid zo goed mogelijk remedieert;

2° passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren;

3° herplaatsing in een functie van een lagere graad na een misgelopen bevordering, in toepassing van artikel 101 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet.

 

§2. Naast de niet-doorstroming in de functionele loopbaan, vermeld in artikel 47 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, en de maatregelen vermeld in §1 van dit artikel kan het hoofd van het personeel nog volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een bijzonder ongunstig evaluatieresultaat:

 

1° herplaatsing in een andere, gelijkwaardige functie waar de competenties van het personeelslid beter tot zijn recht komen, in toepassing van artikel 99 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet;

2° herplaatsing in een functie van een lagere graad als het personeelslid daar om functionele of persoonlijke redenen zelf om verzoekt, in toepassing van artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering;

3° een gemotiveerd voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid, onder de voorwaarden van artikel 48, tweede lid, en artikel 49 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§3. In toepassing van artikel 49 §1, tweede lid, en artikel 49 §2, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden het personeelslid en zijn evaluator binnen een maand vanaf de afronding van het evaluatieproces, bedoeld in Art. 23 §2 van deze rechtspositieregeling, op de hoogte gebracht van het gevolg of van de gevolgen van het evaluatieresultaat. Het hoofd van het personeel kan van deze termijn afwijken mits redelijke motivatie.

 

Met toepassing van artikel 46, 2° van het Besluit van de Vlaamse Regering geldt de in het vorige lid vermelde termijn niet in geval van een beroep tegen de evaluatie, zoals vermeld in artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 26. Het beroep tegen de evaluatie

§1. In toepassing van artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering wordt een beroepsinstantie geïnstalleerd. Deze beroepsinstantie is samengesteld uit de deskundige personeelsbeleid van de gemeente en de leden van het managementteam, met uitzondering van de algemeen directeur, de betrokken evaluator(en) en de geëvalueerde.

 

§2. Het personeelslid tekent schriftelijk hoger beroep aan binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag.

 

§3. De beroepsinstantie nodigt het personeelslid en de evaluator uit om gehoord te worden binnen 15 kalenderdagen nadat het hoger beroep werd ingesteld. Personeelslid en evaluator worden samen gehoord. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

 

§4. Onverminderd artikel 50 §3, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, formuleert de beroepsinstantie zijn gemotiveerd advies, vermeld in artikel 50 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, binnen 15 kalenderdagen nadat het personeelslid gehoord werd.

 

§5. Onverminderd artikel 50 §3, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, beslist het hoofd van het personeel om de evaluatie en het evaluatieresultaat te bevestigen of aan te passen binnen 15 kalenderdagen nadat het gemotiveerd advies zoals bedoeld in de vorige paragraaf, gegeven werd.

 

Binnen 8 kalenderdagen na zijn beslissing brengt het hoofd van het personeel het personeelslid, de evaluator en de beroepsinstantie ervan op de hoogte.

 

§6. Bij aanpassing van het evaluatieresultaat geldt voor de kennisgeving aan het personeelslid en aan de evaluator dezelfde termijn als vermeld in Art. 25 §3 eerste lid van deze rechtspositieregeling.

 

§7. De termijnen vermeld in dit artikel kunnen overschreden worden in situaties van overmacht. De OCMW-raad beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht.

 

Hoofdstuk V. Evaluatie van de algemeen directeur en de financieel directeur

 

Art. 27.

De algemeen directeur en de financieel directeur worden met toepassing van artikel 194 van het decreet lokaal bestuur geëvalueerd door een evaluatiecomité, dat bestaat uit het college van burgemeester en schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad. Die evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door externe deskundigen in het personeelsbeleid. Het voorbereidend rapport wordt minstens opgemaakt op basis van een evaluatiegesprek tussen de externe deskundigen en de functiehouder en op basis van een onderzoek over de wijze van functioneren van de functiehouder, waarbij de burgemeester, de voorzitter van het vast bureau, de leden van het managementteam en de voorzitter van de gemeenteraad betrokken worden. Het evaluatiecomité bepaalt of het evaluatie-resultaat gunstig of ongunstig is. Bij staking van stemmen is het evaluatieresultaat gunstig.

 

Art. 28. De duur van de evaluatieperiodes

In toepassing van artikel 51, §1, 2° Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de evaluatieperiodes bepaald in Art. 22 §1 en §2 van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 29. De evaluatiecriteria

De evaluatiecriteria zullen vastgelegd worden in een bijlage aan deze rechtspositieregeling, op voorstel van de OCMW-raad rekening houdend met artikel 51 §1, tweede lid, §2 en §3 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 30. De evaluatieresultaten en de gevolgen ervan

§1. In toepassing van artikel 51 §1, 4°, van het Besluit van de Vlaamse Regering is het evaluatieresultaat:

 

1° bijzonder gunstig bij uitstekende prestaties van het personeelslid

2° gunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend goed of voldoende zijn

3° ongunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend onvoldoende zijn

4° bijzonder ongunstig als de prestaties van het personeelslid bijzonder ondermaats zijn.

 

§2. De OCMW-raad kan volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een ongunstig evaluatieresultaat:

 

1° extra vorming, training of opleiding die de zwakke punten van het personeelslid zo goed mogelijk remedieert;

2° passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren;

3° herplaatsing in een functie van een lagere graad na een misgelopen bevordering, in toepassing van artikel 101 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet.

 

§3. De OCMW-raad kan, naast de maatregelen vermeld in §2 van dit artikel, volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een bijzonder ongunstig evaluatieresultaat:

 

1° herplaatsing in een passende, vacante functie van een lagere graad als het personeelslid daar om functionele of persoonlijke redenen zelf om verzoekt, in toepassing van artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering;

2° een gemotiveerd ontslag wegens beroepsongeschiktheid, onder de voorwaarden van artikel 48, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, en artikel 49 §2, Besluit van de Vlaamse Regering. Met dien verstande dat in artikel 49 §2 de vermelding  ‘het hoofd van het personeel’, vervangen wordt door ‘de aanstellende overheid'

 

Art. 31. Evaluatieprocedure

§1. De OCMW-raad zal de evaluatieprocedure van deze personeelsleden vastleggen in bijlage aan dit besluit.

 

§2. In toepassing van artikel 51 §1, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering bevat de evaluatieprocedure de wijze waarop de externe deskundigen in het personeelsbeleid betrokken worden bij de vaststelling van de evaluatiecriteria zoals bedoeld in Art. 29 van deze rechtspositieregeling, en de wijze waarop zij de noodzakelijke informatie vergaren voor de opmaak van het voorbereidende rapport, vermeld in artikel 115, tweede lid, van het Gemeentedecreet.

 

In toepassing van artikel 52 van het Besluit van de Vlaamse Regering bevat de evaluatieprocedure de tussentijdse feedback over de wijze van functioneren van de in dit hoofdstuk bedoelde personeelsleden.

 

Hoofdstuk VI. Vorming, training en opleiding

 

Art. 32.

In toepassing van artikel 192 van het decreet lokaal bestuur hebben de personeelsleden recht op informatie en vorming, zowel over de aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van hun functie, als om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.

 

De personeelsleden houden zich op de hoogte van de ontwikkelingen en de nieuwe inzichten in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.

De vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of voor het beter functioneren van een dienst, of als ze een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling, of van een implementatie van nieuwe werkmethodes en infrastructuur.

 

In toepassing van artikel 111, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en artikel 54, Besluit van de Vlaamse Regering, heeft de raad, als bijlage, een vormingsreglement vastgesteld. Het vormingsbeleid kadert in het globale personeels- en organisatiebeleid.

 

Art. 33.

In uitvoering van artikel 54 §2, 4°, Besluit van de Vlaamse Regering, kan het hoofd van het personeel vormingsaanvragen voorlopig of definitief weigeren op onder meer volgende algemene criteria:

 

1° als het personeelslid zonder overleg met het diensthoofd aan een vormingsactiviteit wil deelnemen;

2° als de kostprijs van de vorming te hoog is;

3° als er geen budgetten voorzien zijn;

4° als de vorming onredelijk of niet relevant is;

5° op grond van praktische bezwaren;

6° als de continuïteit van de dienst zou lijden onder een te beperkte personeelsaanwezigheid.

 

Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid

 

Art. 34.

Het personeelslid bouwt administratieve anciënniteiten op volgens de bepalingen van Hoofdstuk VII, Titel III, Besluit van de Vlaamse Regering, aangevuld met de bijzondere bepalingen van hoofdstuk VII van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 35.

In toepassing van artikel 58, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering komt de onbezoldigde afwezigheid van het personeelslid tot maximum 1 maand per jaar met een maximum van 1 jaar over de loopbaan in aanmerking voor de toekenning van schaalanciënniteit. Van zodra de onbezoldigde afwezigheid van het personeelslid langer dan 1 maand aaneensluitend duurt, kan voor de volledige duur van de afwezigheid geen schaalanciënniteit worden toegekend.

 

Art. 36.

§1. In toepassing van artikel 61, Besluit van de Vlaamse Regering wordt  schaalanciënniteit toegekend aan het personeelslid met beroepservaring die het personeelslid heeft opgedaan bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige, voor zover die beroepservaring relevant is en werd opgedaan in een vergelijkbare functie als de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld.

 

Personeelsleden die na het beëindigen van een contract, binnen het jaar terug in dienst komen bij het bestuur, houden hun schaalanciënniteit.

 

§2. De OCMW-raad beoordeelt de relevantie en de vergelijkbaarheid van de functie waarin de beroepservaring werd opgedaan, zoals bedoeld in de vorige paragraaf, volgens de bepalingen van artikel 59 §2, tweede en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan

 

Art. 37.

De functionele loopbaan verloopt volgens hoofdstuk VIII, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk IX. De bevordering

 

Art. 38.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Art. 39.

De aanstellende overheid bepaalt in voorkomend geval de concrete bevorderingsprocedure met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, van Hoofdstuk I en IX van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens hoofdstuk IX van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 40.

In toepassing van artikel 69 §3, artikel 72 en artikel 73, Besluit van de Vlaamse Regering zijn Art. 8 §1 en Art. 10 tot en met Art. 13 van deze rechtspositieregeling, van overeenkomstige toepassing op de bevorderingsprocedure.

 

Art. 41. Proeftijd

De bevordering gaat gepaard met een proeftijd, die gelijk loopt met de proeftijd bij aanwerving zoals voorzien in Art. 19 §1, 1° en 2°.  Voor contractuele medewerkers volgt er een evaluatie na 3 maanden in dienst. De aanstellende overheid kan hiervan afwijken, mits redelijke motivatie, binnen de grenzen van artikel 71, Besluit van de Vlaamse Regering.

Tijdens de duur van de proeftijd blijft de functie waarin betrokkene was aangesteld vacant. De functie kan wel tijdelijk waargenomen worden door een contractueel vervanger.

 

Art. 42. Minimale anciënniteit

In toepassing van artikel 72 §1, 1°, Besluit van de Vlaamse Regering bedraagt de minimale graadanciënniteit voor bevordering binnen eenzelfde niveau van de basisgraad naar de hogere graad naar een leidinggevende functie of functie van niveau A of B ten minste drie jaar en naar een niet-leidinggevende functie ten minste één jaar.

 

Bevordering is eveneens mogelijk van

Niveau E naar niveau D

Niveau D naar niveau C

Niveau C naar niveau B

Niveau C naar niveau A

Niveau B naar niveau A
mits
een niveauanciënniteit van minimum 1 jaar naar een niet-leidinggevende functie,
een niveauanciënniteit van minimum 3 jaar naar een leidinggevende functie of functie van niveau A of B

 

Art. 43. Bevorderingsreserve

§1. Geslaagde kandidaten worden opgenomen in een bevorderingsreserve die, met inbegrip van eventuele verlengingen, ten hoogste 36 maanden geldig blijft. De aanstellende overheid bepaalt bij de vacant verklaring de concrete geldigheidsduur van de bevorderingsreserve.

 

§2. Kandidaten in de bevorderingsreserve die zonder ernstige motivatie een aanbod voor een vacante functie weigeren, worden uit de bevorderingsreserve geschrapt. De aanstellende overheid beoordeelt de ernst van de opgegeven motivatie.

 

Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit

 

Art. 44.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Art. 45.

De aanstellende overheid bepaalt in voorkomend geval de concrete procedure via interne personeelsmobiliteit, met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en van hoofdstuk I en hoofdstuk X van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens hoofdstuk X van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 46. Minimale graadanciënniteit

In toepassing van artikel 77, 1° Besluit van de Vlaamse Regering bedraagt de minimale graadanciënniteit om zich kandidaat te stellen voor een procedure via interne personeelsmobiliteit ten minste één jaar.

 

Art. 47.

In toepassing van artikel 78 zijn Art. 11 en Art. 13 van deze rechtspositieregeling van overeenkomstige toepassing op de interne rekrutering en selectie van kandidaten via interne personeelsmobiliteit.

 

De aanstellende overheid kan Art. 8 en Art. 10 en Art. 12 van deze rechtspositieregeling van overeenkomstige toepassing verklaren op de procedure via interne personeelsmobiliteit.

 

Hoofdstuk XI. Externe personeelsmobiliteit tussen lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied

 

Art.47-1

In toepassing van hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de externe personeelsmobiliteit, kan de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie beslissen om gebruik te maken van de mogelijkheid tot externe personeelsmobiliteit tussen alle lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied.

 

Art.47-2

§1. In toepassing van hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de externe personeelsmobiliteit, wordt de mogelijkheid voorzien om gezamenlijke selecties te voeren en gemeenschappelijke wervingsreserves aan te leggen tussen gemeente, OCMW en eventuele AGB’s (autonome gemeente bedrijven) van hetzelfde werkingsgebied.

 

§2. De bepalingen van artikel 14 van deze rechtspositieregeling zijn eveneens van toepassing op de gemeenschappelijke wervingsreserves die aangelegd worden.

 

Titel IV.Het mandaatstelsel, het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie

 

Art. 48. Mandaatstelsel

§1. In toepassing van hoofdstuk I van titel IV van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt een stelsel van mandaten vastgesteld.

 

§2. In toepassing van artikel 87 van dat besluit kan de mandaathouder tijdens de uitoefening van het mandaat een toelage krijgen.

 

§3. Volgende functies kunnen bij mandaat worden vervuld: algemeen directeurAlgemeen directeur, financieel directeur, coördinator welzijn en leven. .

 

§4. Een mandaatperiode duurt 7 jaar en is verlengbaar met opeenvolgende mandaatperiodes van telkens 7 jaar. Bij de eerste mandaatperiode van een persoon in een welbepaalde functie wordt een proefperiode van 6 maanden voorzien.

 

§5. In toepassing van artikel 88 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt 3 maanden voor de afloop van een mandaatperiode een eindevaluatie opgesteld die rekening houdt met de evaluaties tijdens het mandaat.

 

Art. 49. Opdrachthouderschap

§1. In toepassing van hoofdstuk II van titel IV van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt een stelsel van opdrachthouderschap vastgesteld.

 

§2. In toepassing van artikel 94 van dat besluit kan de opdrachthouder voor de duur van de opdracht een toelage krijgen, als de verzwaring van de functie niet op een andere manier opgevangen wordt, bijvoorbeeld door een verlichting van zijn andere gewone taken, of bijvoorbeeld door extra administratieve of inhoudelijke ondersteuning van het personeelslid.

 

Art. 50. Waarneming van een hogere functie

Als de titularis van een functie tijdelijk afwezig is of als die functie definitief vacant is, wordt de functie waargenomen als dit nodig of wenselijk is voor de goede werking van de dienst, en binnen de grenzen van artikel 96 en 97 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het eerste lid is niet van toepassing op de waarneming vermeld in artikel 81 §2 en 82 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.

 

Het statutair aangesteld personeelslid krijgt voor de waarneming in de hogere functie een toelage. Het contractueel aangesteld personeelslid krijgt het salaris, verbonden aan de hogere functie.

Titel V. De ambtshalve herplaatsing

 

Art. 51.

De ambtshalve herplaatsing van het personeelslid gebeurt met toepassing van Titel V, van het Besluit van de Vlaamse Regering en in overeenstemming met de bepalingen van titel V van deze rechtspositieregeling.

 

De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt bovendien met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Met uitzondering van de toepassing van artikel 101 §1, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, komen personeelsleden in proeftijd, of in de eerste 3 maanden tewerkstelling indien het een contractuele medewerker betreft,  niet in aanmerking voor een ambtshalve herplaatsing.

 

Art. 52.

Het personeelslid wordt na ambtshalve herplaatsing in statutair dienstverband aangesteld als hij een statutair personeelslid van het OCMW is, ongeacht of de functie statutair of contractueel is. Het personeelslid wordt na ambtshalve herplaatsing in contractueel dienstverband aangesteld als hij een contractueel personeelslid van het OCMW is, ongeacht of de functie statutair of contractueel is.

 

Het vorige lid is eveneens van toepassing als de ambtshalve herplaatsing enkel mogelijk is in vacante functies, zoals vermeld in artikel 100, eerste lid, artikel 101 §1, tweede lid en artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 53.

§1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang wordt toegepast in de gevallen bepaald bij artikel 99 §1, eerste en tweede lid, en bij artikel 99 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§2. De ambtshalve herplaatsing in een functie van een lagere graad wordt toegepast in de gevallen bepaald bij artikel 101 §1, eerste en tweede lid, en bij artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 54.

In toepassing van artikel 100, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering gelden volgende voorrangsregels als meerdere overtallige personeelsleden in aanmerking komen voor een ambtshalve herplaatsing:

 

1° de geschiktheid voor de functie, rekening houdend met de competentievereisten ervoor;

2° de dienstanciënniteit.

Titel VI: Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging

 

Art. 55.

§1. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging gebeurt in overeenstemming met Titel VI van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 56. Verbrekingsvergoeding

In toepassing van artikel 105 §1, eerste lid, Besluit van de Vlaamse Regering, krijgt het statutaire personeelslid van wie de aanstelling onregelmatig werd bevonden zoals vermeld in artikel 104, 1° van dat besluit, een billijke verbrekingsvergoeding, als de onregelmatigheid van de aanstelling aan een fout van het OCMW te wijten is en als het personeelslid door de onregelmatige aanstelling schade heeft ondervonden. De verbrekingsvergoeding stemt overeen met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar ononderbroken tewerkstelling bij het OCMW.

 

Art. 57. Het statutaire personeelslid op proef

§1. In toepassing van artikel 108 §1, eerste lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering, gelden volgende regels voor het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het statutaire personeelslid op proef.

 

§2. Duurtijd van de opzegtermijn

 

1° Voor een statutair personeelslid op proef van het niveau C, D of E geldt een opzegtermijn van 7 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

2° Voor een statutair personeelslid op proef van het niveau A of B geldt een opzegtermijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

3° Voor de algemeen directeur en financieel directeur op proef geldt een opzegtermijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

 

§3. De aanstellende overheid kan het personeelslid een opzegtermijn laten presteren of de arbeidsverhouding onmiddellijk beëindigen. In dat geval wordt de opzegtermijn of het resterend gedeelte ervan omgezet in een verbrekingsvergoeding. De verbrekingsvergoeding komt overeen met het salaris voor de niet-gepresteerde opzegtermijn.

 

§4. De OCMW-raad is bevoegd om verdere toepassing te geven aan dit artikel.

 

Art. 58. Het vast aangestelde statutaire personeelslid

§1. In toepassing van artikel 108 §2, tweede lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering, gelden volgende regels voor het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid.

 

§2. De opzegtermijn van het vast aangesteld personeelslid dat ontslagen wordt wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid bedraagt drie maanden voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar ononderbroken tewerkstelling bij het OCMW en gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag.

 

§3. De aanstellende overheid kan het personeelslid een opzegtermijn laten presteren of de arbeidsverhouding onmiddellijk beëindigen. In dat geval wordt de opzegtermijn of het resterend gedeelte ervan omgezet in een verbrekingsvergoeding. De verbrekingsvergoeding komt overeen met het salaris voor de niet-gepresteerde opzegtermijn.

 

§4. De OCMW-raad is bevoegd om verdere toepassing te geven aan dit artikel.

 

Titel VII. Het salaris

 

Art. 59.

In toepassing van artikel 109, Besluit van de Vlaamse Regering zijn de salarisschalen vermeld in artikel 111 §1 van dat besluit van toepassing.

 

Art. 60.

§1. In toepassing van artikel 115, Besluit van de Vlaamse Regering wordt de beroepservaring in de privé sector of als zelfstandige in aanmerking genomen voor de toekenning van periodieke salarisverhogingen, op voorwaarde dat deze beroepservaring relevant is voor de uitoefening van de functie.

 

Met toepassing van artikel 112, laatste lid van dat besluit, oordeelt het hoofd van het personeel over de relevantie van de beroepservaring, rekening houdend met artikel 115, derde lid van dat besluit.

 

§2. De beroepservaring is meerekenbaar voor alle functies;

 

Personeelsleden die na het beëindigen van een contract, binnen het jaar terug in dienst komen bij het bestuur, behouden hun geldelijke anciënniteit.

 

Art. 60bis.

§1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag ervan berekend volgens de formule: M = VW/PW x n% x NM

Waarbij:

M = het te betalen maandloon (100%);

VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling verschuldigd is;

PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van het personeelslid;

n% = het percentage waartegen het personeelslid prestatie verricht;

NM = het normaal maandsalaris (100%)

 

§2. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld: de dagen waarop geen arbeidsprestatie wordt geleverd, maar waarvoor het salaris toch wordt doorbetaald.

 

Art. 61. De Algemeen directeur

§1. In toepassing van artikel 122, eerste en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de salarisschaal van de algemeen directeur vastgesteld rekening houdend met het aantal inwoners van de gemeente op het moment van aanstelling van de algemeen directeur.

 

Binnen de grenzen van artikel 109, 2° en 122, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden de salarisverhogingen evenredig gespreid over een periode van 15 jaar. De uitgewerkte salarisschaal is opgenomen als bijlage.

 

Art. 62. De financieel directeur

In toepassing van artikel 124, eerste en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering; wordt de salarisschaal van de financieel directeur vastgesteld rekening houdend met het aantal inwoners van de gemeente op het moment van aanstelling van de financieel directeur.

 

Binnen de grenzen van artikel 109, 2° en 124, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden de salarisverhogingen evenredig gespreid over een periode van 15 jaar. De uitgewerkte salarisschaal is opgenomen als bijlage.

Titel VIII. Vakantiegeld, toelagen, vergoedingen en andere voordelen

 

Art. 63. Algemene bepalingen

Binnen de grenzen van artikel 131 en 132 van het Besluit van de Vlaamse Regering, worden volgende toelagen, vergoedingen en andere voordelen toegekend.

 

De OCMW-raad is bevoegd om er verdere uitvoering aan te geven.

 

De OCMW-raad stelt de individuele toelage, vergoeding of ander voordeel vast en stelt de periode vast waarbinnen inhaalrust moet worden genomen.

 

Hoofdstuk I. Vakantiegeld

 

Art. 64.

§1. Het vast aangestelde statutairepersoneelslid ontvangt een vakantiegeld in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

§2. In toepassing van artikel 59 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen ontvangt het op proef benoemde personeelslid een vakantiegeld in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

§3. Titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers is van toepassing op het contractueel aangestelde personeelslid.”

 

Hoofdstuk II. De eindejaarstoelage

 

Art. 65.

De eindejaarstoelage wordt toegekend overeenkomstig hoofdstuk II van Titel VIII van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art 65 bis

 

§1. De eindejaarstoelage kan op vraag van het personeelslid geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een eindejaarstoelage in geld zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de eindejaarstoelage.

 

Het theoretisch budget waarvan sprake in voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest binnen de grenzen van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en zijn bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de eindejaarstoelage onverkort van toepassing.

 

Het personeelslid moet zijn keuze om de eindejaarstoelage geheel of gedeeltelijk om te zetten maken op een moment dat er nog geen verworven rechten op die eindejaarstoelage bestaan.  Wanneer het personeelslid kiest voor een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage, vermindert hiermee het bruto bedrag van de eindejaarstoelage.

 

Indien het theoretisch budget meer was dan nodig voor de gekozen voordelen, wordt het saldo aan het personeelslid overgemaakt na afhouding van de noodzakelijke bijdragen. In voorkomend geval worden die teruggestorte gelden beschouwd als een gewone premie in geld.

 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan de rechtspositieregeling.

 

Hoofdstuk III. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen

 

Art. 66.

Onverminderd de toepassing van artikel 138, Besluit van de Vlaamse Regering, is dit hoofdstuk van toepassing op personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van de arbeidsduurregeling van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en op de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van de Arbeidstijdwet van 14 december 2000.

 

Art. 67.

In toepassing van artikel 139, Besluit van de Vlaamse Regering krijgt het personeelslid:

 

1° per uur nachtprestaties op weekdagen tussen 22 uur en 6 uur, één kwartier extra inhaalrust OF een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 25% van het uursalaris;

2° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zondag of een feestdag, één uur extra inhaalrust OF een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 100% van het uursalaris;.

3° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag, één uur extra inhaalrust OF een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 100% van het uursalaris, dit supplement geldt enkel indien de prestaties niet voorzien zijn in het reguliere uurrooster van de medewerker;

4° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag, een half uur extra inhaalrust OF een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 50% van het uursalaris, dit supplement geldt enkel indien de prestaties voorzien zijn in het reguliere uurrooster van de medewerker. De reguliere uurroosters die onder deze toepassing vallen zijn, met vermelding van deze regel, terug te vinden in het arbeidsreglement.

 

Het vast bureau is bevoegd om de verdere regels rond de toekenning van de inhaalrust of de toeslag te bepalen.

 

Hoofdstuk IV. De overuren

 

Art. 68.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personeelsleden die onder het toepassingsgebied van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vallen.

 

Art. 69.

In aanvulling op artikel 141 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, kunnen overuren enkel gepresteerd worden binnen de grenzen van de Arbeidstijdwet van 14 december 2000. Daar wordt onder meer onder verstaan dat als de dag- of weekgrenzen op de door de wet geoorloofde wijze overschreden worden, de wettelijk bepaalde inhaalrust toegekend wordt.

 

Art. 70.

§1. In toepassing van artikel 8, Arbeidstijdwet van 14 december 2000 neemt het personeelslid compenserende inhaalrust op binnen 4 maanden nadat de maximale wekelijkse arbeidsduur overschreden werd.

 

§2. Als het personeelslid (met uitzondering van het personeelslid van niveau A) door omstandigheden buiten zijn wil geen inhaalrust kan opnemen binnen de termijn van 4 maanden, wordt voor weekdagen, in toepassing van artikel 141, §2 Besluit van de Vlaamse Regering, toegekend:

1° Een toeslag van 25% per uurvoor overuren die tussen 6 en 22 uur gepresteerd werden.

2° Een toeslag van 25% per uur voor overuren die tussen 22 en 6 uur gepresteerd werden.

Voor zaterdagen, zondagen of reglementaire feestdagen wordt, in toepassing van artikel 141, §2 Besluit van de Vlaamse Regering, 0% toegekend.

§3. Het vast bureau zal de verdere regels voor goedkeuring van overuren bepalen.

 

Hoofdstuk V. De toelagen

Art. 71 – De waarnemingstoelage

Onder de voorwaarden van artikel 143 en 144 van het Besluit van de Vlaamse Regering en van Art. 50 van deze rechtspositieregeling, wordt voor het waarnemen van een hogere functie een toelage toegekend.

Art. 72 – De toelage voor opdrachthouderschap

Onder de voorwaarden van artikel 151, Besluit van de Vlaamse Regering en van Art. 49 van deze rechtspositieregeling, wordt voor opdrachthouderschap een toelage toegekend.

Art. 73 – De verstoringstoelage

In toepassing van artikel 142, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een verstoringstoelage toegekend die vier keer het uurloon bedraagt.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de verstoringstoelage bepalen.

Art. 74 – De gevarentoelage

In toepassing van art 145, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een gevarentoelage toegekend.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de gevarentoelage bepalen.

Art. 75 – De permanentietoelage

In toepassing van art 148, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een permanentietoelage toegekend.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de permanentietoelage bepalen.

Art. 76 – De mandaattoelage

In toepassing van art 150, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een mandaattoelage toegekend van 5 % van het geïndexeerd brutosalaris van de mandaathouder.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de mandaattoelage bepalen.

 

Hoofdstuk VI

Zonder inhoud

 

Hoofdstuk VII. De vergoedingen

Art. 77 – De Vergoeding voor reis- en verblijfkosten

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten gebeurt overeenkomstig artikel 153 tot en met artikel 155, artikel 156 §1, eerste, derde en vierde lid, artikel 157 en 158, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Een dienstverplaatsing is een verplaatsing van de ene naar de andere werklocatie tijdens de werkuren. Enkel dienstverplaatsingen met de eigen fiets of het eigen gemotoriseerd voertuig geven recht op een kilometervergoeding. Bij carpooling wordt de kilometervergoeding verhoogd.

 

De vergoeding wordt aangevraagd via de personeelsdienst via het daarvoor beschikbare aanvraagformulier.

 

Hoofdstuk VIII. De sociale voordelen

 

Art. 78 - Maaltijdcheques

Het personeelslid ontvangt maaltijdcheques overeenkomstig artikel 159, Besluit van de Vlaamse Regering.

Art. 79 – Hospitalisatieverzekering

Het personeelslid geniet van een hospitalisatieverzekering ten laste van het OCMW onder de voorwaarden van artikel 160, §1 en 162, Besluit van de Vlaamse Regering. De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de hospitalisatieverzekering bepalen.

Art. 80 – Kosten voor woon-werkverkeer – openbaar vervoer

In toepassing van artikel 163, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt het personeelslid voor de kosten van het openbaar vervoer volledig vergoed.

Art. 81 – Kosten voor woon-werkverkeer – fiets

In toepassing van artikel 164, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een fietsvergoeding toegekend. De fietsvergoeding wordt automatisch geïndexeerd volgens het fiscaal vrijgestelde maximumbedrag.

 

§1. Het personeelslid kan op eigen vraag het budget van fietsvergoeding zoals opgebouwd volgens deze rechtspositieregeling, geheel of gedeeltelijk inzetten voor de voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit.

 

De in het eerste lid vermelde fietsvergoeding kan worden ingezet voor andere voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van de fietsvergoeding zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid moet zijn keuze maken om zijn fietsvergoeding om te zetten ten laatste op de laatste werkdag van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit worden aangevraagd. 

 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan de rechtspositieregeling.

Art. 82 – Vergoeding conciërge

In toepassing van artikel 169, Besluit van de Vlaamse Regering, geniet de conciërge voor zijn verplichtingen als conciërge de kosteloze huisvesting.

Art. 83 – Begrafenisvergoeding

In toepassing van artikel 166, 167, 168, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een vergoeding toegekend voor de begrafenis van een personeelslid.

Titel IX. Verloven en afwezigheden

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

 

Art. 84.

§1. In toepassing van titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering en onverminderd andere dwingende wettelijke of decretale bepalingen kent het OCMW de in deze titel bepaalde verloven en afwezigheden toe.

 

§2. De OCMW-raad stelt de aanvraagtermijnen, de aanvraagprocedure, de toekenning, de mogelijkheid tot opzegging en de opzeggingstermijnen van de verloven vast. Onverminderd de individuele rechten van het personeelslid wordt bij de toekenning van verloven afgewogen of de continuïteit en de kwaliteit van de openbare dienstverlening gehandhaafd blijven.

 

§3. De verloven zijn uitgedrukt in werkdagen. Tenzij anders bepaald, worden de werkdagen omgezet in uren, rekening houdend met de prestatiebreuk van het personeelslid. Voor een voltijds werkend personeelslid komt één werkdag overeen met 7.6 uur (7u36min).

 

§4. De OCMW-raad beslist over de individuele verlofaanvraag.

 

§5. De OCMW-raad is bevoegd om de werkroosters vast te stellen zoals bedoeld in artikel 6 §1, 1° van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

 

Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen

 

Art. 85.

Titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers is van toepassing op:

 

1° het contractueel aangestelde personeelslid;

2° het contractueel aangesteld personeelslid dat onder de toepassing valt van het koninklijk besluit van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.

 

Art. 86.

In afwijking van titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967, zoals bepaald in het vorig artikel, gelden volgende bijzondere bepalingen:

 

1° In toepassing van artikel 176, Besluit van de Vlaamse Regering heeft het personeelslid recht op 35 werkdagen betaalde vakantie voor een volledig arbeidsjaar.

2° De opbouw van het vakantieverlof gebeurt in overeenstemming met artikel 177, Besluit van de Vlaamse Regering.

3° In toepassing van artikel 177, eerste lid, Besluit van de Vlaamse Regering geeft een periode met recht op een uitkering van de ziekte- of invaliditeitsverzekering tot maximum één jaar na aanvang van de ziekteperiode eveneens recht op jaarlijkse vakantiedagen.

4° De samenloop van ziekte met vakantie gebeurt in overeenstemming met artikel 178, Besluit van de Vlaamse Regering. Naar analogie met artikel 68, 2°, b) van de Jaarlijkse Vakantiewet Werknemers wordt de vakantie van een statutair personeelslid dat ziek wordt tijdens zijn vakantie, niet opgeschort.

5° In aanvulling van artikel 178 3de lid, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt voor alle personeelsleden die tijdens de vakantie opgenomen worden in het ziekenhuis de vakantie opgeschort vanaf de eerste dag van de ziekenhuisopname.

 

Artikel 86bis

§1. Het personeelslid kan op vraag van het personeelslid vakantiedagen, die per kalenderjaar boven het minimum van 28 dagen uitstijgen, omzetten naar een theoretisch budget welke aangewend kan worden ter bevordering van fietsmobiliteit. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de bijkomende vakantiedagen.

 

De in het eerste lid vermelde vakantiedagen kunnen worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid andere voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een vakantiedag zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid moet zijn keuze maken om een of meerdere bijkomende vakantiedagen om te zetten ten laatste op de laatste werkdag van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit worden aangevraagd. 

 

Het theoretisch budget waarvan sprake in voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest aan de hand van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en zijn bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de vakantiedagen onverkort van toepassing.

 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan de rechtspositieregeling.

 

Hoofdstuk III. De feestdagen

 

Art. 87.

Dit hoofdstuk is ook van toepassing op het personeel dat onder de toepassing valt van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.

 

Art. 88.

Naast de in artikel 179 van het Besluit van de Vlaamse Regering vermelde feestdagen worden volgende drie feestdagen toegekend bij het bestuur:

1° 2 november

2° 15 november

3° 26 december

 

Art. 88-bis.

De volgens het individuele uurrooster te presteren uren van 2 en 15 november worden jaarlijks – begin november – toegevoegd aan het vakantietegoed van iedere medewerker. Ieder medewerker kan vrij kiezen (rekening houdend met de dienstnoodwendigheden) of hij de feestdag op de dag zelf of op een andere dag naar keuze opneemt.

 

Art. 89.

Ter vervanging van de in art 88 vermelde feestdagen die samenvallen met een zaterdag, zondag, of een andere inactiviteitsdag, heeft het personeelslid dat niet in een continuregeling tewerkgesteld wordt, vakantie voor de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar. De OCMW-raad kan voorzien in een minimum-permanentie.

Het personeelslid dat verplicht is om in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar te werken, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen.

 

Hoofdstuk IV . Bevallingsverlof en opvangverlof

 

Art. 90. Bevallingsverlof en gewaarborgd inkomen

§1. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het contractueel aangestelde personeelslid volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en met toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 en van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§2. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het statutaire personeelslid op proef volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§3. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het vast aangestelde statutaire personeelslid volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en in overeenstemming met artikel 180 en 181 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 91. Omzetting moederschapsverlof

§1. Het contractueel aangestelde personeelslid heeft recht op de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van het koninklijk besluit van 17 oktober 1994 en de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§2. Het statutaire personeelslid heeft recht op de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van artikel 182 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 92. Opvangverlof

§1. Het contractueel aangestelde personeelslid heeft recht op opvangverlof in toepassing van artikel 30ter van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

§2. Het statutaire personeelslid heeft recht op opvangverlof in toepassing van artikel 183 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 93. Specifieke bepalingen over het adoptieverlof

§1. De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt een einde op het ogenblik waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.

 

§2. De OCMW-raad kan aan het personeelslid opleggen dat het adoptieverlof opgenomen moet worden in een aaneengesloten periode. Hij kan ook opleggen dat de uitoefening van het recht op adoptieverlof een aanvang moet nemen binnen twee maanden die volgen op de inschrijving van het kind als lid van het gezin van het personeelslid.

 

De OCMW-raad beslist hierover rekening houdend met de continuïteit en de kwaliteit van de openbare dienstverlening. 

 

Hoofdstuk V. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid

Art. 94. Definitie

 

Met de term ‘verlof wegens arbeidsongeschiktheid’ in deze rechtspositieregeling wordt zowel de gerechtvaardigde afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid van het contractueel personeelslid bedoeld, als het zogenaamde ‘ziekteverlof’ van het statutair personeelslid zoals bepaald in de artikelen 184 en volgende van het Rechtspositiebesluit van 7 december 2007.

 

Art. 94bis. Ziekteverlof en gewaarborgd inkomen contractueel aangesteld personeelslid

Het contractueel aangestelde personeelslid krijgt verlof wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van het arbeidsongeval en de beroepsziekte, volgens de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt, eventueel na een periode van gewaarborgd loon in toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet, aan het contractueel personeelslid toegekend met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

Art. 95. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid en gewaarborgd inkomen statutair aangestelde personeelslid op proef

Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid wordt toegekend aan het statutair aangestelde personeelslid op proef volgens artikel 184 en artikel 190 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Een uitkering wegens ziekte of invaliditeit wordt aan het statutair aangestelde personeelslid op proef toegekend met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

Art. 96. Ziekteverlof en gewaarborgd inkomen vast aangesteld statutaire personeelslid

§1. Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid wordt toegekend aan het vast aangestelde statutaire personeelslid in toepassing van artikel 184 en 190 §1, Besluit van de Vlaamse Regering. Het vast aangestelde statutaire personeelslid heeft recht op het gewone salaris voor elke opgenomen ziektekredietdag. Het ziektekrediet wordt vastgesteld en berekend volgens artikel 187, artikel 188, artikel 189 en artikel 191 van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit artikel vermelde bepalingen.

 

§2. De ziektekredietdagen worden toegekend in de vorm van een krediet van eenentwintig werkdagen per jaar volledige dienstactiviteit.In toepassing van artikel 175 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt het ziektekrediet van personeelsleden met deeltijdse of specifieke arbeidsregimes pro rata berekend. 

 

Volgende afwezigheden tellen onder meer niet mee voor de opbouw van ziektekredietdagen:

         afwezigheid wegens disponibiliteit;

         afwezigheid wegens een van de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking  of Vlaams Zorgkrediet in toepassing van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;

         afwezigheid wegens verlof voor opdracht, in toepassing van Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht van deze titel.

 

§3. In toepassing van artikel 187 §4 van het Besluit van de Vlaamse Regering worden de vakantiedagen die het vast aangestelde statutaire personeelslid niet heeft kunnen opnemen als gevolg van langdurige ziekte, toegevoegd aan het nog beschikbare ziektekrediet.

 

§4. In toepassing van artikel 190 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt de afwezigheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte, beschouwd als verlof wegens arbeidsongeschiktheid en pro rata aangerekend op het aantal nog beschikbare ziektekredietdagen.

 

§5. Met toepassing van artikel 191 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de afwezigheid naar aanleiding van een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde, voorlopig aangerekend op het beschikbare ziektekrediet, vermeld in artikel 187, Besluit van de Vlaamse Regering, tot wanneer de schuld van de aansprakelijke derde bewezen is.

 

§6. De OCMW-raad stelt het ziektekrediet vast van het individuele personeelslid, rekening houdend met de periodes die niet in aanmerking komen voor de berekening van ziektekredietdagen enerzijds en met de al opgenomen ziektekredietdagen anderzijds.

 

Art. 97.

De OCMW-raad beslist over de vraag van een personeelslid om zijn functie met deeltijdse prestaties weer op te nemen na een afwezigheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht.

 

Art. 98. Ziektecontrole

§1. Op het contractueel aangestelde personeelslid zijn de regels voor de ziektecontrole van toepassing zoals bepaald in artikel 31 van de Arbeidsovereenkomstenwet en in de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, aangevuld met de regels in het arbeidsreglement.

 

§2. Met toepassing van artikel 185 en 186, Besluit van de Vlaamse Regering zijn op het statutaire personeelslid de regels voor de ziektecontrole van toepassing zoals bepaald in het arbeidsreglement.

 

Art. 99. Indeplaatsstelling van het bestuur bij arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door aansprakelijke derde

Artikel 191 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering is van toepassing op de afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door een aansprakelijke derde.

Artikel 191 §2 is van overeenkomstige toepassing op het contractueel aangestelde personeelslid in de gevallen waarin hij recht heeft op de doorbetaling van zijn salaris.

 

Hoofdstuk VI. Disponibiliteit

 

Art. 100.

§1. Met toepassing van artikel 192 §1, 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, kan het vast aangestelde statutaire personeelslid wegens ambtsopheffing en wegens arbeidsongeschitheid ten gevolge van ziekte of invaliditeit in disponibiliteit gesteld worden.

 

§2. De algemene bepalingen van artikel 193, 194 en 195 van het Besluit van de Vlaamse Regering, zijn verder van toepassing, aangevuld met de bijzondere bepalingen van afdeling II en III van hoofdstuk VI van Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en met §3 van dit artikel.

 

§3. De aanstellende overheid beslist over het verzoek van het personeelslid om een wachttermijn, zoals bedoeld in artikel 199 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk VII. Verlof voor deeltijdse prestaties

 

Art. 101

Geschrapt

Art. 102.

geschrapt

Art. 103.

geschrapt

Art. 104.

geschrapt

Art. 105.

geschrapt

Art. 106.

geschrapt

Art. 107.

geschrapt

Art. 108.

geschrapt

 

Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht

 

Art. 109.

§1. Met toepassing van artikel 204 van het Besluit van de Vlaamse Regering, kan het vast aangestelde personeelslid verlof voor opdracht krijgen, onder de voorwaarden bepaald in hoofdstuk VIII, Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen.

 

§2. In de gevallen bepaald in artikel 204, 1°-3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de arbeidsovereenkomst van het contractueel aangestelde personeelslid in gemeenschappelijk akkoord geschorst, onder de voorwaarden bepaald in hoofdstuk VIII, Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen. Het contractueel aangestelde personeelslid kan geen toestemming krijgen tijdens de eerste 3 maanden van zijn tewerkstelling.

 

§3. Het personeelslid dat niet voldoet aan de voorwaarden van het verlof voor opdracht of van de schorsing van de arbeidsovereenkomst op grond van de bepalingen van artikel 204, 1°-3° kan in voorkomend geval een beroep doen op het onbetaald verlof bepaald in hoofdstuk XII, mits hij aan de in dat hoofdstuk gestelde voorwaarden voldoet.

 

Art. 110.

Met ‘externe opdracht waarvan de raad het algemeen belang erkent’ waarvan sprake in artikel 204, 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt onder meer bedoeld:

 

1° een functie of opdracht uitoefenen in een ander OCMW;

2° een functie of opdracht uitoefenen in een gemeente;

3° een functie of opdracht uitoefenen in een autonoom gemeentebedrijf;

4° een functie of opdracht uitoefenen in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap naar privaat recht, zoals bedoeld in afdeling III van Hoofdstuk II van Titel VII van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;

5° een functie of opdracht uitoefenen in een intergemeentelijk samenwerkingsverband.

 

Art. 111.

Het verlof voor opdracht of de schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt niet gelijkgesteld met dienstactiviteit.

 

Art. 112.

Het personeelslid vraagt het verlof voor opdracht zoals bedoeld in Art. 109 §1, of de schorsing van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in Art. 109 §2, tijdig, bij voorkeur 3 maanden op voorhand, aan.

 

De OCMW-raad beslistover de aanvraag.

 

Art. 113

Met toepassing van artikel 208 van het Besluit van de Vlaamse Regering dient het personeelslid dat vóór het verstrijken van de termijn een einde wil stellen aan het verlof voor opdracht of aan de schorsing van de arbeidsovereenkomst, zo snel mogelijk en bij voorkeur 3 maanden op voorhand, een aanvraag in bij de OCMW-raad.

 

De OCMW-raad beslist over de aanvraag tot voortijdige beëindiging, rekening houdend met de goede werking van de dienst.

 

Hoofdstuk IX. Terbeschikkingstelling

 

Art. 114.

§1. Het vast aangestelde personeelslid kan ter beschikking gesteld worden van een gebruiker onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk bepaald worden, en met toepassing van artikel 104 §4, artikel 104bis, artikel 195 §2 en artikel 230 van het Gemeentedecreet.

 

§2. In toepassing van artikel 144bis van de Nieuwe Gemeentewet kan het contractueel aangestelde personeelslid ter beschikking gesteld worden van een gebruiker, onder de voorwaarden bepaald in artikel 144bis en aangevuld met de voorwaarden die in dit hoofdstuk verder bepaald worden. Het contractueel aangestelde personeelslid kan niet ter beschikking gesteld worden tijdens de eerste drie maanden van zijn tewerkstelling.

 

Art. 115.

§1. Naast het OCMW oefent ook de gebruiker werkgeversgezag uit over het ter beschikking gesteld personeelslid. De gebruiker kan instructies en bevelen geven, en afspraken maken met het personeelslid.

 

§2. Het ter beschikking gesteld personeelslid is onderworpen aan de arbeidsorganisatie van de gebruiker. Met arbeidsorganisatie wordt in dit geval onder meer bedoeld: de arbeidsduur, de feestdagenregeling, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de arbeid van jeugdige personen, de nachtarbeid of het welzijn op het werk.

 

§3. De gebruiker beslist na overleg met het OCMW over de toekenning van verloven en afwezigheden aan het ter beschikking gesteld personeelslid.

 

§4. Het OCMW evalueert het ter beschikking gesteld personeelslid op basis van een verslag van de gebruiker.

 

§5. Het OCMW kan in voorkomend geval een tuchtprocedure tegen het ter beschikking gesteld personeelslid opstarten op verslag van de gebruiker.

 

Art. 116.

De terbeschikkingstelling van het vast aangestelde personeelslid is onderworpen aan volgende voorwaarden:

 

1° De terbeschikkingstelling moet een beperkte tijd hebben .

2° De arbeidsvoorwaarden en het salaris, met inbegrip van de vergoedingen, voordelen, verloven en afwezigheden, van het ter beschikking gesteld personeelslid worden exclusief vastgesteld door het OCMW. Het OCMW betaalt het salaris, eventueel aangevuld met toelagen en vergoedingen, rechtstreeks aan het ter beschikking gesteld personeelslid. In een overeenkomst tussen OCMW en gebruiker wordt de eventuele terugbetaling van de werkgeverskosten geregeld.

3° Gedurende de periode waarin het vast aangestelde personeelslid ter beschikking van de gebruiker wordt gesteld is de gebruiker verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid die gelden op de plaats van het werk zoals bedoeld bij artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

4° De voorwaarden en de duur van de terbeschikkingstelling evenals de aard van de opdracht moeten worden vastgesteld in de overeenkomst, afgesloten door de OCMW-raad en de gebruiker.

 

Art. 117.

De OCMW-raad beslist over de terbeschikkingstelling.

 

Hoofdstuk X. Het uitlenen van personeel aan een gebruiker

 

Art. 118.

geschrapt

Art. 119.

geschrapt

Art. 120.

geschrapt

Art. 121.

geschrapt

 

Hoofdstuk XI. Het omstandigheidsverlof

 

Art. 122.

§1. Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de in artikel 209 van het Besluit van de Vlaamse Regering opgesomde gebeurtenissen.

 

§2. Op het contractueel aangesteld personeelslid is verder artikel 30 van de Arbeidsovereenkomstenwet rechtstreeks van toepassing, aangevuld met het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers, aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten.

 

§3. In aanvulling op artikel 209, voorlaatste lid van het Besluit van de Vlaamse Regering is het omstandigheidsverlof enkel bezoldigd als het omstandigheidsverlof samenvalt met dagen waarop normaal gewerkt zou zijn, en met de uren die gedurende deze dagen normaal gepresteerd zouden worden.

 

Art. 123.

Om gerechtigd te zijn op het salaris moet het personeelslid het bestuur vooraf verwittigen. Indien dit niet mogelijk is moet hij het bestuur zo spoedig mogelijk verwittigen. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.

 

De OCMW-raad beslistover de aanvraag, zonder dat het recht op omstandigheidsverlof ter discussie kan gesteld worden. Het personeelslid dient een bewijsstuk ter verantwoording voor te leggen.

 

Art. 124.

Het personeelslid is verplicht het omstandigheidsverlof op te nemen binnen volgende termijnen:

 

1° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 1° en 4° van het Besluit van de Vlaamse Regering betreft: binnen de week waarin het huwelijk zich voordoet, of tijdens de volgende week;

2° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 2° van dat besluit betreft: binnen de 4 maanden  vanaf de bevalling;

3° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 5° en 6° van dat besluit betreft: binnen de 30 dagen na het overlijden.

4° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 3° van dat besluit betreft: binnen de 30 dagen na het overlijden.

 

Hoofdstuk XII. Het onbetaald verlof

 

Art. 125. Onbetaald verlof als gunst

 

Het hoofd van het personeel kan aan het personeelslid onbetaald verlof toestaan om de prestaties volledig of gedeeltelijk te onderbreken, als de goede werking van de dienst dat toelaat, in toepassing van Art. 200 van het Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 (zoals gewijzigd en aangevuld bij Besluit van de Vlaamse regering van 2 december 2016).

 

Het verlof, vermeld in het eerste lid, kan worden toegestaan voor:

1° twintig dagen per kalenderjaar, te nemen in volledige of halve dagen en al dan niet in aaneensluitende perioden;

2° twee jaar gedurende de loopbaan, te nemen in al dan niet aaneensluitende perioden van minimaal één maand;

3° andere periodes, mits akkoord van het hoofd van het personeel.

 

Het onbetaald gunstverlof is niet gelijkgesteld met dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand bedraagt of deeltijds verlof betreft.

 

Art.125bis. Onbetaald verlof als recht

 

§1. Het personeelslid heeft het recht om tijdens de loopbaan twaalf maanden voltijds de loopbaan te onderbreken in periodes van minimaal een maand, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel. Dit is in toepassing van artikel 210 van het Besluit van de Vlaamse regering. Zodra het personeelslid 55 jaar is, verwerft het een bijkomend recht om twaalf maanden voltijds de loopbaan te onderbreken, te nemen in periodes van minimaal een maand, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel.

 

Het personeelslid heeft het recht om tijdens de loopbaan gedurende zestig maanden de prestaties te verminderen tot 80% of tot 50% van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel. Dat deeltijdse onbetaalde verlof kan alleen genomen worden in periodes van minimaal drie maanden. Zodra het personeelslid 55 jaar is, heeft hij altijd het recht om de prestaties te verminderen tot 80% of tot 50% van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel.

 

§2. Volgende personeelscategorieën kunnen door het hoofd van het personeel worden uitgesloten van het voordeel van het recht op onbetaald verlof om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst:

1° de leidinggevende. 

2° Het personeelslid met minder dan 12 maanden graadanciënniteit.

 

§3. Het verlof is gelijkgesteld met dienstactiviteit (artikel 211 van het besluit van de Vlaamse Regering).

Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid, met uitzondering van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maakt geen einde aan het toegekende onbetaalde verlof.

Als een feestdag op een dag onbetaald verlof valt, wordt die feestdag niet vervangen.

 

§4. Het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, beslist over de aanvraag.

Zo kan hij:

1° het onbetaald verlof toestaan;

2° het onbetaald verlof weigeren als de aanvraag niet voldoet aan alle voorwaarden die opgelegd worden in Art. 125 en Art. 125bis van deze rechtspositieregeling;

3° de ingangsdatum van het onbetaald verlof uitstellen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

4° de omvang van het onbetaald verlof beperken tot 20% van een voltijds equivalent om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

5° een minimumduur en/of een maximumduur opleggen, binnen de algemene grens van artikel 210 van het Besluit van de Vlaamse regering.

 

§5. Als een vast aangesteld statutair personeelslid binnen de diensten van het bestuur een contractuele betrekking, een mandaat, een tijdelijke aanstelling of een andere functie waaraan een proeftijd verbonden is, opneemt, wordt ambtshalve onbetaald verlof toegestaan voor maximaal de duur van het mandaat, de tijdelijke aanstelling of de proeftijd.

 

§6. Onder voorbehoud van andersluidende dwingende wetgeving is zowel volledig als gedeeltelijk onbetaald verlof niet mogelijk met andere systemen van verminderde prestaties. Het personeelslid in gedeeltelijk onbetaald verlof wordt niet gemachtigd om verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling van gedeeltelijk zorgkrediet. Wanneer het personeelslid in een systeem van gedeeltelijk onbetaald verlof stapt wordt automatisch een einde gemaakt aan andere systemen van verminderde prestaties.

 

Art. 126. Aanvraag van onbetaald verlof

§1. Het personeelslid dat onbetaald verlof wil opnemen zoals bedoeld in Art.125 en Art.125bis vraagt dit minstens 3 maanden op voorhand aan, tenzij de omstandigheden een kortere termijn rechtvaardigen. Hierover beslist het hoofd van het personeel.

 

§2. Het personeelslid dat met toepassing van Art. 125 §1 van deze rechtspositieregeling onbetaald verlof heeft gekregen kan vervroegd terugkeren na een opzegtermijn van 3 maanden, die ingaat vanaf de eerste van de maand volgend op de vraag tot vervroegde terugkeer. In situaties van overmacht of wanneer de goede werking van de openbare dienst hierdoor niet wordt verstoord kan het personeelslid sneller dan na 3 maanden terug komen. Het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid, beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht en/of de impact op de werking van de openbare dienst en neemt de beslissing.

 

§3. De algemeen directeur en de financieel directeur kunnen op hun verzoek het onbetaald verlof aanvragen.

Als het hoofd van het personeel zelf het onbetaald verlof aanvraagt, beslist de OCMW-raad.

In voorkomend geval staat de OCMW-raad, als de algemeen directeur dit aanvraagt, of het hoofd van het personeel, als de financieel directeur van de het OCMW dit aanvraagt, het onbetaald verlof toe als en voor zover de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.

 

Hoofdstuk XIII. De dienstvrijstellingen

 

Art. 127.

Met toepassing van artikel 212 tot en met artikel 216 van het Besluit van de Vlaamse Regering krijgt het personeelslid dienstvrijstelling.

 

Art. 128.

In toepassing van artikel 217 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt geen dienstvrijstelling voorzien voor medische onderzoeken.

Uitzonderingen kunnen voorzien worden voor

1° verplicht medisch onderzoek of medische handelingen die door de arbeidsgeneesheer opgelegd worden. Aanbevelingen van de arbeidsgeneesheer vallen niet onder deze uitzondering.

2° een oproep door de arbeidsongevallenverzekeraar van het OCMW.

In ieder geval neemt de OCMW-raad de beslissing over het al dan niet toestaan van deze uitzonderingsregel.

 

Art. 129.

Het hoofd van het personeel is gemachtigd om dienstvrijstelling te verlenen in gevallen, niet voorzien in het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 130.

Het personeelslid dat een beroep wil doen op een dienstvrijstelling, brengt het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid,  zo snel mogelijk op de hoogte. Het hoofd van het personeel of het bevoegde  personeelslid kan een bewijsstuk ter verantwoording vragen.

 

Als het hoofd van het personeel zelf recht heeft op dienstvrijstelling, beslist de OCMW-raad.

 

Art. 131.

De OCMW-raad is bevoegd om de verdere regels voor aanvraag en opname van dienstvrijstellingen te bepalen.

 

Hoofdstuk XIV. De andere bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden

 

Art. 132.

Volgende verplicht bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden zijn van toepassing op het personeel:

 

1° politiek verlof zoals bedoeld in het decreet van 14 maart 2003 houdende regeling van het politiek verlof voor personeelsleden van provincies, gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die onder hun controle of toezicht vallen;

3° vakbondsverlof zoals bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

4° verplichte schorsingen van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Art. 133. De federale thematische verloven van loopbaanonderbreking

 

§1. Met toepassing van artikel 99 tot en met artikel 107bis van de Herstelwet houdende sociale bepalingen van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen zijn de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking van toepassing op het personeel.

Het gaat meer bepaald om:

1° ouderschapsverlof, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, BS 7 november 1997,

2° medische bijstand, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 10 augustus1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, BS 8 september 1998,

3° palliatief verlof, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, BS 12 januari 1991.

 

§2. Het personeelslid dat een beroep wil doen op de in §1 bedoelde federale thematische verloven van loopbaanonderbreking vraagt ouderschapsverlof minstens 3 maanden op voorhand aan.

Voor palliatief verlof en medische bijstand gebeurt de aanvraag minstens zeven kalenderdagen voor de ingangsdatum van de schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties, tenzij het hoofd van het personeel en het personeelslid schriftelijk of per mail een andere termijn overeenkomen.

Met toepassing van artikel 99 van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en van de artikelen 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

Als het hoofd van het personeel zelf een beroep wil doen op de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking beslist het de OCMW-raad.

 

Art. 134. Vlaams zorgkrediet

 

De regeling inzake het Vlaams zorgkrediet, zoals die is vastgesteld door het Besluit van de Vlaamse

Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, is van

toepassing op het personeel.

 

§2. Volgende personeelscategorieën kunnen door het hoofd van het personeel worden uitgesloten van het voordeel van het recht op Vlaams Zorgkrediet om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst:

1° de leidinggevende. 

2° het personeelslid met minder dan 12 maanden graadanciënniteit.

 

§3. Het personeelslid dat een beroep wil doen op het Vlaamse zorgkrediet vraagt dit minstens 3 maanden op voorhand aan.

Volgens de artikelen 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

Met toepassing van artikel 99 van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen kan hij:

1° het verlof toestaan;

2° het verlof weigeren als de aanvraag niet voldoet aan alle voorwaarden die opgelegd worden in het Besluit van de Vlaamse regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, aangevuld met de voorwaarden in Art. 134 en Art. 135 van deze rechtspositieregeling;

3° de ingangsdatum van het verlof uitstellen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

4° de omvang van het verlof beperken tot 20% van een voltijds equivalent om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

5° een minimumduur en/of een maximumduur opleggen, binnen de algemene grens van artikel 8 en 9 van het Besluit van de Vlaamse regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet;

 

§4. De algemeen directeur en de financieel directeur kunnen het Vlaamse zorgkrediet als gunst aanvragen.

Als het hoofd van het personeel zelf het Vlaamse zorgkrediet als gunst aanvraagt, beslist de OCMW-raad.

In voorkomend geval staat de OCMW-raad, als de algemeen directeur dit aanvraagt, of het hoofd van het personeel, als de financieel directeur dit aanvraagt, het Vlaamse zorgkrediet als gunst toe als en voor zover de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.

 

Art. 135. Vlaams zorgkrediet en andere afwezigheden

 

§1. Het verlof of de afwezigheid wegens een andere reden dan de afwezigheid wegens Vlaams zorgkrediet maakt geen einde aan het Vlaams zorgkrediet. Evenmin wordt het Vlaams zorgkrediet geschorst.

Onder voorbehoud van andersluidende wettelijke bepalingen is de cumulatie van het Vlaams zorgkrediet met andere afwezigheden niet mogelijk en primeert het toegekende Vlaams zorgkrediet.

 

§2. Het personeelslid dat met toepassing van Art. 133 van deze rechtspositieregeling verlof voor de opname van Vlaams zorgkrediet heeft gekregen kan vervroegd terugkeren na een opzegtermijn van 3 maanden die ingaat vanaf de eerste dag van de maand volgend op de vraag tot vervroegde terugkeer. In situaties van overmacht of wanneer de goede werking van de openbare dienst hierdoor niet wordt verstoord kan het personeelslid sneller dan 1 maand terugkeren. Het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid, beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht en/of de impact op de werking van de openbare dienst en neemt de beslissing.

Als het hoofd van het personeel zelf zijn verlof, verkregen met toepassing van Art. 134 §4 van deze rechtspositieregeling, voortijdig wil beëindigen, beslist de OCMW-raad.

TITEL X. Slotbepalingen en overgangsbepalingen

 

Art. 136.

Op de ambtenaar die met toepassing van art. 234 van het BVR zijn vorige ziektekredietregeling behoudt, is de wet van 27 juni 2016 van toepassing. Deze zegt:

         Vanaf 1 juli 2016 zal het personeelslid dat 365 kalenderdagen ziek is vanaf zijn 62e verjaardag ambtshalve op pensioen worden gesteld.

         Vanaf 1 januari 2017 wordt rekening gehouden met een leeftijd van 62 jaar en 6 maanden.

         Vanaf 1 januari 2018 wordt rekening gehouden met een leeftijd van 63 jaar.

 

Art. 137

zonder inhoud

 

Art. 138.

Artikel 232 van het Besluit van de Vlaamse Regering is ook van toepassing op het contractuele personeelslid. 

 

Art. 139

zonder inhoud

 

Art. 140.

 

Het personeelslid dat vóór 1 februari 2017 een verlof voor deeltijdse prestaties of een onbetaald verlof genoot, behoudt dit verlof aan dezelfde voorwaarden en gedurende de periode dat het verlof werd toegestaan (art. 237bis Besluit van de Vlaamse Regering, zoals aangevuld door het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2016).

 

Bijlage:

 

Volgende bijlagen worden bij deze rechtspositieregeling gevoegd:

1° Salarisschalen decretale graden;

2° deontologische code OCMW-personeel;

3° het vormingsreglement;

4° het arbeidsreglement;

5° het evaluatiereglement;

6° het tikklokreglement;

7° standaard selectieprogramma’s;

8° personeelsformatie;

9° reglement informatieveiligheid;

10° fietspolicy.

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

OCMW-personeel - wijziging rechtspositieregeling OCMW-personeel categorie 3 - wijzigingen fietslease en actualisaties - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

De rechtspositieregeling werd de laatste keer aangepast op 7 november 2018.

 

Intussen zijn er enkele nieuwe wetten van kracht die nog niet werden geïntegreerd. De

rechtspositieregeling wordt daarom geactualiseerd.

 

Juridische gronden

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 77

 

Besluit van de Vlaamse regering van 12 november 2010 en latere wijzigingen betreffende de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel

 

Beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn van 7 november 2018 betreffende de wijziging van de rechtspositieregeling en de anciënniteiten voor het OCMW-personeel categorie 1, 2 en 3

 

Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 24 september 2020 betreffende de wijziging van het organogram

 

Protocolakkoord van het Bijzonder Onderhandelingscomité van 20 april 2022, in verband met de wijziging van de rechtspositieregelingen

 

Motivering

 

De rechtspositieregeling wordt geactualiseerd:

         De mogelijkheid om een fiets te leasen in ruil voor (een deel van) de eindejaarspremie, vakantiedagen en/of de fietsvergoeding wordt opgenomen.

         Voor weekend- en nachtprestaties wordt de mogelijkheid opgenomen om met een financiële toeslag te werken in de plaats van inhaalrust.

        Er worden enkele noodzakelijke actualisaties opgenomen in afwachting van een nieuw rechtspositiebesluit (door de regering aangekondigd vanaf 1 januari 2023).

Beraadslaging

 

Voorzitter Jolien Vrints geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

De gemeenteraad besluit eenparig

 

Artikel 1 - De rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel categorie 3 (versie mei 2022) als volgt goed te keuren vanaf 1 juni 2022:

 

Inhoudstafel.......................................................................2

Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen..........................................3

Titel II. Personeelsformatie en organogram................................................4

Titel III. De loopbaan................................................................5

Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van functies....................................5

Hoofdstuk II. De aanwerving...........................................................5

Hoofdstuk III. Proeftijd...............................................................7

Hoofdstuk IV. Evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan...............................8

Hoofdstuk V. nvt...................................................................10

Hoofdstuk VI. Vorming, training en opleiding..............................................10

Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid..........................11

Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan.................................................11

Hoofdstuk IX. De bevordering.........................................................11

Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit....................12

Titel IV.Het mandaatstelsel, het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie......14

Titel V. De ambtshalve herplaatsing.....................................................15

Titel VI: Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging.16

Titel VII. Het salaris................................................................17

Titel VIII. Vakantiegeld, toelagen, vergoedingen en andere voordelen...........................18

Hoofdstuk I. Vakantiegeld............................................................18

Hoofdstuk II. De eindejaarstoelage.....................................................18

Hoofdstuk III. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen................19

Hoofdstuk IV. De overuren...........................................................19

Hoofdstuk V. De toelagen............................................................19

Hoofdstuk VI......................................................................20

Hoofdstuk VII. De vergoedingen.......................................................20

Hoofdstuk VIII. De sociale voordelen....................................................20

Titel IX. Verloven en afwezigheden.....................................................22

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen.....................................................22

Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen................................................22

Hoofdstuk III. De feestdagen.........................................................23

Hoofdstuk IV . Bevallingsverlof en opvangverlof............................................23

Hoofdstuk V. Ziekteverlof............................................................24

Hoofdstuk VI. Disponibiliteit..........................................................25

Hoofdstuk VII. Verlof voor deeltijdse prestaties....................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht....................................................26

Hoofdstuk IX. Terbeschikkingstelling....................................................27

Hoofdstuk X. Het uitlenen van personeel aan een gebruiker...................................28

Hoofdstuk XI. Het omstandigheidsverlof.................................................28

Hoofdstuk XII. Het onbetaalde verlof....................................................28

Hoofdstuk XIII. De dienstvrijstellingen...................................................30

Hoofdstuk XIV. De andere bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden..................31

TITEL X. Slotbepalingen en overgangsbepalingen...........................................33

Titel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen

 

Art. 1.

Deze rechtspositieregeling werd opgemaakt met toepassing van artikel 105 §1, Gemeentedecreet van 15 juli 2005,  met toepassing van artikel 115 van het OCMW-decreet van 19 december 2008,  van het Besluit van de Vlaamse Regering en het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW. In deze rechtspositieregeling worden het Besluit van de Vlaamse Regering en het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW als basisdocument gehanteerd. Alle artikels van het Besluit van de Vlaamse Regering/Besluit van de Vlaamse Regering OCMW zijn integraal van toepassing. In deze rechtspositieregeling worden dan ook enkel de beslissingen die volgens het Besluit van de Vlaamse Regering/Besluit van de Vlaamse Regering OCMW kunnen of moeten genomen worden door de gemeenteraad/OCMW-raad opgenomen.

 

Art. 2. Toepassingsgebied

§1. Deze rechtspositieregeling  is van toepassing op het OCMW-personeel van ‘categorie 3’ (art 104 §6 van OCMW-decreet): specifieke diensten (woonzorgcentrum, poetsdienst aan huis kinderopvang) . Met OCMW-personeel wordt bedoeld het personeel dat eenzijdig als statutair personeelslid aangesteld werd, evenals het personeel dat met een arbeidsovereenkomst aangeworven werd.

 

§2. Deze rechtspositieregeling is echter niet van toepassing op

         medewerkers met toepassing van art 60, §7, van het OCMW-decreet

 

Art. 3. Definities

§1. Onder aanstellende overheid wordt verstaan de raad voor maatschappelijk welzijn (OCMW-raad).

 

§2. Onder Besluit van de Vlaamse Regering wordt verstaan het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 en latere wijzigingen houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

 

§3. Onder Arbeidstijdwet wordt verstaan de Wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector.

 

§4. Onder Arbeidsovereenkomstenwet wordt verstaan de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

 

§5. Onder Jaarlijkse Vakantiewet Werknemers wordt verstaan de gecoördineerde wetten van 28 juni 1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

 

§6. Waar in deze rechtspositieregeling gesproken wordt over ‘medewerker’, ‘hij’, ‘zijn’, etc wordt eveneens bedoeld ‘medewerkster’, ‘zij’, ‘haar’, etc.

 

§7. Onder Arbeidswet wordt verstaan de Wet van 16 maart 1971.

 

§8. Onder Besluit van de Vlaamse Regering OCMW wordt verstaan het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 en latere wijzigingen houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Titel II. Personeelsplan en organogram

 

Art. 4.

De gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn van 31 januari 2019 stelden het gezamenlijk organogram van de diensten van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vast, conform artikel 161 van het decreet over het lokaal bestuur.

Het personeelsplan geeft een overzicht van de personeelsbezetting en fungeert als beheersinstrument in het kader voor organisatiebeheersing.

Titel III. De loopbaan

Hoofdstuk I. De procedures voor de vervulling van functies

 

Art. 5.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering, bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Hoofdstuk II. De aanwerving

 

Art. 6.

De aanstellende overheid bepaalt de concrete wervings- en selectieprocedure met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van Hoofdstuk I en II van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

In toepassing van artikel 196 van het decreet lokaal bestuur kunnen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn onderling, of met één of meer andere overheden een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor de gezamenlijke werving en selectie van hun personeel en, in voorkomend geval, om gemeenschappelijke wervingsreserves aan te leggen. De samenwerking wordt vermeld in de vacantverklaring en het vacaturebericht. De betreffende aanstellende overheden stellen een specifieke afsprakennota op met de te volgen regels.

 

Art. 7.

In toepassing van artikel 11 §2, 2° en 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering moet de kandidaat voor een functie in de hogere rangen van niveau A, B, C en D minstens 3 jaar relevante beroepservaring hebben.

 

Art. 8. Aanvullende aanwervingsvoorwaarden

§1. De aanstellende overheid kan, indien nodig of gewenst, volgende aanvullende aanwervingsvoorwaarden vaststellen:

1° een bepaalde vorming, training of opleiding;

2° een aantal jaren relevante beroepservaring, al dan niet in een bepaalde functie.

3° bepaalde getuigschriften, attesten of brevetten;

4° bepaalde, relevante, competenties;

5° bepaalde expertise

 

§2. Voor de toegang tot het D-niveau moeten kandidaten een bewijs van scholing voorleggen. De aanstellende overheid kan dat bewijs van scholing verder specificeren.

 

Art. 9. Afwijken diplomavereiste

In uitzonderlijke gevallen kan de aanstellende overheid bij een vacantverklaring van een betrekking van niveau A, B of C, of, met toepassing van het vorige artikel, van niveau D, beslissen om de diplomavereiste die als regel geldt voor dat niveau te schrappen.

De beslissing om geen diplomavereiste  op te leggen moet steunen op objectieve criteria als:

1° gegevens van de regionale overheid over schaarste op de arbeidsmarkt om bepaalde betrekkingen te vervullen;

2° bepaalde functiespecifieke criteria.

 

De aanstellende overheid volgt in voorkomend geval de voorwaarden opgelegd door artikel 12, artikel 19 §2, tweede lid en artikel 20, tweede lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 10. Vrijstelling selectieproeven

Kandidaten die nog in een wervingsreserve opgenomen zijn van een gelijkwaardige functie bij het OCMW, worden geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van deelname aan de psychotechnische proeven. Gelijkwaardige functies zijn diegenen die zich in eenzelfde graad bevinden en waarvoor eenzelfde selectieprogramma van toepassing is.  

 

Art. 11. Rekruteren

De aanstellende overheid rekruteert op zorgvuldige wijze de kandidaten met toepassing van afdeling II, hoofdstuk II, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens volgende regels:

 

1° De OCMW-raad stelt de functiebeschrijving vast.

2° Bij de keuze van het gepaste bekendmakingskanaal of –kanalen houdt de aanstellende overheid rekening met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie.

3° De uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen volgt minimaal 14 kalenderdagen op de datum van bekendmaking van de vacature.

 

Art. 12. Bewijsstukken

§1. Enkel de kandidaat die aan de voorwaarden voor de functie voldoet, neemt deel aan de selectieprocedure. Hij levert hiervoor de nodige bewijzen.

 

§2. In toepassing van artikel 16 en 17 van het Besluit van de Vlaamse Regering gelden volgende afwijkingen op §1 van dit artikel:

 

1° Laatstejaarsstudenten leveren het bewijs dat ze aan de diplomavereiste voldoen uiterlijk op de aanstellingsdatum.

2° Als de kandidaat een attest, brevet of getuigschrift van een specifieke opleiding moet voorleggen of behalen binnen de proeftijd, dan levert hij dat ten laatste bij de afloop van de proeftijd. De aanstellende overheid regelt hiervan de concrete toepassing.

3° Een uittreksel uit het strafregister, gevraagd om het gedrag zoals vermeld in artikel 10, 1° van het Besluit van de Vlaamse Regering aan te tonen, moet voorgelegd worden vóór de aanstellingsdatum.

 

Art. 13. Selecteren

De aanstellende overheid selecteert op zorgvuldige wijze de meest geschikte kandidaat of kandidaten, met toepassing van afdeling III, hoofdstuk II, titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens volgende regels:

1° De aanstellende overheid mag vanwege de specificiteit van de functies uitzonderlijk gemotiveerd afwijken van het minimum aantal externe commissieleden bepaald in artikel 18, tweede lid van het Besluit van de Vlaamse Regering.

2° Bij de vaststelling van de concrete selectieprocedure houdt de aanstellende overheid rekening met de kostprijs en met de doeltreffendheid ervan voor de vacante functie. De standaard selectie procedures zijn terug te vinden in bijlage 7 van deze rechtspositieregeling.

3° Op voorstel van de aanstellende overheid bepaalt de raad in welke gevallen selecties geheel of gedeeltelijk uitbesteed worden.

 

Art. 14. Wervingsreserve

De aanstellende overheid beslist bij de vacant verklaring of er een wervingsreserve wordt aangelegd en hoe lang die geldig is. De geldingsduur van de wervingsreserve, met inbegrip van eventuele verlenging, bedraagt ten hoogste 36 maanden.

 

Kandidaten in de wervingsreserve die zonder ernstige motivatie een aanbod voor een vacante functie weigeren, worden uit de wervingsreserve geschrapt. De aanstellende overheid beoordeelt de ernst van de opgegeven motivatie.

 

Art. 15.

Niet van toepassing

 

Art. 16. Afwijkingen op de aanwervings- en selectieprocedure

§1. Met toepassing van artikel 25, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid in het geval van sociale tewerkstelling gemotiveerd beslissen om de wervings- en selectieprocedure aan te passen opdat de meest geschikte kandidaat uit de door de hogere overheid beoogde doelgroep geselecteerd wordt.

 

Onder sociale tewerkstelling wordt verstaan: de tewerkstelling van werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren, geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden en in uitvoering van een werkgelegenheidsmaatregel van een hogere overheid.

 

De selectieprocedure omvat minstens een interview of test die de motivatie, de belangstelling en de inzetbaarheid bij het OCMW van de kandidaten peilt.

 

§2. Met toepassing van artikel 26, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid gemotiveerd beslissen om afwezige personeelsleden tijdelijk te vervangen zonder bekendmaking en/of zonder selectieprocedure, of met een aangepaste wervings- en selectieprocedure.

 

§3. Met toepassing van artikel 27, Besluit van de Vlaamse Regering kan de aanstellende overheid gemotiveerd beslissen om contractuele betrekkingen waarvan de tewerkstellingsduur tot maximaal één of twee jaar beperkt is aan te stellen zonder bekendmaking en/of zonder selectieprocedure, of met een aangepaste wervings- en selectieprocedure.

 

§4. De aanstellende overheid kan conform het decreet van 27 april 2018 beroep doen op uitzendarbeid in de volgende situaties:

1° tijdelijke vervanging van een contractant wiens arbeidsovereenkomst geschorst of beëindigd is, of in deeltijdse afwezigheid omwille van een loopbaanstelsel

2° tijdelijke vervanging van een statutaire medewerker die zijn ambt niet of slechts deeltijds uitoefent

3° tijdelijke vermeerdering van werk

4° in het kader van tewerkstellingstrajecten

5° artistieke prestaties

6° uitzonderlijk werk

 

Art. 17.

nvt

 

Hoofdstuk III. Proeftijd

 

Art. 18.

§1. In toepassing van artikel 86 en 114, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 organiseert het hoofd van het personeel de evaluatie tijdens de proeftijd:

 

1° binnen de grenzen van hoofdstuk III, Titel III, Besluit van de Vlaamse Regering aangevuld met Art. 19 van deze rechtspositieregeling, voor de statutair aangestelde personeelsleden,

2° binnen de grenzen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor de contractueel aangestelde personeelsleden. De eerste 3 maanden worden als referentieperiode beschouwd.

 

Het evaluatiesysteem moet beantwoorden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

 

De OCMW-raad stelt onder meer de evaluatiecriteria en de evaluatiemomenten vast en wijst de evaluator of evaluatoren aan. De evaluator is voldoende competent om met kennis van zaken en op een objectieve, evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid.

 

Het hoofd van het personeel waakt erover dat de evaluator of de evaluatoren voldoende feedback geven aan het personeelslid over zijn wijze van functioneren. Meer informatie is terug te vinden in het evaluatiereglement.

 

§2. Paragraaf 1 van dit artikel is niet van toepassing op de evaluatie tijdens de proeftijd van de algemeen directeur en de financieel directeur.

 

Art. 19. Bijzondere bepalingen voor de evaluatie van de statutaire personeelsleden op proef

§1. Onverminderd artikel 34 van het Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de proeftijd voor een statutair aangesteld personeelslid als volgt:

 

1° voor decretale graden en statutaire personeelsleden van niveau A en B: 12 maanden.

2° voor alle andere statutaire personeelsleden: 6 maanden;

 

§2. In toepassing van artikel 33 van het Besluit van de Vlaamse Regering hebben volgende periodes van afwezigheid automatisch een evenredige verlenging van de proeftijd van het statutair personeelslid tot gevolg: ziekte of ongeval, bevallingsrust, jaarlijkse vakantie, omstandigheidsverlof en elke andere periode van afwezigheid voor zover die minstens veertien kalenderdagen duurt.

 

In afwijking van het eerste lid kan de aanstellende overheid beslissen dat de proeftijd ten einde loopt en dat een eindbeoordeling zal worden uitgesproken wanneer meer dan het dubbele van de originele proeftijd voorbij is.

 

§3. Als de duur van de proeftijd zes maanden of meer is, kan de evaluator, in toepassing van artikel 35 §2 en 36 van het Besluit van de Vlaamse Regering, het statutaire personeelslid op proef tussentijds onderwerpen aan een evaluatie, op basis van aanhoudende tekortkomingen in het functioneren en na voldoende feedback en begeleiding.

 

Als het resultaat van de tussentijdse evaluatie ongunstig is, kan het statutaire personeelslid op proef ontslagen worden.

 

§4. In toepassing van artikel 35 §1 3de lid van het Besluit van de Vlaamse Regering kan de evaluator éénmalig een verlenging van de proeftijd voorstellen als uit de eindevaluatie blijkt dat de duur van de proeftijd niet volstaat om tot een gefundeerd evaluatieresultaat te komen.

 

Hoofdstuk IV. Evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan

 

Art. 20.

nvt

 

Art. 21.

Met toepassing van artikel 115 van het Gemeentedecreet organiseert het hoofd van het personeel voor elk personeelslid opvolging en feedback over zijn wijze van functioneren.

 

In toepassing van artikel 86 en 114, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en van artikel 41 en 46, Besluit van de Vlaamse Regering, organiseert het hoofd van het personeel de evaluatie tijdens de loopbaan binnen de grenzen van hoofdstuk IV, Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en van hoofdstuk V van deze rechtspositieregeling. Het evaluatiesysteem kadert in het globale personeels- en organisatiebeleid en beantwoordt aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

 

De OCMW-raad stelt onder meer de evaluatiecriteria en de evaluatiemomenten vast en wijst de evaluator (of evaluatoren) aan. De evaluator is voldoende competent om met kennis van zaken en op een objectieve, evenwichtige manier een oordeel uit te spreken over het presteren van het personeelslid. Als er twee evaluatoren aangesteld zijn en ze verschillen van mening over het resultaat van de evaluatie, dan beslecht het hoofd van het personeel het meningsverschil, ook als het hoofd van het personeel zelf een van beide evaluatoren is.

 

Het hoofd van het personeel waakt erover dat de evaluator voldoende feedback geeft aan het personeelslid over zijn wijze van functioneren. Meer informatie is terug te vinden in het evaluatiereglement.

 

De evaluator en het personeelslid hebben het recht en de plicht om wederzijds voldoende feedback te geven over de wijze van functioneren van het personeelslid. In voorkomend geval geeft het personeelslid zo snel mogelijk aan waarom hij de vooropgestelde doelstellingen niet kan halen en/of welke middelen hij ontbreekt om de vooropgestelde doelstellingen te halen.

 

Art. 22. De duurtijd van de evaluatieperiode

§1. In toepassing van artikel 42 van het Besluit van de Vlaamse Regering is de duur van de evaluatieperiode 12 maanden.

 

§2. Onverminderd hoofdstuk III (proeftijd) en onverminderd §3 moet een personeelslid binnen de evaluatieperiode minstens vier maanden effectief gepresteerd hebben alvorens het geëvalueerd kan worden.

 

§3. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk III (proeftijd) zijn volgende personeelscategorieën niet onderworpen aan de evaluatie tijdens de loopbaan:

1° contractueel aangestelde personeelsleden waarmee een tewerkstellingsduur tot maximum één jaar afgesproken werd;

2° jobstudenten.

 

Art. 23. De duurtijd van het evaluatieproces

§1. Binnen vier weken gerekend vanaf het evaluatiegesprek bedoeld in artikel 45, Besluit van de Vlaamse Regering, moet het evaluatieproces, met uitzondering van de beslissing over het gevolg van de evaluatie, vermeld in artikel 49, Besluit van de Vlaamse Regering, en met uitzondering van de beroepsprocedure, vermeld in artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering, afgerond zijn. Het hoofd van het personeel kan hierop uitzonderingen toestaan.

 

§2. Het evaluatieproces zoals bedoeld in §1 wordt als afgerond beschouwd op de dag waarop de evaluator een kopie van het definitief evaluatieverslag naar het personeelslid en naar het hoofd van het personeel stuurt.

 

Als het hoofd van het personeel de evaluator is, geldt de dag waarop het hoofd van het personeel een kopie van de evaluatie naar het personeelslid stuurt.

 

Art. 24. Het evaluatieresultaat

§1. In toepassing van artikel 47 van het Besluit van de Vlaamse Regering is het evaluatieresultaat:

 

1° bijzonder gunstig bij uitstekende prestaties van het personeelslid

2° gunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend goed of voldoende zijn

3° ongunstig als de prestaties van het personeelslid overwegend onvoldoende zijn

4° bijzonder ongunstig als de prestaties van het personeelslid bijzonder ondermaats zijn.

 

§2. De evaluator legt de evaluatie vast volgens de bepalingen van artikel 40, 41 en 45, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid ondertekent op het einde van het evaluatiegesprek voor kennisneming en krijgt een kopie van het evaluatieverslag. Het personeelslid bezorgt eventuele opmerkingen aan de evaluator binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag. De evaluator kan hierop uitzonderingen toestaan, rekening houdend met de termijn bepaald in Art. 23 §1 van deze rechtspositieregeling. Alle opmerkingen worden toegevoegd aan het evaluatiedossier.

 

Art. 25. Gevolgen van het evaluatieresultaat

§1. Naast de niet-doorstroming in de functionele loopbaan, vermeld in artikel 47 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, kan het hoofd van het personeel nog volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een ongunstig evaluatieresultaat:

 

1° extra vorming, training of opleiding die de zwakke punten van het personeelslid zo goed mogelijk remedieert;

2° passende maatregelen voor de verbetering van de wijze van functioneren;

3° herplaatsing in een functie van een lagere graad na een misgelopen bevordering, in toepassing van artikel 101 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet.

 

§2. Naast de niet-doorstroming in de functionele loopbaan, vermeld in artikel 47 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, en de maatregelen vermeld in §1 van dit artikel kan het hoofd van het personeel nog volgend negatief gevolg of volgende negatieve gevolgen koppelen aan een bijzonder ongunstig evaluatieresultaat:

 

1° herplaatsing in een andere, gelijkwaardige functie waar de competenties van het personeelslid beter tot zijn recht komen, in toepassing van artikel 99 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering voor wat het statutair personeelslid betreft, en voor wat het contractueel personeelslid betreft, met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet;

2° herplaatsing in een functie van een lagere graad als het personeelslid daar om functionele of persoonlijke redenen zelf om verzoekt, in toepassing van artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering;

3° een gemotiveerd voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid, onder de voorwaarden van artikel 48, tweede lid, en artikel 49 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§3. In toepassing van artikel 49 §1, tweede lid, en artikel 49 §2, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, worden het personeelslid en zijn evaluator binnen een maand vanaf de afronding van het evaluatieproces, bedoeld in Art. 23 §2 van deze rechtspositieregeling, op de hoogte gebracht van het gevolg of van de gevolgen van het evaluatieresultaat. Het hoofd van het personeel kan van deze termijn afwijken mits redelijke motivatie.

 

Met toepassing van artikel 46, 2° van het Besluit van de Vlaamse Regering geldt de in het vorige lid vermelde termijn niet in geval van een beroep tegen de evaluatie, zoals vermeld in artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 26. Het beroep tegen de evaluatie

§1. In toepassing van artikel 50, Besluit van de Vlaamse Regering wordt een beroepsinstantie geïnstalleerd. Deze beroepsinstantie is samengesteld uit de deskundige personeelsbeleid van de gemeente en de leden van het managementteam, met uitzondering van de algemeen directeur, de betrokken evaluator(en) en de geëvalueerde.

 

§2. Het personeelslid tekent schriftelijk hoger beroep aan binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van het evaluatieverslag.

 

§3. De beroepsinstantie nodigt het personeelslid en de evaluator uit om gehoord te worden binnen 15 kalenderdagen nadat het hoger beroep werd ingesteld. Personeelslid en evaluator worden samen gehoord. Het personeelslid kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

 

§4. Onverminderd artikel 50 §3, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, formuleert de beroepsinstantie zijn gemotiveerd advies, vermeld in artikel 50 §2, Besluit van de Vlaamse Regering, binnen 15 kalenderdagen nadat het personeelslid gehoord werd.

 

§5. Onverminderd artikel 50 §3, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, beslist het hoofd van het personeel om de evaluatie en het evaluatieresultaat te bevestigen of aan te passen binnen 15 kalenderdagen nadat het gemotiveerd advies zoals bedoeld in de vorige paragraaf, gegeven werd.

 

Binnen 8 kalenderdagen na zijn beslissing brengt het hoofd van het personeel het personeelslid, de evaluator en de beroepsinstantie ervan op de hoogte.

 

§6. Bij aanpassing van het evaluatieresultaat geldt voor de kennisgeving aan het personeelslid en aan de evaluator dezelfde termijn als vermeld in Art. 25 §3 eerste lid van deze rechtspositieregeling.

 

§7. De termijnen vermeld in dit artikel kunnen overschreden worden in situaties van overmacht. De OCMW-raad beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht.

 

Hoofdstuk V. nvt

Art. 27. nvt

Art. 28. nvt

Art. 29. nvt

Art. 30. nvt

Art. 31. nvt

 

Hoofdstuk VI. Vorming, training en opleiding

 

Art. 32.

In toepassing van artikel 192 van het decreet lokaal bestuur hebben de personeelsleden recht op informatie en vorming, zowel over de aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van hun functie, als om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.

 

De personeelsleden houden zich op de hoogte van de ontwikkelingen en de nieuwe inzichten in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.

De vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of voor het beter functioneren van een dienst, of als ze een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling, of van een implementatie van nieuwe werkmethodes en infrastructuur.

 

In toepassing van artikel 111, Gemeentedecreet van 15 juli 2005 en artikel 54, Besluit van de Vlaamse Regering, heeft de raad, als bijlage, een vormingsreglement vastgesteld. Het vormingsbeleid kadert in het globale personeels- en organisatiebeleid.

 

Art. 33.

In uitvoering van artikel 54 §2, 4°, Besluit van de Vlaamse Regering, kan het hoofd van het personeel vormingsaanvragen voorlopig of definitief weigeren op onder meer volgende algemene criteria:

 

1° als het personeelslid zonder overleg met het diensthoofd aan een vormingsactiviteit wil deelnemen;

2° als de kostprijs van de vorming te hoog is;

3° als er geen budgetten voorzien zijn;

4° als de vorming onredelijk of niet relevant is;

5° op grond van praktische bezwaren;

6° als de continuïteit van de dienst zou lijden onder een te beperkte personeelsaanwezigheid.

 

Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid

 

Art. 34.

Het personeelslid bouwt administratieve anciënniteiten op volgens de bepalingen van Hoofdstuk VII, Titel III, Besluit van de Vlaamse Regering, aangevuld met de bijzondere bepalingen van hoofdstuk VII van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 35.

In toepassing van artikel 58, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering komt de onbezoldigde afwezigheid van het personeelslid tot maximum 1 maand per jaar met een maximum van 1 jaar over de loopbaan in aanmerking voor de toekenning van schaalanciënniteit. Van zodra de onbezoldigde afwezigheid van het personeelslid langer dan 1 maand aaneensluitend duurt, kan voor de volledige duur van de afwezigheid geen schaalanciënniteit worden toegekend.

 

Art. 36.

§1. In toepassing van artikel 55, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW wordt schaalanciënniteit toegekend aan het personeelslid met beroepservaring die het personeelslid heeft opgedaan bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige, voor zover die beroepservaring relevant is en werd opgedaan in een vergelijkbare functie als de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld.

 

Personeelsleden die na het beëindigen van een contract, binnen het jaar terug in dienst komen bij het bestuur, houden hun schaalanciënniteit.

 

§2. De OCMW-raad beoordeelt de relevantie en de vergelijkbaarheid van de functie waarin de beroepservaring werd opgedaan, zoals bedoeld in de vorige paragraaf, volgens de bepalingen van artikel 59 §2, tweede en derde lid, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§3. Voor knelpuntberoepen kan het uitvoerend orgaan een uitzondering maken op het maximum vastgelegd in §1. In dit geval kunnen alle jaren in aanmerking genomen worden.

 

Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan

 

Art. 37.

De functionele loopbaan verloopt volgens deel 3, titel 2, hoofdstuk 7 van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW.

 

Hoofdstuk IX. De bevordering

 

Art. 38.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Art. 39.

De aanstellende overheid bepaalt in voorkomend geval de concrete bevorderingsprocedure met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, van Hoofdstuk I en IX van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens hoofdstuk IX van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 40.

In toepassing van artikel 69 §3, artikel 72 en artikel 73, Besluit van de Vlaamse Regering zijn Art. 8 §1 en Art. 10 tot en met Art. 13 van deze rechtspositieregeling, van overeenkomstige toepassing op de bevorderingsprocedure.

 

Art. 41. Proeftijd

De bevordering gaat gepaard met een proeftijd, die gelijk loopt met de proeftijd bij aanwerving zoals voorzien in Art. 19 §1, 1° en 2°. De aanstellende overheid kan hiervan afwijken, mits redelijke motivatie, binnen de grenzen van artikel 71, Besluit van de Vlaamse Regering.

Tijdens de duur van de proeftijd blijft de functie waarin betrokkene was aangesteld vacant. De functie kan wel tijdelijk waargenomen worden door een contractueel vervanger.

 

Art. 42. Minimale anciënniteit

In toepassing van artikel 72 §1, 1°, Besluit van de Vlaamse Regering bedraagt de minimale graadanciënniteit voor bevordering binnen eenzelfde niveau van de basisgraad naar de hogere graad naar een leidinggevende functie of functie van niveau A of B ten minste drie jaar en naar een niet-leidinggevende functie ten minste één jaar.

 

Bevordering is eveneens mogelijk van

Niveau E naar niveau D

Niveau D naar niveau C

Niveau C naar niveau B

Niveau C naar niveau A

Niveau B naar niveau A
mits
een niveauanciënniteit van minimum 1 jaar naar een niet-leidinggevende functie,
een niveauanciënniteit van minimum 3 jaar naar een leidinggevende functie of functie van niveau A of B

 

Art. 43. Bevorderingsreserve

§1. Geslaagde kandidaten worden opgenomen in een bevorderingsreserve die, met inbegrip van eventuele verlengingen, ten hoogste 36 maanden geldig blijft. De aanstellende overheid bepaalt bij de vacant verklaring de concrete geldigheidsduur van de bevorderingsreserve.

 

§2. Kandidaten in de bevorderingsreserve die zonder ernstige motivatie een aanbod voor een vacante functie weigeren, worden uit de bevorderingsreserve geschrapt. De aanstellende overheid beoordeelt de ernst van de opgegeven motivatie.

 

Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit

 

Art. 44.

§1. In toepassing van artikel 8, Besluit van de Vlaamse Regering bepaalt de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie volgens welke procedure ze vervuld wordt.

 

§2. De eerste paragraaf is niet van toepassing als er voor een functie een wervings- of bevorderingsreserve werd aangelegd.

 

Art. 45.

De aanstellende overheid bepaalt in voorkomend geval de concrete procedure via interne personeelsmobiliteit, met toepassing van artikel 106, Gemeentedecreet van 15 juli 2005, en van hoofdstuk I en hoofdstuk X van Titel III van het Besluit van de Vlaamse Regering en volgens hoofdstuk X van deze rechtspositieregeling.

 

Art. 46. Minimale graadanciënniteit

In toepassing van artikel 77, 1° Besluit van de Vlaamse Regering bedraagt de minimale graadanciënniteit om zich kandidaat te stellen voor een procedure via interne personeelsmobiliteit ten minste één jaar.

 

Art. 47.

In toepassing van artikel 78 zijn Art. 11 en Art. 13 van deze rechtspositieregeling van overeenkomstige toepassing op de interne rekrutering en selectie van kandidaten via interne personeelsmobiliteit.

 

De aanstellende overheid kan Art. 8 en Art. 10 en Art. 12 van deze rechtspositieregeling van overeenkomstige toepassing verklaren op de procedure via interne personeelsmobiliteit.

 

Hoofdstuk XI. Externe personeelsmobiliteit tussen lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied

 

Art.47-1

In toepassing van hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de externe personeelsmobiliteit, kan de aanstellende overheid bij de vacant verklaring van een functie beslissen om gebruik te maken van de mogelijkheid tot externe personeelsmobiliteit tussen alle lokale overheden met hetzelfde werkingsgebied.

 

Art.47-2

§1. In toepassing van hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 betreffende de externe personeelsmobiliteit, wordt de mogelijkheid voorzien om gezamenlijke selecties te voeren en gemeenschappelijke wervingsreserves aan te leggen tussen gemeente, OCMW en eventuele AGB’s (autonome gemeente bedrijven) van hetzelfde werkingsgebied.

 

§2. De bepalingen van artikel 14 van deze rechtspositieregeling zijn eveneens van toepassing op de gemeenschappelijke wervingsreserves die aangelegd worden.

Titel IV.Het mandaatstelsel, het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie

 

Art. 48. Mandaatstelsel

§1. In toepassing van hoofdstuk I van titel IV van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt een stelsel van mandaten vastgesteld.

 

§2. In toepassing van artikel 87 van dat besluit kan de mandaathouder tijdens de uitoefening van het mandaat een toelage krijgen.

 

§3. Volgende functies kunnen bij mandaat worden vervuld: coördinator woonzorgcentrum

 

§4. Een mandaatperiode duurt 7 jaar en is verlengbaar met opeenvolgende mandaatperiodes van telkens 7 jaar. Bij de eerste mandaatperiode van een persoon in een welbepaalde functie wordt een proefperiode van 6 maanden voorzien.

 

§5. In toepassing van artikel 88 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt 3 maanden voor de afloop van een mandaatperiode een eindevaluatie opgesteld die rekening houdt met de evaluaties tijdens het mandaat.

 

Art. 49. Opdrachthouderschap

§1. In toepassing van hoofdstuk II van titel IV van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt een stelsel van opdrachthouderschap vastgesteld.

 

§2. In toepassing van artikel 94 van dat besluit kan de opdrachthouder voor de duur van de opdracht een toelage krijgen, als de verzwaring van de functie niet op een andere manier opgevangen wordt, bijvoorbeeld door een verlichting van zijn andere gewone taken, of bijvoorbeeld door extra administratieve of inhoudelijke ondersteuning van het personeelslid.

 

Art. 50. Waarneming van een hogere functie

Als de titularis van een functie tijdelijk afwezig is of als die functie definitief vacant is, wordt de functie waargenomen als dit nodig of wenselijk is voor de goede werking van de dienst, en binnen de grenzen van artikel 96 en 97 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het eerste lid is niet van toepassing op de waarneming vermeld in artikel 81 §2 en 82 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.

 

Het statutair aangesteld personeelslid krijgt voor de waarneming in de hogere functie een toelage. Het contractueel aangesteld personeelslid krijgt het salaris, verbonden aan de hogere functie.

Titel V. De ambtshalve herplaatsing

 

Art. 51.

De ambtshalve herplaatsing van het personeelslid gebeurt met toepassing van Titel V, van het Besluit van de Vlaamse Regering en in overeenstemming met de bepalingen van titel V van deze rechtspositieregeling.

 

De ambtshalve herplaatsing van het contractueel aangesteld personeelslid gebeurt bovendien met zijn toestemming en in overeenstemming met de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Met uitzondering van de toepassing van artikel 101 §1, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering, komen personeelsleden in proeftijd, of in de eerste 3 maanden tewerkstelling indien het een contractuele medewerker betreft, niet in aanmerking voor een ambtshalve herplaatsing.

 

Art. 52.

Het personeelslid wordt na ambtshalve herplaatsing in statutair dienstverband aangesteld als hij een statutair personeelslid van het OCMW is, ongeacht of de functie statutair of contractueel is. Het personeelslid wordt na ambtshalve herplaatsing in contractueel dienstverband aangesteld als hij een contractueel personeelslid van het OCMW is, ongeacht of de functie statutair of contractueel is.

 

Het vorige lid is eveneens van toepassing als de ambtshalve herplaatsing enkel mogelijk is in vacante functies, zoals vermeld in artikel 100, eerste lid, artikel 101 §1, tweede lid en artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 53.

§1. De ambtshalve herplaatsing in een functie van dezelfde rang wordt toegepast in de gevallen bepaald bij artikel 99 §1, eerste en tweede lid, en bij artikel 99 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

§2. De ambtshalve herplaatsing in een functie van een lagere graad wordt toegepast in de gevallen bepaald bij artikel 101 §1, eerste en tweede lid, en bij artikel 101 §2, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 54.

In toepassing van artikel 100, tweede lid, Besluit van de Vlaamse Regering gelden volgende voorrangsregels als meerdere overtallige personeelsleden in aanmerking komen voor een ambtshalve herplaatsing:

 

1° de geschiktheid voor de functie, rekening houdend met de competentievereisten ervoor;

2° de dienstanciënniteit.

Titel VI: Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging

 

Art. 55.

§1. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging gebeurt in overeenstemming met Titel VI van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 56. Verbrekingsvergoeding

In toepassing van artikel 105 §1, eerste lid, Besluit van de Vlaamse Regering, krijgt het statutaire personeelslid van wie de aanstelling onregelmatig werd bevonden zoals vermeld in artikel 104, 1° van dat besluit, een billijke verbrekingsvergoeding, als de onregelmatigheid van de aanstelling aan een fout van het OCMW te wijten is en als het personeelslid door de onregelmatige aanstelling schade heeft ondervonden. De verbrekingsvergoeding stemt overeen met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar ononderbroken tewerkstelling bij het OCMW.

 

Art. 57. Het statutaire personeelslid op proef

§1. In toepassing van artikel 108 §1, eerste lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering, gelden volgende regels voor het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het statutaire personeelslid op proef.

 

§2. Duurtijd van de opzegtermijn

 

1° Voor een statutair personeelslid op proef van het niveau C, D of E geldt een opzegtermijn van 7 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

2° Voor een statutair personeelslid op proef van het niveau A of B geldt een opzegtermijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

3° Voor de algemeen directeur en financieel directeur op proef geldt een opzegtermijn van 14 kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop het ontslag werd betekend.

 

§3. De aanstellende overheid kan het personeelslid een opzegtermijn laten presteren of de arbeidsverhouding onmiddellijk beëindigen. In dat geval wordt de opzegtermijn of het resterend gedeelte ervan omgezet in een verbrekingsvergoeding. De verbrekingsvergoeding komt overeen met het salaris voor de niet-gepresteerde opzegtermijn.

 

§4. De OCMW-raad is bevoegd om verdere toepassing te geven aan dit artikel.

 

Art. 58. Het vast aangestelde statutaire personeelslid

§1. In toepassing van artikel 108 §2, tweede lid, van het Besluit van de Vlaamse Regering, gelden volgende regels voor het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid.

 

§2. De opzegtermijn van het vast aangesteld personeelslid dat ontslagen wordt wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid bedraagt drie maanden voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar ononderbroken tewerkstelling bij het OCMW en gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag.

 

§3. De aanstellende overheid kan het personeelslid een opzegtermijn laten presteren of de arbeidsverhouding onmiddellijk beëindigen. In dat geval wordt de opzegtermijn of het resterend gedeelte ervan omgezet in een verbrekingsvergoeding. De verbrekingsvergoeding komt overeen met het salaris voor de niet-gepresteerde opzegtermijn.

 

§4. De OCMW-raad is bevoegd om verdere toepassing te geven aan dit artikel.

 

Titel VII. Het salaris

 

Art. 59.

In toepassing van artikel 75, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW zijn de salarisschalen vermeld in artikel 77 §1 van dat besluit van toepassing.

 

Art. 60.

§1. In toepassing van artikel 81, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW wordt de beroepservaring in de privé sector of als zelfstandige in aanmerking genomen voor de toekenning van periodieke salarisverhogingen, op voorwaarde dat deze beroepservaring relevant is voor de uitoefening van de functie.

 

Met toepassing van artikel 78 laatste lid van dat besluit, oordeelt het uitvoerend orgaan van het bestuur over de relevantie van de beroepservaring, rekening houdend met artikel 81, derde lid van dat besluit.

 

§2. De beroepservaring is meerekenbaarvoor alle functies.

 

Personeelsleden die na het beëindigen van een contract, binnen het jaar terug in dienst komen bij het bestuur, behouden hun geldelijke anciënniteit.

 

Voor knelpuntberoepen kan het uitvoerend orgaan een uitzondering maken op het maximum vastgelegd in punt 2°. In dit geval kunnen alle jaren in aanmerking genomen worden.

 

Art. 60bis.

§1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag ervan berekend volgens de formule: M = VW/PW x n% x NM

Waarbij:

M = het te betalen maandloon (100%);

VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling verschuldigd is;

PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van het personeelslid;

n% = het percentage waartegen het personeelslid prestatie verricht;

NM = het normaal maandsalaris (100%)

 

§2. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld: de dagen waarop geen arbeidsprestatie wordt geleverd, maar waarvoor het salaris toch wordt doorbetaald.

 

Art. 61.

nvt

 

Art. 62.

nvt

Titel VIII. Vakantiegeld, toelagen, vergoedingen en andere voordelen

 

Art. 63. Algemene bepalingen

Binnen de grenzen van artikel 131 en 132 van het Besluit van de Vlaamse Regering, worden volgende toelagen, vergoedingen en andere voordelen toegekend.

 

De OCMW-raad is bevoegd om er verdere uitvoering aan te geven.

 

De OCMW-raad stelt de individuele toelage, vergoeding of ander voordeel vast en stelt de periode vast waarbinnen inhaalrust moet worden genomen.

 

Hoofdstuk I. Vakantiegeld

 

Art. 64.

§1. Het vast aangestelde statutairepersoneelslid ontvangt een vakantiegeld in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

§2. In toepassing van artikel 59 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen ontvangt het op proef benoemde personeelslid een vakantiegeld in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

 

§3. Titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers is van toepassing op het contractueel aangestelde personeelslid.”

 

Hoofdstuk II. De eindejaarstoelage

 

Art. 65.

De eindejaarstoelage wordt toegekend overeenkomstig deel 3, titel 5, hoofdstuk 2, afdeling 2 van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW.

 

Art 65 bis

 

§1. De eindejaarstoelage kan op vraag van het personeelslid geheel of gedeeltelijk worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een eindejaarstoelage in geld zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de eindejaarstoelage.

 

Het theoretisch budget waarvan sprake in voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest binnen de grenzen van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en zijn bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de eindejaarstoelage onverkort van toepassing.

 

Het personeelslid moet zijn keuze om de eindejaarstoelage geheel of gedeeltelijk om te zetten maken op een moment dat er nog geen verworven rechten op die eindejaarstoelage bestaan.  Wanneer het personeelslid kiest voor een gedeeltelijke omzetting van de eindejaarstoelage, vermindert hiermee het bruto bedrag van de eindejaarstoelage.

 

Indien het theoretisch budget meer was dan nodig voor de gekozen voordelen, wordt het saldo aan het personeelslid overgemaakt na afhouding van de noodzakelijke bijdragen. In voorkomend geval worden die teruggestorte gelden beschouwd als een gewone premie in geld.

 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan de rechtspositieregeling.

 

Hoofdstuk III. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen

 

Art. 66.

Onverminderd de toepassing van artikel 138, Besluit van de Vlaamse Regering, is dit hoofdstuk van toepassing op personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van de arbeidsduurregeling van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en op de personeelsleden die onder het toepassingsgebied vallen van de Arbeidstijdwet van 14 december 2000.

 

Art. 67.

In toepassing van artikel 102, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW krijgt het personeelslid:

 

1° per uur nachtprestaties op weekdagen tussen 22 uur en 6 uur, één kwartier extra inhaalrust;

2° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zondag of een feestdag, één uur extra inhaalrust;

3° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag, één uur extra inhaalrust indien de prestaties niet voorzien zijn in het reguliere uurrooster van de medewerker;

4° per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag, een half uur extra inhaalrust indien de prestaties voorzien zijn in het reguliere uurrooster van de medewerker. De reguliere uurroosters die onder deze toepassing vallen zijn, met vermelding van deze regel, terug te vinden in het arbeidsreglement.

 

Hoofdstuk IV. De overuren

 

Art. 68.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personeelsleden die onder het toepassingsgebied van de Arbeidswet van 16 maart 1971 vallen.

 

Art. 69.

In aanvulling op artikel 141 §1, Besluit van de Vlaamse Regering, kunnen overuren enkel gepresteerd worden binnen de grenzen van de Arbeidstijdwet van 14 december 2000. Daar wordt onder meer onder verstaan dat als de dag- of weekgrenzen op de door de wet geoorloofde wijze overschreden worden, de wettelijk bepaalde inhaalrust toegekend wordt.

 

Art. 70.

§1. In toepassing van artikel 8, Arbeidstijdwet van 14 december 2000 neemt het personeelslid compenserende inhaalrust op binnen 4 maanden nadat de maximale wekelijkse arbeidsduur overschreden werd.

 

§2. Als het personeelslid (met uitzondering van het personeelslid van niveau A) door omstandigheden buiten zijn wil geen inhaalrust kan opnemen binnen de termijn van 4 maanden, wordt voor weekdagen, in toepassing van artikel 141, §2 Besluit van de Vlaamse Regering, toegekend:

1° Een toeslag van 25% per uurvoor overuren die tussen 6 en 22 uur gepresteerd werden.

2° Een toeslag van 25% per uur voor overuren die tussen 22 en 6 uur gepresteerd werden.

Voor zaterdagen, zondagen of reglementaire feestdagen wordt, in toepassing van artikel 141, §2 Besluit van de Vlaamse Regering, 0% toegekend.

§3. De OCMW-raad zal de verdere regels voor goedkeuring van overuren bepalen.

 

Hoofdstuk V. De toelagen

Art. 71 – De waarnemingstoelage

Onder de voorwaarden van artikel 143 en 144 van het Besluit van de Vlaamse Regering en van Art. 50 van deze rechtspositieregeling, wordt voor het waarnemen van een hogere functie een toelage toegekend.

Art. 72 – De toelage voor opdrachthouderschap

Onder de voorwaarden van artikel 151, Besluit van de Vlaamse Regering en van Art. 49 van deze rechtspositieregeling, wordt voor opdrachthouderschap een toelage toegekend.

Art. 73 – De verstoringstoelage

In toepassing van artikel 142, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een verstoringstoelage toegekend die vier keer het uurloon bedraagt.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de verstoringstoelage bepalen.

Art. 74 – De gevarentoelage

In toepassing van art 145, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een gevarentoelage toegekend.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de gevarentoelage bepalen.

Art. 75 – De permanentietoelage

In toepassing van art 148, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een permanentietoelage toegekend.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de permanentietoelage bepalen.

Art. 76 – De mandaattoelage

In toepassing van art 150, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een mandaattoelage toegekend van 5 % van het geïndexeerd brutosalaris van de mandaathouder.

De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de mandaattoelage bepalen.

 

Hoofdstuk VI

Zonder inhoud

 

Hoofdstuk VII. De vergoedingen

Art. 77 – De Vergoeding voor reis- en verblijfkosten

De vergoeding voor reis- en verblijfkosten gebeurt overeenkomstig artikel 153 tot en met artikel 155, artikel 156 §1, eerste, derde en vierde lid, artikel 157 en 158, Besluit van de Vlaamse Regering.

Een dienstverplaatsing is een verplaatsing van de ene naar de andere werklocatie tijdens de werkuren. Enkel dienstverplaatsingen met de eigen fiets of het eigen gemotoriseerd voertuig geven recht op een kilometervergoeding. Bij carpooling wordt de kilometervergoeding verhoogd.

 

De vergoeding wordt aangevraagd via de personeelsdienst via het daarvoor beschikbare aanvraagformulier.

 

Hoofdstuk VIII. De sociale voordelen

 

Art. 78 - Maaltijdcheques

Het personeelslid ontvangt maaltijdcheques overeenkomstig artikel 159, Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 79 – Hospitalisatieverzekering

Het personeelslid geniet van een hospitalisatieverzekering ten laste van het OCMW onder de voorwaarden van artikel 160, §1 en 162, Besluit van de Vlaamse Regering. De OCMW-raad zal de verdere regels voor toekenning van de hospitalisatieverzekering bepalen.

Art. 80 – Kosten voor woon-werkverkeer – openbaar vervoer

In toepassing van artikel 163, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt het personeelslid voor de kosten van het openbaar vervoer volledig vergoed.

 

Art. 81 – Kosten voor woon-werkverkeer – fiets

In toepassing van artikel 164, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een fietsvergoeding toegekend. De fietsvergoeding wordt automatisch geïndexeerd volgens het fiscaal vrijgestelde maximumbedrag.

 

§1. Het personeelslid kan op eigen vraag het budget van fietsvergoeding zoals opgebouwd volgens deze rechtspositieregeling, geheel of gedeeltelijk inzetten voor de voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit.

 

De in het eerste lid vermelde fietsvergoeding kan worden ingezet voor andere voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van de fietsvergoeding zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid moet zijn keuze maken om zijn fietsvergoeding om te zetten ten laatste op de laatste werkdag van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit worden aangevraagd. 

 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan de rechtspositieregeling.

 

Art. 82 – Vergoeding conciërge

In toepassing van artikel 169, Besluit van de Vlaamse Regering, geniet de conciërge voor zijn verplichtingen als conciërge de kosteloze huisvesting.

Art. 83 – Begrafenisvergoeding

In toepassing van artikel 166, 167, 168, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt een vergoeding toegekend voor de begrafenis van een personeelslid.

Titel IX. Verloven en afwezigheden

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

 

Art. 84.

§1. In toepassing van titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering en onverminderd andere dwingende wettelijke of decretale bepalingen kent het OCMW de in deze titel bepaalde verloven en afwezigheden toe.

 

§2. De OCMW-raad stelt de aanvraagtermijnen, de aanvraagprocedure, de toekenning, de mogelijkheid tot opzegging en de opzeggingstermijnen van de verloven vast. Onverminderd de individuele rechten van het personeelslid wordt bij de toekenning van verloven afgewogen of de continuïteit en de kwaliteit van de openbare dienstverlening gehandhaafd blijven.

 

§3. De verloven zijn uitgedrukt in werkdagen. Tenzij anders bepaald, worden de werkdagen omgezet in uren, rekening houdend met de prestatiebreuk van het personeelslid. Voor een voltijds werkend personeelslid komt één werkdag overeen met 7.6 uur (7u36min).

 

§4. De OCMW-raad beslist over de individuele verlofaanvraag.

 

§5. De OCMW-raad is bevoegd om de werkroosters vast te stellen zoals bedoeld in artikel 6 §1, 1° van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

 

Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen

 

Art. 85.

Titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers is van toepassing op:

 

1° het contractueel aangestelde personeelslid;

2° het contractueel aangesteld personeelslid dat onder de toepassing valt van het koninklijk besluit van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.

 

Art. 86.

In afwijking van titel III van het koninklijk besluit van 30 maart 1967, zoals bepaald in het vorig artikel, gelden volgende bijzondere bepalingen:

 

1° In toepassing van artikel 138 §1, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW heeft het personeelslid recht op 26 werkdagen betaalde vakantie voor een volledig arbeidsjaar.

2° De opbouw van het vakantieverlof gebeurt in overeenstemming met artikel 138 §2, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW.

3° In toepassing van artikel 138 §3 1°, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW geeft een periode met recht op een uitkering van de ziekte- of invaliditeitsverzekering tot maximum één jaar na aanvang van de ziekteperiode eveneens recht op jaarlijkse vakantiedagen.

4° De samenloop van ziekte met vakantie gebeurt in overeenstemming met artikel 178, Besluit van de Vlaamse Regering. Naar analogie met artikel 68, 2°, b) van de Jaarlijkse Vakantiewet Werknemers wordt de vakantie van een statutair personeelslid dat ziek wordt tijdens zijn vakantie, niet opgeschort.

5° In aanvulling van artikel 178 3de lid, Besluit van de Vlaamse Regering, wordt voor alle personeelsleden die tijdens de vakantie opgenomen worden in het ziekenhuis de vakantie opgeschort vanaf de eerste dag van de ziekenhuisopname.

 

Artikel 86bis

 

§1. Het personeelslid kan op vraag van het personeelslid vakantiedagen, die per kalenderjaar boven het minimum van 24 dagen (bij een recht op 26 vakantiedagen), of 28 dagen (bij een recht op 35 vakantiedagen) uitstijgen, omzetten naar een theoretisch budget welke aangewend kan worden ter bevordering van fietsmobiliteit. In voorkomend geval is er geen of gedeeltelijk geen recht meer op de bijkomende vakantiedagen.

 

De in het eerste lid vermelde vakantiedagen kunnen worden omgezet in een theoretisch budget waarmee het personeelslid andere voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit kan kiezen, die gelijkwaardig zijn aan die van een vakantiedag zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Het personeelslid moet zijn keuze maken om een of meerdere bijkomende vakantiedagen om te zetten ten laatste op de laatste werkdag van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de voordelen ter bevordering van fietsmobiliteit worden aangevraagd. 

 

Het theoretisch budget waarvan sprake in voorgaande lid is niet opeisbaar. De voordelen die het personeelslid vrij kiest aan de hand van dit theoretisch budget, worden wel opeisbaar van zodra ze opgenomen worden in een individueel akkoord tussen het personeelslid en zijn bestuur. Bij gebrek aan een individueel akkoord, blijft het recht op de vakantiedagen onverkort van toepassing.

 

§2. De concrete modaliteiten over fietsmobiliteit worden uitgewerkt in een bijlage aan de rechtspositieregeling.

 

Hoofdstuk III. De feestdagen

 

Art. 87.

Dit hoofdstuk is ook van toepassing op het personeel dat onder de toepassing valt van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.

 

Art. 88.

zonder inhoud

 

Art. 89.

Ter vervanging van de in artikel 139, Besluit van de Vlaamse Regering OCMW vermelde feestdagen die samenvallen met een zaterdag, zondag, of een andere inactiviteitsdag, heeft het personeelslid vakantie voor de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar. De OCMW-raad kan voorzien in een minimum-permanentie.

Het personeelslid dat verplicht is om in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar te werken (personeelsleden tewerkgesteld in een continuregeling en/of personeelsleden die voldaan aan de minimum-permanentie), krijgt in evenredige mate vervangende compensatiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen.

 

Hoofdstuk IV . Bevallingsverlof en opvangverlof

 

Art. 90. Bevallingsverlof en gewaarborgd inkomen

§1. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het contractueel aangestelde personeelslid volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en met toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 en van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§2. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het statutaire personeelslid op proef volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§3. Het bevallingsverlof wordt toegekend aan het vast aangestelde statutaire personeelslid volgens de Arbeidswet van 16 maart 1971 en in overeenstemming met artikel 180 en 181 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 91. Omzetting moederschapsverlof

§1. Het contractueel aangestelde personeelslid heeft recht op de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van het koninklijk besluit van 17 oktober 1994 en de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

§2. Het statutaire personeelslid heeft recht op de omzetting van het moederschapsverlof in vaderschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder, in toepassing van artikel 182 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 92. Opvangverlof

§1. Het contractueel aangestelde personeelslid heeft recht op opvangverlof in toepassing van artikel 30ter van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

§2. Het statutaire personeelslid heeft recht op opvangverlof in toepassing van artikel 183 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Art. 93. Specifieke bepalingen over het adoptieverlof

§1. De uitoefening van het recht op adoptieverlof neemt een einde op het ogenblik waarop het kind de leeftijd van acht jaar bereikt tijdens de opname van het verlof.

 

§2. De OCMW-raad kan aan het personeelslid opleggen dat het adoptieverlof opgenomen moet worden in een aaneengesloten periode. Hij kan ook opleggen dat de uitoefening van het recht op adoptieverlof een aanvang moet nemen binnen twee maanden die volgen op de inschrijving van het kind als lid van het gezin van het personeelslid.

 

De OCMW-raad beslist hierover rekening houdend met de continuïteit en de kwaliteit van de openbare dienstverlening. 

 

Hoofdstuk V. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid

 

Art. 94. Definitie

 

Met de term ‘verlof wegens arbeidsongeschiktheid’ in deze rechtspositieregeling wordt zowel de gerechtvaardigde afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid van het contractueel personeelslid bedoeld, als het zogenaamde ‘ziekteverlof’ van het statutair personeelslid zoals bepaald in de artikelen 184 en volgende van het Rechtspositiebesluit van 7 december 2007.

 

Art. 94bis. Ziekteverlof en gewaarborgd inkomen contractueel aangesteld personeelslid

Het contractueel aangestelde personeelslid krijgt verlof wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van het arbeidsongeval en de beroepsziekte, volgens de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid wordt, eventueel na een periode van gewaarborgd loon in toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet, aan het contractueel personeelslid toegekend met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

Art. 95. Verlof wegens arbeidsongeschiktheid en gewaarborgd inkomen statutair aangestelde personeelslid op proef

Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid wordt toegekend aan het statutair aangestelde personeelslid op proef volgens artikel 184 en artikel 190 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Een uitkering wegens ziekte of invaliditeit wordt aan het statutair aangestelde personeelslid op proef toegekend met toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

 

Art. 96. Ziekteverlof en gewaarborgd inkomen vast aangesteld statutaire personeelslid

§1. Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid  wordt toegekend aan het vast aangestelde statutaire personeelslid in toepassing van artikel 184 en 190 §1, Besluit van de Vlaamse Regering. Het vast aangestelde statutaire personeelslid heeft recht op het gewone salaris voor elke opgenomen ziektekredietdag. Het ziektekrediet wordt vastgesteld en berekend volgens artikel 187, artikel 188, artikel 189 en artikel 191 van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit artikel vermelde bepalingen.

 

§2. De ziektekredietdagen worden toegekend in de vorm van een krediet van eenentwintig werkdagen per jaar volledige dienstactiviteit.In toepassing van artikel 175 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt het ziektekrediet van personeelsleden met deeltijdse of specifieke arbeidsregimes pro rata berekend. 

 

Volgende afwezigheden tellen onder meer niet mee voor de opbouw van ziektekredietdagen:

         afwezigheid wegens disponibiliteit;

         afwezigheid wegens een van de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking  of Vlaams Zorgkrediet in toepassing van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;

         afwezigheid wegens verlof voor opdracht, in toepassing van Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht van deze titel.

 

§3. In toepassing van artikel 187 §4 van het Besluit van de Vlaamse Regering worden de vakantiedagen die het vast aangestelde statutaire personeelslid niet heeft kunnen opnemen als gevolg van langdurige ziekte, toegevoegd aan het nog beschikbare ziektekrediet.

 

§4. In toepassing van artikel 190 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering wordt de afwezigheid van het vast aangestelde statutaire personeelslid tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte, beschouwd als verlof wegens arbeidsongeschitheid en pro rata aangerekend op het aantal nog beschikbare ziektekredietdagen.

 

§5. Met toepassing van artikel 191 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de afwezigheid naar aanleiding van een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde, voorlopig aangerekend op het beschikbare ziektekrediet, vermeld in artikel 187, Besluit van de Vlaamse Regering, tot wanneer de schuld van de aansprakelijke derde bewezen is.

 

§6. De OCMW-raad stelt het ziektekrediet vast van het individuele personeelslid, rekening houdend met de periodes die niet in aanmerking komen voor de berekening van ziektekredietdagen enerzijds en met de al opgenomen ziektekredietdagen anderzijds.

 

Art. 97.

De OCMW-raad beslist over de vraag van een personeelslid om zijn functie met deeltijdse prestaties weer op te nemen na een afwezigheid wegens ziekte of ongeval van gemeen recht.

 

Art. 98. Ziektecontrole

§1. Op het contractueel aangestelde personeelslid zijn de regels voor de ziektecontrole van toepassing zoals bepaald in artikel 31 van de Arbeidsovereenkomstenwet en in de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde, aangevuld met de regels in het arbeidsreglement.

 

§2. Met toepassing van artikel 185 en 186, Besluit van de Vlaamse Regering zijn op het statutaire personeelslid de regels voor de ziektecontrole van toepassing zoals bepaald in het arbeidsreglement.

 

Art. 99. Indeplaatsstelling van het bestuur bij arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door aansprakelijke derde

Artikel 191 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering is van toepassing op de afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door een aansprakelijke derde.

Artikel 191 §2 is van overeenkomstige toepassing op het contractueel aangestelde personeelslid in de gevallen waarin hij recht heeft op de doorbetaling van zijn salaris.

 

Hoofdstuk VI. Disponibiliteit

 

Art. 100.

§1. Met toepassing van artikel 192 §1, 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, kan het vast aangestelde statutaire personeelslid wegens ambtsopheffing en wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of invaliditeit in disponibiliteit gesteld worden.

 

§2. De algemene bepalingen van artikel 193, 194 en 195 van het Besluit van de Vlaamse Regering, zijn verder van toepassing, aangevuld met de bijzondere bepalingen van afdeling II en III van hoofdstuk VI van Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en met §3 van dit artikel.

 

§3. De aanstellende overheid beslist over het verzoek van het personeelslid om een wachttermijn, zoals bedoeld in artikel 199 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering.

 

Hoofdstuk VII. Verlof voor deeltijdse prestaties

 

Art. 101.

geschrapt

Art. 102.

geschrapt

Art. 103.

geschrapt

Art. 104.

geschrapt

Art. 105.

geschrapt

Art. 106.

geschrapt

Art. 107.

geschrapt

Art. 108.

geschrapt

 

Hoofdstuk VIII. Verlof voor opdracht

 

Art. 109.

§1. Met toepassing van artikel 204 van het Besluit van de Vlaamse Regering, kan het vast aangestelde personeelslid verlof voor opdracht krijgen, onder de voorwaarden bepaald in hoofdstuk VIII, Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen.

 

§2. In de gevallen bepaald in artikel 204, 1°-3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt de arbeidsovereenkomst van het contractueel aangestelde personeelslid in gemeenschappelijk akkoord geschorst, onder de voorwaarden bepaald in hoofdstuk VIII, Titel IX van het Besluit van de Vlaamse Regering, en aangevuld met de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen. Het contractueel aangestelde personeelslid kan geen toestemming krijgen tijdens de eerste 3 maanden van zijn tewerkstelling.

 

§3. Het personeelslid dat niet voldoet aan de voorwaarden van het verlof voor opdracht of van de schorsing van de arbeidsovereenkomst op grond van de bepalingen van artikel 204, 1°-3° kan in voorkomend geval een beroep doen op het onbetaald verlof bepaald in hoofdstuk XII, mits hij aan de in dat hoofdstuk gestelde voorwaarden voldoet.

 

Art. 110.

Met ‘externe opdracht waarvan de raad het algemeen belang erkent’ waarvan sprake in artikel 204, 3° van het Besluit van de Vlaamse Regering, wordt onder meer bedoeld:

 

1° een functie of opdracht uitoefenen in een ander OCMW;

2° een functie of opdracht uitoefenen in een gemeente;

3° een functie of opdracht uitoefenen in een autonoom gemeentebedrijf;

4° een functie of opdracht uitoefenen in een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap naar privaat recht, zoals bedoeld in afdeling III van Hoofdstuk II van Titel VII van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005;

5° een functie of opdracht uitoefenen in een intergemeentelijk samenwerkingsverband.

 

Art. 111.

Het verlof voor opdracht of de schorsing van de arbeidsovereenkomst wordt niet gelijkgesteld met dienstactiviteit.

 

Art. 112.

Het personeelslid vraagt het verlof voor opdracht zoals bedoeld in Art. 109 §1, of de schorsing van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in Art. 109 §2, tijdig, bij voorkeur 3 maanden op voorhand, aan.

 

De OCMW-raad beslistover de aanvraag.

 

Art. 113.

Met toepassing van artikel 208 van het Besluit van de Vlaamse Regering dient het personeelslid dat vóór het verstrijken van de termijn een einde wil stellen aan het verlof voor opdracht of aan de schorsing van de arbeidsovereenkomst, zo snel mogelijk en bij voorkeur 3 maanden op voorhand, een aanvraag in bij de OCMW-raad.

 

De OCMW-raad beslist over de aanvraag tot voortijdige beëindiging, rekening houdend met de goede werking van de dienst.

 

Hoofdstuk IX. Terbeschikkingstelling

 

Art. 114.

§1. Het vast aangestelde personeelslid kan ter beschikking gesteld worden van een gebruiker onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk bepaald worden, en met toepassing van artikel 104 §4, artikel 104bis, artikel 195 §2 en artikel 230 van het Gemeentedecreet.

 

§2. In toepassing van artikel 144bis van de Nieuwe Gemeentewet kan het contractueel aangestelde personeelslid ter beschikking gesteld worden van een gebruiker, onder de voorwaarden bepaald in artikel 144bis en aangevuld met de voorwaarden die in dit hoofdstuk verder bepaald worden. Het contractueel aangestelde personeelslid kan niet ter beschikking gesteld worden tijdens de eerste drie maanden van zijn tewerkstelling.

 

Art. 115.

§1. Naast het OCMW oefent ook de gebruiker werkgeversgezag uit over het ter beschikking gesteld personeelslid. De gebruiker kan instructies en bevelen geven, en afspraken maken met het personeelslid.

 

§2. Het ter beschikking gesteld personeelslid is onderworpen aan de arbeidsorganisatie van de gebruiker. Met arbeidsorganisatie wordt in dit geval onder meer bedoeld: de arbeidsduur, de feestdagenregeling, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de arbeid van jeugdige personen, de nachtarbeid of het welzijn op het werk.

 

§3. De gebruiker beslist na overleg met het OCMW over de toekenning van verloven en afwezigheden aan het ter beschikking gesteld personeelslid.

 

§4. Het OCMW evalueert het ter beschikking gesteld personeelslid op basis van een verslag van de gebruiker.

 

§5. Het OCMW kan in voorkomend geval een tuchtprocedure tegen het ter beschikking gesteld personeelslid opstarten op verslag van de gebruiker.

 

Art. 116.

De terbeschikkingstelling van het vast aangestelde personeelslid is onderworpen aan volgende voorwaarden:

 

1° De terbeschikkingstelling moet een beperkte tijd hebben.

2° De arbeidsvoorwaarden en het salaris, met inbegrip van de vergoedingen, voordelen, verloven en afwezigheden, van het ter beschikking gesteld personeelslid worden exclusief vastgesteld door het OCMW. Het OCMW betaalt het salaris, eventueel aangevuld met toelagen en vergoedingen, rechtstreeks aan het ter beschikking gesteld personeelslid. In een overeenkomst tussen OCMW en gebruiker wordt de eventuele terugbetaling van de werkgeverskosten geregeld.

3° Gedurende de periode waarin het vast aangestelde personeelslid ter beschikking van de gebruiker wordt gesteld is de gebruiker verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid die gelden op de plaats van het werk zoals bedoeld bij artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

4° De voorwaarden en de duur van de terbeschikkingstelling evenals de aard van de opdracht moeten worden vastgesteld in de overeenkomst, afgesloten door de OCMW-raad en de gebruiker.

 

Art. 117.

De OCMW-raad beslist over de terbeschikkingstelling.

 

Hoofdstuk X. Het uitlenen van personeel aan een gebruiker

 

Art. 118.

geschrapt

Art. 119.

geschrapt

Art. 120.

geschrapt

Art. 121.

geschrapt

 

Hoofdstuk XI. Het omstandigheidsverlof

 

Art. 122.

§1. Het personeelslid krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de in artikel 209 van het Besluit van de Vlaamse Regering opgesomde gebeurtenissen.

 

§2. Op het contractueel aangesteld personeelslid is verder artikel 30 van de Arbeidsovereenkomstenwet rechtstreeks van toepassing, aangevuld met het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers, aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten.

 

§3. In aanvulling op artikel 209, voorlaatste lid van het Besluit van de Vlaamse Regering is het omstandigheidsverlof enkel bezoldigd als het omstandigheidsverlof samenvalt met dagen waarop normaal gewerkt zou zijn, en met de uren die gedurende deze dagen normaal gepresteerd zouden worden.

 

Art. 123.

Om gerechtigd te zijn op het salaris moet het personeelslid het bestuur vooraf verwittigen. Indien dit niet mogelijk is moet hij het bestuur zo spoedig mogelijk verwittigen. Hij moet het verlof gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.

 

De OCMW-raad beslistover de aanvraag, zonder dat het recht op omstandigheidsverlof ter discussie kan gesteld worden. Het personeelslid dient een bewijsstuk ter verantwoording voor te leggen.

 

Art. 124.

Het personeelslid is verplicht het omstandigheidsverlof op te nemen binnen volgende termijnen:

 

1° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 1° en 4° van het Besluit van de Vlaamse Regering betreft: binnen de week waarin het huwelijk zich voordoet, of tijdens de volgende week;

2° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 2° van dat besluit betreft: binnen de 4 maanden vanaf de bevalling.

3° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 5° en 6° van dat besluit betreft: binnen de 30 dagen na het overlijden.

4° wat het omstandigheidsverlof, bedoeld in artikel 209, 3° van dat besluit betreft: binnen de 30 dagen na het overlijden.

 

Hoofdstuk XII. Het onbetaald verlof

 

Art. 125. Onbetaald verlof als gunst

 

Het hoofd van het personeel kan aan het personeelslid onbetaald verlof toestaan om de prestaties volledig of gedeeltelijk te onderbreken, als de goede werking van de dienst dat toelaat, in toepassing van Art. 200 van het Besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 (zoals gewijzigd en aangevuld bij Besluit van de Vlaamse regering van 2 december 2016).

 

Het verlof, vermeld in het eerste lid, kan worden toegestaan voor:

 

1° twintig dagen per kalenderjaar, te nemen in volledige of halve dagen en al dan niet in aaneensluitende perioden;

2° twee jaar gedurende de loopbaan, te nemen in al dan niet aaneensluitende perioden van minimaal één maand;

3° andere periodes, mits akkoord van het hoofd van het personeel.

 

Het onbetaald gunstverlof is niet gelijkgesteld met dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand bedraagt of deeltijds verlof betreft.

 

Art.125bis. Onbetaald verlof als recht

 

§1. Het personeelslid heeft het recht om tijdens de loopbaan twaalf maanden voltijds de loopbaan te onderbreken in periodes van minimaal een maand, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel. Dit is in toepassing van artikel 210 van het Besluit van de Vlaamse regering. Zodra het personeelslid 55 jaar is, verwerft het een bijkomend recht om twaalf maanden voltijds de loopbaan te onderbreken, te nemen in periodes van minimaal een maand, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel.

 

Het personeelslid heeft het recht om tijdens de loopbaan gedurende zestig maanden de prestaties te verminderen tot 80% of tot 50% van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel. Dat deeltijdse onbetaalde verlof kan alleen genomen worden in periodes van minimaal drie maanden. Zodra het personeelslid 55 jaar is, heeft hij altijd het recht om de prestaties te verminderen tot 80% of tot 50% van een voltijdse betrekking, tenzij het personeelslid deel uitmaakt van één van de uitgesloten personeelscategorieën zoals omschreven in §2 van onderhavig artikel.

§2. Volgende personeelscategorieën kunnen door het hoofd van het personeel worden uitgesloten van het voordeel van het recht op onbetaald verlof om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst:

1° de leidinggevende.

2° Het personeelslid met minder dan 12 maanden graadanciënniteit.

3° Het personeel tewerkgesteld in de buitenschoolse kinderopvang en/of kinderdagverblijven.

 

§3. Het verlof is gelijkgesteld met dienstactiviteit (artikel 211 van het besluit van de Vlaamse Regering).

Het verlof wegens arbeidsongeschiktheid, met uitzondering van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maakt geen einde aan het toegekende onbetaalde verlof.

Als een feestdag op een dag onbetaald verlof valt, wordt die feestdag niet vervangen.

 

§4. Het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, beslist over de aanvraag.

Zo kan hij:

1° het onbetaald verlof toestaan;

2° het onbetaald verlof weigeren als de aanvraag niet voldoet aan alle voorwaarden die opgelegd worden in Art. 125 en Art. 125bis van deze rechtspositieregeling;

3° de ingangsdatum van het onbetaald verlof uitstellen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

4° de omvang van het onbetaald verlof beperken tot 20% van een voltijds equivalent om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

5° een minimumduur en/of een maximumduur opleggen, binnen de algemene grens van artikel 210 van het Besluit van de Vlaamse regering.

§5. Als een vast aangesteld statutair personeelslid binnen de diensten van het bestuur een contractuele betrekking, een mandaat, een tijdelijke aanstelling of een andere functie waaraan een proeftijd verbonden is, opneemt, wordt ambtshalve onbetaald verlof toegestaan voor maximaal de duur van het mandaat, de tijdelijke aanstelling of de proeftijd.

 

§6. Onder voorbehoud van andersluidende dwingende wetgeving is zowel volledig als gedeeltelijk onbetaald verlof niet mogelijk met andere systemen van verminderde prestaties. Het personeelslid in gedeeltelijk onbetaald verlof wordt niet gemachtigd om verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling van gedeeltelijk zorgkrediet. Wanneer het personeelslid in een systeem van gedeeltelijk onbetaald verlof stapt wordt automatisch een einde gemaakt aan andere systemen van verminderde prestaties.

 

Art. 125tris.  Aanvraag van onbetaald verlof

 

§1. Het personeelslid dat onbetaald verlof wil opnemen zoals bedoeld in Art.125 en Art.125bis vraagt dit minstens 3 maanden op voorhand aan, tenzij de omstandigheden een kortere termijn rechtvaardigen. Hierover beslist het hoofd van het personeel.

 

§2. Het personeelslid dat met toepassing van Art. 125 §1 van deze rechtspositieregeling onbetaald verlof heeft gekregen kan vervroegd terugkeren na een opzegtermijn van 3 maanden, die ingaat

 

vanaf de eerste van de maand volgend op de vraag tot vervroegde terugkeer. In situaties van overmacht of wanneer de goede werking van de openbare dienst hierdoor niet wordt verstoord kan het personeelslid sneller dan na 3 maanden terug komen. Het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid, beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht en/of de impact op de werking van de openbare dienst en neemt de beslissing.

 

Hoofdstuk XIII. De dienstvrijstellingen

 

Art. 126.

Met toepassing van artikel 142 §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW krijgt het personeelslid dienstvrijstelling.

 

Art. 126bis

Met toepassing van artikel 142 §2 van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW krijgt het personeelslid eveneens dienstvrijstelling:

 als vrijwilliger van een brandweerkorps of korps voor burgerlijke bescherming, voor dringende hulpverlening;

 als actieve vrijwilliger van het Rode Kruis of van het Vlaamse Kruis a rato van telkens maximaal vijf werkdagen per jaar;

 voor het afstaan van beenmerg a rato van maximaal vier werkdagen per afname;

 voor het afstaan van organen of weefsels voor de benodigde duur van de onderzoeken, de ziekenhuisopname en het herstel;

 voor het geven van bloed, plasma of bloedplaatjes a rato van maximaal vier werkdagen per kalenderjaar (a rato van prestatiebreuk)

 

Art. 127.

Er wordt geen dienstvrijstelling voorzien voor medische onderzoeken.

Uitzonderingen kunnen voorzien worden voor

1° verplicht medisch onderzoek of medische handelingen die door de arbeidsgeneesheer opgelegd worden. Aanbevelingen van de arbeidsgeneesheer vallen niet onder deze uitzondering.

2° een oproep door de arbeidsongevallenverzekeraar van het OCMW.

In ieder geval neemt de OCMW-raad de beslissing over het al dan niet toestaan van deze uitzonderingsregel.

 

Art. 128.

Het hoofd van het personeel is gemachtigd om dienstvrijstelling te verlenen in gevallen, niet voorzien in het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW.

 

Art. 129.

Het personeelslid dat een beroep wil doen op een dienstvrijstelling, brengt het hoofd van het personeel of, bij delegatie, het leidinggevende personeelslid, aangeduid in het organogram,zo snel mogelijk op de hoogte. Het hoofd van het personeel of het leidinggevende personeelslid kan een bewijsstuk ter verantwoording vragen.

 

Als het hoofd van het personeel zelf recht heeft op dienstvrijstelling, beslist de OCMW-raad.

 

Art. 130.

De OCMW-raad is bevoegd om de verdere regels voor aanvraag en opname van dienstvrijstellingen te bepalen.

 

Hoofdstuk XIV. De andere bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden

 

Art. 131.

Volgende verplicht bij wet of decreet geregelde verloven en afwezigheden zijn van toepassing op het personeel:

 

1° politiek verlof zoals bedoeld in het decreet van 14 maart 2003 houdende regeling van het politiek verlof voor personeelsleden van provincies, gemeenten, de agglomeraties van gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook de openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die onder hun controle of toezicht vallen;

 

3° vakbondsverlof zoals bedoeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

4° verplichte schorsingen van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

 

Art. 132. De federale thematische verloven van loopbaanonderbreking

 

§1. Met toepassing van artikel 99 tot en met artikel 107bis van de Herstelwet houdende sociale bepalingen van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen zijn de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking van toepassing op het personeel.

Het gaat meer bepaald om:

1° ouderschapsverlof, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan, BS 7 november 1997,

2° medische bijstand, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 10 augustus1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, BS 8 september 1998,

3° palliatief verlof, waarvan de uitkeringen geregeld zijn in het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, BS 12 januari 1991.

 

§2. Het personeelslid dat een beroep wil doen op de in §1 bedoelde federale thematische verloven van loopbaanonderbreking vraagt ouderschapsverlof minstens 3 maanden op voorhand aan.

Voor palliatief verlof en medische bijstand gebeurt de aanvraag minstens zeven kalenderdagen voor de ingangsdatum van de schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties, tenzij het hoofd van het personeel en het personeelslid schriftelijk of per mail een andere termijn overeenkomen.

Met toepassing van artikel 99 van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en van de artikelen 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

Als het hoofd van het personeel zelf een beroep wil doen op de federale thematische verloven van loopbaanonderbreking beslist het de OCMW-raad.

 

Art. 133.Vlaams zorgkrediet

 

De regeling inzake het Vlaams zorgkrediet, zoals die is vastgesteld door het Besluit van de Vlaamse

Regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, is van

toepassing op het personeel.

 

§2. Volgende personeelscategorieën kunnen door het hoofd van het personeel worden uitgesloten van het voordeel van het recht op Vlaams Zorgkrediet om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst:

1° de leidinggevende.

2° het personeelslid met minder dan 12 maanden graadanciënniteit.

 

§3. Het personeelslid dat een beroep wil doen op het Vlaamse zorgkrediet vraagt dit minstens 3 maanden op voorhand aan.

Volgens de artikelen 86 en 92 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 beslist het hoofd van het personeel of, bij delegatie, een ander personeelslid, over de aanvraag.

Met toepassing van artikel 99 van de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen kan hij:

1° het verlof toestaan;

2° het verlof weigeren als de aanvraag niet voldoet aan alle voorwaarden die opgelegd worden in het Besluit van de Vlaamse regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet, aangevuld met de voorwaarden in Art. 134 en Art. 135 van deze rechtspositieregeling;

3° de ingangsdatum van het verlof uitstellen om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

4° de omvang van het verlof beperken tot 20% van een voltijds equivalent om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de dienst;

5° een minimumduur en/of een maximumduur opleggen, binnen de algemene grens van artikel 8 en 9 van het Besluit van de Vlaamse regering van 26 juli 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet.

 

Art. 134.Vlaams zorgkrediet en andere afwezigheden

 

§1. Het verlof of de afwezigheid wegens een andere reden dan de afwezigheid wegens Vlaams zorgkrediet maakt geen einde aan het Vlaams zorgkrediet. Evenmin wordt het Vlaams zorgkrediet geschorst.

Onder voorbehoud van andersluidende wettelijke bepalingen is de cumulatie van het Vlaams zorgkrediet met andere afwezigheden niet mogelijk en primeert het toegekende Vlaams zorgkrediet.

 

§2. Het personeelslid dat met toepassing van Art. 133 van deze rechtspositieregeling verlof voor de opname van Vlaams zorgkrediet heeft gekregen kan vervroegd terugkeren na een opzegtermijn van 3 maanden die ingaat vanaf de eerste dag van de maand volgend op de vraag tot vervroegde terugkeer. In situaties van overmacht of wanneer de goede werking van de openbare dienst hierdoor niet wordt verstoord kan het personeelslid sneller dan 1 maand terugkeren. Het hoofd van het personeel, of, bij delegatie, een ander personeelslid, beoordeelt de gegrondheid van de aangevoerde overmacht en/of de impact op de werking van de openbare dienst en neemt de beslissing.

 

TITEL X. Slotbepalingen en overgangsbepalingen

 

Art. 135. 

Op de ambtenaar die met toepassing van art. 234 van het BVR zijn vorige ziektekredietregeling behoudt, is de wet van 27 juni 2016 van toepassing. Deze zegt:

         Vanaf 1 juli 2016 zal het personeelslid dat 365 kalenderdagen ziek is vanaf zijn 62e verjaardag ambtshalve op pensioen worden gesteld.

         Vanaf 1 januari 2017 wordt rekening gehouden met een leeftijd van 62 jaar en 6 maanden.

         Vanaf 1 januari 2018 wordt rekening gehouden met een leeftijd van 63 jaar.

 

Besluit van de Vlaamse RegeringArt. 128.

Artikel 156 van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW is ook van toepassing op het contractuele personeelslid dat ononderbroken in dienst is sinds 31 december 2010. 

 

Art. 129.

Voor personeelsleden die op basis van artikel 156 2de lid van het Besluit van de Vlaamse Regering OCMW recht hebben op extra feestdagen geldt: de volgens het individuele uurrooster te presteren uren van 2 en 15 november worden jaarlijks – begin november – toegevoegd aan het vakantietegoed van het personeelslid. Ieder personeelslid kan vrij kiezen (rekening houdend met de dienstnoodwendigheden) of de feestdag de dag zelf of op een andere dag naar keuze opgenomen wordt.

 

Art. 136. 

Het personeelslid dat vóór 1 februari 2017 een verlof voor deeltijdse prestaties of een onbetaald verlof genoot, behoudt dit verlof aan dezelfde voorwaarden en gedurende de periode dat het verlof werd toegestaan (art. 237bis Besluit van de Vlaamse Regering, zoals aangevuld door het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2016).

 

Bijlage:

 

Volgende bijlagen worden bij deze rechtspositieregeling gevoegd:

2° deontologische code OCMW-personeel;

3° het vormingsreglement;

4° het arbeidsreglement;

5° het evaluatiereglement;

6° het tikklokreglement;

7° standaard selectieprogramma’s;

8° reglement informatieveiligheid;

9° fietspolicy.

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

OCMW-personeel - fietspolicy als bijlage aan de rechtspositieregeling - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Lokale besturen kunnen sinds de goedkeuring van het besluit van de Vlaamse regering van 12 maart 2021 fietslease aanbieden aan hun medewerkers.

 

Juridische gronden

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 77

 

Besluit van de Vlaamse regering van 12 november 2010 en latere wijzigingen betreffende de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel

 

Besluit van de Vlaamse regering van 12 maart 2021

 

Protocolakkoord van het Bijzonder Onderhandelingscomité van 20 april 2022 in verband met de fietspolicy als bijlage aan de rechtspositieregeling

 

Motivering

 

De dienst personeel stelt voor om fietslease mogelijk te maken in Malle en zo de fietsmobiliteit van het personeel te bevorderen, omwille van de volgende voordelen:

         Regelmatig fietsen is gezond en bevordert het welzijn van de werknemer.

         Er wordt minder met de wagen gereden wat goed is voor het milieu.

         De werknemer krijgt de autonomie om (binnen strikte grenzen weliswaar) zijn of haar verloning zelf af te stemmen op de persoonlijke behoeften.

         De mogelijkheid tot fietslease is een troef voor ons werkgeversimago, een belangrijk voordeel bij de huidige krapte op de arbeidsmarkt.

         De mogelijkheid om een fiets te leasen kan een positieve invloed hebben op de retentie.

         Vanuit het lokaal bestuur wordt het goede voorbeeld gegeven door vaker de fiets te nemen.

         De meerderheid van de werknemers woont in de regio rond Malle waardoor de fiets een ideaal vervoersmiddel is voor woon-werkverplaatsingen.

 

Het voordeel van het leasen van een fiets via de werkgever, is dat de werknemer kan gebruik maken van een fiscaal voordeel. De werknemer kan ervoor kiezen om (een deel van de) eindejaarspremie, vakantiedagen en / of de fietsvergoeding in te ruilen voor een fietsbudget. De RSZ-bijdragen verschuldigd op de eindejaarspremie worden opgeheven, en toegevoegd aan het fietsbudget.

 

Om fietslease te kunnen aanbieden aan het personeel, is het noodzakelijk om een fietspolicy op te stellen als bijlage aan de rechtspositieregeling.

 

Financiële gevolgen

Er is een eenmalige kost (4.215,59 euro totaal voor gemeente en OCMW) voor de implementatie van de noodzakelijke verwerkingssoftware via het sociaal secretariaat Cipal-Schaubroeck, voor zowel gemeente als OCMW Malle. De gebruikerskost van 7,67 euro per maand per gebruiker wordt ingehouden van het leasebudget van de gebruiker (bedragen inclusief btw).

 

Als een werknemer ervoor kiest om vakantiedagen in te ruilen, zal de waarde van de vakantiedag door de werkgever worden berekend, gefinancierd en toegevoegd aan het leasebudget.

 

Een laatste kost voor de werkgever is de verwachte stijging van de fietsvergoedingen, gezien er meer woon-werkverplaatsingen met de fiets zullen gebeuren (0,25 euro per kilometer).

Beraadslaging

 

Voorzitter Jolien Vrints geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

De gemeenteraad besluit eenparig

 

Artikel 1 - de fietspolicy (versie 1.0) als bijlage aan de rechtspositieregeling als volgt goed te keuren:

 

Inhoud

Gemeente en OCMW Malle............................................................1

Inhoud...........................................................................2

Inleiding..........................................................................3

Werknemers die in aanmerking komen voor een leasefiets.....................................3

Budgetcreatie......................................................................3

Algemeen.........................................................................3

Voorwaarden bij de creatie van een keuzebudget...........................................4

Verwerking en gevolgen van het keuzebudget op de eindejaarspremie............................4

Vermindering van de arbeidsduur of schorsing van de arbeidsovereenkomst.......................4

Einde van de arbeidsovereenkomst......................................................5

Persoonlijke bijdrage.................................................................5

Bestellingsvoorwaarden...............................................................5

Fiets.............................................................................5

Opties en accessoires................................................................6

Gebruiksvoorwaarden................................................................6

Gebruik van de fiets.................................................................6

Naleving  van de wegcode.............................................................7

Gebruik met zorg en als een goede huisvader..............................................7

Termijn van de terbeschikkingstelling....................................................7

Einde van de overeenkomst terbeschikkingstelling leasefiets...................................8

Einde overeenkomst door afloop huurtermijn...............................................8

Vroegtijdig einde huurtermijn..........................................................8

Staat van de fiets bij terugname door de leasemaatschappij bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling11

Diensten tijdens het gebruik van de fiets.................................................12

Nieuwe fiets......................................................................12

Eindbepaling......................................................................12

1. Inleiding

Deze fietspolicy is van toepassing op het personeel van gemeente en OCMW Malle (de werkgever) dat onder het toepassingsgebied van de rechtspositieregelingen valt.

De werkgever heeft binnen zijn onderneming een fietsplan geïmplementeerd, waarbij een werknemer een leasefiets kan verkrijgen. In deze fietspolicy zijn alle praktische modaliteiten van het fietsplan voorzien.

 

De werknemer die kiest voor een leasefiets, verklaart zich uitdrukkelijk akkoord om de bepalingen in deze fietspolicy strikt na te leven. De werkgever behoudt zich het recht voor om de voorwaarden en de keuzemogelijkheden eenzijdig te wijzigen (behoudens de maandelijkse huurprijs), in functie van bijvoorbeeld een aanpassing van het personeelsbeleid of de wijziging van de fiscale of sociale wetgeving die een substantiële impact zou hebben op het fietsbeleid of de (para)fiscale behandeling van de leasefiets.

 

De werknemer is zich ervan bewust dat hij / zij persoonlijk een overeenkomst afsluit met de leasingmaatschappij. De werkgever geeft zijn akkoord en faciliteert de betalingen, maar kan niet aansprakelijk gesteld worden als de werknemer zich niet houdt aan de voorwaarden in de door hem / haar ondertekende overeenkomst.

 

2. Werknemers die in aanmerking komen voor een leasefiets

De toetreding tot het fietsplan gebeurt volledig op vrijwillige basis. Elke werknemer die voldoet aan de hieronder vermelde voorwaarden, kan steeds vrij en autonoom beslissen om al dan niet in te stappen in het fietsplan.

Voorwaarden om te kunnen instappen:

  1. Beschikken over voldoende budget voor de vereiste bijdrage over de gehele huurperiode. Zie hoofdstuk budgetcreatie.
  2. Een engagement om de leasefiets regelmatig te gebruiken voor (een deel van) de woon-werkverplaatsing. Hiermee wordt bedoeld: minstens één keer per werkweek.
  3. Een akkoord verkrijgen van de werkgever.

 

3. Budgetcreatie

a) Algemeen

De werknemer creëert een keuzebudget dat kan worden aangewend voor het verwerven van een leasefiets in het kader van het fietsplan, door een tussen de werkgever en werknemer overeengekomen tijdelijke stopzetting van het recht op (een deel van) de eindejaarspremie en/of het inruilen van vakantiedagen en/of fietsvergoeding. De werkgever moet zijn akkoord geven er beschikking aan de werknemer op voorwaarde dat deze voldoende budget heeft gecreëerd door de inruil van deze voordelen.

 

De inruil van voordelen is van toepassing voor de duur van de terbeschikkingstelling van de leasefiets. De inruil van voordelen en de keuze voor een leasefiets zal worden vastgelegd in een schriftelijke bijlage bij de arbeidsovereenkomst. De werknemer aanvaardt dat zijn/haar keuzes gemaakt in het kader van het fietsplan geen verworven rechten doen ontstaan.

De werkgever behoudt zich het recht voor om te allen tijde de terbeschikkingstelling van de leasefiets eenzijdig stop te zetten, in welk geval de inruil van voordelen die werd overeengekomen met het oog op het creëren van het vereiste keuzebudget, evenzeer zal worden stopgezet.

De werknemer kan slechts aanspraak maken op één leasefiets tegelijk in het kader van het fietsplan.

 

b) Voorwaarden bij de creatie van een keuzebudget

De werknemer is vrij om deel te nemen aan het fietsplan, in de mate dat de wettelijke en/of reglementair opgelegde beperkingen steeds worden gerespecteerd. Voorwaarden om een keuzebudget te kunnen creëren:

  1. De werknemer kan door de inruil van voordelen voldoende keuzebudget creëren voor de terbeschikkingstelling van de leasefiets.
  2. De werknemer moet met de werkgever verbonden zijn met een contract van onbepaalde duur. Vervangingsovereenkomsten komen niet in aanmerking voor fietslease.
  3. De werknemer is minstens vier maanden in dienst.
  4. De werknemer mag op het moment van zijn bestelling geen loonbeslag, loonoverdracht of collectieve schuldenregeling hebben.
  5. De werknemer moet onderworpen zijn aan alle takken van de Belgische sociale zekerheid voor werknemers.
  6. De werknemer moet (minstens gedeeltelijk) vallen onder de Belgische personenbelasting.

 

c) Verwerking en gevolgen van het keuzebudget op de eindejaarspremie

De inruil van voordelen gaat in vanaf de eerste dag van de maand waarin de terbeschikkingstelling van de leasefiets een aanvang neemt, en is van toepassing gedurende een periode gelijk aan de huurtermijn, behoudens afwijkende bepalingen in dit beleid.

 

Het eventuele saldo van de eindejaarspremie waarop de werknemer recht blijft hebben, wordt uitbetaald op de gebruikelijke wijze. Let op: het resterende saldo kan door de RSZ aan andere regels onderworpen zijn. Zo zal de RSZ-inhouding op het resterende saldo van de eindejaarspremie van een vastbenoemd personeelslid procentueel groter zijn dan de inhouding op de initiële eindejaarspremie.

 

Bij een terbeschikkingstelling van een leasefiets wijzigt de eindejaarspremie van de werknemer. Dit heeft, of kan gevolgen hebben op alle onderstaande componenten die worden berekend op basis van de eindejaarspremie:

  1. De bijdrage in de groepsverzekering (tweede pensioenpijler)
  2. De opbouw van wettelijk pensioen (indien het totale jaarsalaris minder bedraagt dan het wettelijk plafond voor de opbouw van het Belgisch wettelijk pensioen)
  3. Enige andere afgeleide rechten die worden berekend op basis van de eindejaarspremie.

 

d) Vermindering van de arbeidsduur of schorsing van de arbeidsovereenkomst

Als de inruil van eindejaarspremie, vakantiedagen en fietsvergoeding niet volstaat voor de financiering van de leasefiets, ten gevolge van een vermindering van de arbeidsduur, een langdurige schorsing van de arbeidsovereenkomst of enige andere omstandigheid, heeft de werknemer de keuze tussen volgende opties:

  1. Betalen van een persoonlijke bijdrage aan de werkgever en behoud van de leasefiets
  2. Afkopen van de leasefiets van de leasemaatschappij. De werknemer koopt de fiets over aan de restwaarde, zoals beschreven in punt 7b) Vroegtijdig einde huurtermijn.
  3. Inleveren van de leasefiets bij de leasemaatschappij, mits betaling van de verbrekingsvergoeding zoals beschreven in punt 7b) Vroegtijdig einde huurtermijn. De werkgever zal in voorkomend geval het huurcontract stopzetten.

 

De werknemer moet zijn keuze bevestigen door het ondertekenen van een schriftelijke bijlage, waarin de eventuele modaliteiten van de keuze worden uiteengezet. Bij gebrek aan dergelijke bijlage, zal de werknemer geacht worden te hebben gekozen voor de onmiddellijke verbreking met betaling van de verbrekingsvergoeding. In voorkomend geval is de werknemer dus gehouden de leasefiets onmiddellijk terug in te leveren.

 

e) Einde van de arbeidsovereenkomst

Indien de arbeidsovereenkomst beëindigd wordt, wordt de deelname van de werknemer aan het fietsplan automatisch beëindigd.

 

De werknemer heeft de plicht de leasefiets, inclusief opties en accessoires ofwel over te kopen van de leasemaatschappij tegen de overnameprijs (overeenkomstig punt 7b) Vroegtijdig einde huurtermijn), ofwel in correcte staat terug te bezorgen aan de leasemaatschappij mits de betaling van een verbrekingsvergoeding (overeenkomstig punt 7b) Vroegtijdig einde huurtermijn en 7e) Staat van de fiets bij terugname door de leasemaatschappij bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling van dit beleid), bij een vroegtijdig einde van de huurtermijn door het einde van de arbeidsovereenkomst om één van volgende redenen:

  1. Ontslag door werknemer of werkgever
  2. Pensionering.

 

f) Persoonlijke bijdrage

De werknemer is vrij een persoonlijke bijdrage te doen rechtstreeks aan de leasemaatschappij om de benodigde inruil van de eindejaarspremie te laten dalen.

 

4. Bestellingsvoorwaarden

a) Fiets

De werknemer heeft een vrije keuze van type fiets, fietsmerk en fietshandelaar binnen de mogelijkheden van de leasemaatschappij en dient rekening te houden met volgende voorwaarden bij de keuze van de fiets:

  1. Elke fiets dient voorzien te zijn van een slot met minimum twee sleutels en twee sterren volgens de ART-keuring. Opgelet! Deze twee sleutels moet de werknemer altijd kunnen voorleggen, dus het is belangrijk om deze goed bij te houden. Het slot moet ook de mogelijkheid bieden de fiets te verankeren aan een extern voorwerp.
  2. Een speed pedelec elektrische fiets (tot 45 km/u) kan enkel gekozen worden wanneer de bestuurder in het bezit is van een geldig rijbewijs (minimum AM rijbewijs).

 

b) Opties en accessoires

De werknemer heeft een vrije keuze van opties en accessoires gerelateerd aan de fiets, zolang deze op de fiets kunnen bevestigd worden en mee vervoerd kunnen worden. Een helm kan ook steeds gekozen worden.

 

Volgende zaken zijn hierdoor bijvoorbeeld uitgesloten (niet-limitatief): alle vormen van kledij en schoenen, en een fietsrek voor op de wagen.

 

5. Gebruiksvoorwaarden

a) Gebruik van de fiets

De keuze van de werknemer voor een loonpakket met leasefiets zal worden vastgelegd in een schriftelijke bijlage bij de arbeidsovereenkomst. Na ondertekening van deze bijlage kan de gekozen fiets besteld worden.

 

Van zodra de leasefiets is besteld, gaat de werknemer een bindend engagement aan voor de duur van de terbeschikkingstelling van de fiets, tenzij de werknemer beslist om de fiets vroegtijdig over te nemen. Conform de huidige wetgeving zal er geen voordeel alle aard aangerekend worden wanneer de fiets op regelmatige basis wordt aangewend voor woon-werkverkeer, noch voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing, noch voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen.

 

De werkgever heeft te allen tijde het recht om na te gaan of de werknemer de leasefiets effectief gebruikt voor het woon-werkverkeer. Indien de leasefiets nooit of slechts zeer sporadisch (bv. een aantal keer per jaar) gebruikt wordt voor woon-werkverkeer, dient deze als een sociaal en belastbaar voordeel te worden beschouwd. Dit voordeel van alle aard wordt bepaald op basis van de werkelijke waarde in hoofde van de werknemer.

De werkgever volgt steeds de actuele wetgeving rond de bepaling van het voordeel alle aard. Mocht de wetgeving hierrond dus ooit veranderen, dan zal deze steeds toegepast worden. Indien deze wijziging een loonverlies voor de werknemer tot gevolg heeft, zal de werkgever dit verlies nooit ten hare laste nemen, noch zal de werknemer hiervoor op enige manier worden gecompenseerd.

 

De werknemer mag de leasefiets voor beroepsdoeleinden, voor woon-werkverkeer of voor zuivere privé-verplaatsingen gebruiken.

 

De werknemer mag inwonende gezinsleden en collega’s van de werkgever toestaan om met de leasefiets te rijden. Een speed pedelec elektrische fiets (tot 45 km/u) mag enkel gebruikt worden wanneer de bestuurder in het bezit is van een geldig rijbewijs (minimum AM rijbewijs).

Indien de werknemer de leasefiets wenst te gebruiken buiten de grenzen van de Europese Unie, dient deze hiervoor toestemming te krijgen van de leasemaatschappij.

 

b) Naleving  van de wegcode

De werknemer verbindt zich ertoe de leasefiets te gebruiken conform de wegcode. Bekeuringen voor overtredingen van de wegcode, administratieve sancties en andere kosten ingevolge van onwettelijk of onveilig rijgedrag zijn de verantwoordelijkheid van en uitsluitend ten laste van de werknemer. Hij/zij moet deze binnen de vereiste termijn betalen.

 

c) Gebruik met zorg en als een voorzichtig en redelijk persoon

De ter beschikking gestelde leasefiets blijft eigendom van de leasemaatschappij gedurende de hele contractduur en zolang de fiets niet is overgekocht. De leasefiets staat ter beschikking van de werknemer, in opdracht van de werkgever, gedurende de huurtermijn.

 

De werknemer verbindt zich ertoe om de leasefiets met zorg en als een voorzichtig en redelijk persoon te gebruiken en te onderhouden. Dit houdt onder meer in dat:

         De werknemer geregeld de banden van zijn leasefiets oppompt

         De werknemer de leasefiets steeds op slot zet en in de mate van het mogelijke verankert aan een fietsenstalling of een andere vaste inrichting

         De werknemer zijn leasefiets minstens éénmaal per jaar aan een grondig nazicht laat onderwerpen en de nodige herstellingen laat uitvoeren

         De werknemer de leasefiets op regelmatige basis reinigt

         De werknemer op het einde van de terbeschikkingstelling de leasefiets in correcte staat inlevert.

 

Bij beschadiging of ongeval is de werknemer aansprakelijk voor alle daaruit voortvloeiende eigen schade of schade aan derden. De werkgever raadt de werknemer aan hiervoor een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

 

Bij zware inbreuken op het beleid of de verkeersregels kunnen de leasemaatschappij of de werkgever discretionair beslissen om de terbeschikkingstelling van de leasefiets te schorsen of te beëindigen. In voorkomend geval zal de werknemer de contractuele verbrekingsvergoeding moeten betalen overeenkomstig punt 7d van dit beleid.

 

d) Termijn van de terbeschikkingstelling

De keuze van de huurtermijn wordt vastgelegd in de schriftelijke bijlage bij de arbeidsovereenkomst en bedraagt doorgaans 36 of 48 maanden. Hiervan kan enkel in uitzonderlijke omstandigheden, overeenkomstig dit beleid, worden afgeweken. Deze duur gaat in vanaf de dag van de levering van de leasefiets.

 

6. Einde van de overeenkomst terbeschikkingstelling leasefiets

a) Einde overeenkomst door afloop huurtermijn

Normaliter neemt de leasemaatschappij bij einde van de huurtermijn de fiets inclusief de gekozen opties en accessoires terug. De leasemaatschappij contacteert de werknemer voor de organisatie van het inleveren van de artikelen. De werknemer waakt erover dat de leasefiets zich in goede staat bevindt, overeenkomstig het hierna vermelde punt e.

 

Het ongebruikte saldo van het servicebudget (cf. het hierna vermelde punt 8 van deze policy) zal overgezet worden naar een volgend fietscontract van dezelfde werknemer indien hij/zij binnen de drie maanden na het einde van het huurcontract een nieuwe fiets bestelt bij de leasemaatschappij.

Ingeval de werknemer de fiets inclusief de gekozen opties en accessoires wenst over te nemen, kan dit onder de volgende voorwaarden:

  1. De overnameprijs bij einde huurtermijn bedraagt 16% van de originele cataloguswaarde van de artikelen.
  2. De aankoop gebeurt rechtstreeks tussen de leasemaatschappij en de werknemer, zonder tussenkomst van de werkgever. De betaling moet twee weken voor het einde van de huurtermijn voltrokken zijn.

Meer informatie omtrent de voorwaarden en werking hieromtrent, zijn te vinden via de leasemaatschappij.

 

b) Vroegtijdig einde huurtermijn

De huurtermijn kan steeds vroegtijdig stopgezet worden. Hierbij heeft de werknemer de keuze tussen de fiets over te kopen dan wel in te leveren bij de leasemaatschappij. De voorwaarden in welk geval dit meerkosten voor de werknemer met zich meebrengt, kunnen terug gevonden worden in het hoofdstuk budgetcreatie (punt 3).

 

Let op: de bepalingen met betrekking tot een vroegtijdig einde van de huurtermijn zijn reeds van toepassing vanaf de definitieve bestelling van de leasefiets, dus desgevallend voorafgaand aan de levering ervan.

 

De keuze van de werknemer om de fiets over te kopen dan wel terug te geven, dient vast te liggen voor de laatste loonverwerking voor de betrokken werknemer.

 

c) Overnameprijs

De overnameprijs is samengesteld als som van:

  1. De waarde als gevolg van de lineaire afschrijving vanaf de catalogusprijs van de leasefiets inclusief de opties en accessoires bij de start van de voorziene huurtermijn naar de residuele waarde bij afloop van de voorziene huurtermijn over een termijn gelijk aan de voorziene huurtermijn (zie grafiek). Van de initiële catalogusprijs wordt de eventuele eigen bijdrage van de werknemer rechtstreeks aan de leasemaatschappij bij de opstart van het huurcontract afgetrokken. De residuele waarde bij afloop van de voorziene huurtermijn bedraagt 16% van de catalogusprijs van de artikelen zonder vermindering van een eventuele eigen bijdrage. Tussen de dag van definitieve bestelling en de dag van levering blijft de totale catalogusprijs eventueel verminderd met de reeds betaalde eigen bijdrage aangehouden.
  2. Het teveel/te weinig opgenomen servicebudget van dit beleid en indien van toepassing. Dit bedrag wordt bepaald als het verschil tussen het opgenomen servicebudget minus het servicebudget waarop de werknemer recht had, bepaald pro rata volgens de effectieve huurtermijn.
  3. Een administratieve vergoeding van 121 euro inclusief btw.

 

Grafiek vroegtijdig einde overeenkomst: overnameprijs van de fiets, opties en accessoires exclusief verrekening servicebudget, eventuele persoonlijke bijdrage betaald aan de leasemaatschappij en administratieve vergoeding.

 

 

 

 

d) Verbrekingsvergoeding

De verbrekingsvergoeding die betaald wordt bij teruggave van de leasefiets wordt als volgt bepaald:

  1. Ingeval van vrijwillige of gedwongen beëindiging van de arbeidsovereenkomst, uitgezonderd met het oog op pensioen:
    1. Een forfaitaire verbrekingsvergoeding verschuldigd gelijk aan zesmaal (6x) het maandelijkse huurbedrag, ofwel de som van de resterende huurbedragen binnen de oorspronkelijk voorziene huurtermijn indien lager.
    2. Het teveel / te weinig opgenomen servicebudget (cf. het hierna vermelde punt 8 van deze policy en indien van toepassing). Dit bedrag wordt bepaald als het verschil tussen het opgenomen servicebudget minus het servicebudget waarop de werknemer recht had, bepaald pro rata volgens de effectieve huurtermijn.
    3. Een administratieve vergoeding van 121 euro inclusief btw.
  2. in andere gevallen, bijvoorbeeld bij langdurige afwezigheid waarbij de werkgever noch de werknemer wensen de periode van huur te overbruggen en de fiets niet wordt overgenomen maar wordt teruggegeven aan de leasemaatschappij: alle resterende huurgelden tot het normale einde van de huurtermijn.

 

e)Staat van de fiets bij terugname door de leasemaatschappij bij het beëindigen van de terbeschikkingstelling

De leasefiets, inclusief slot en sleutels, opties en accessoires, dient op het afgesproken tijdstip op de afgesproken locatie aanwezig te zijn, in volgende staat:

  1. Op het ogenblik van teruggave moet de fiets zich in goede staat bevinden, voorzien van alle originele of gelijkwaardige onderdelen. Hiermee wordt bedoeld in een toestand die beantwoordt aan een normaal gebruik. Volgende schade wordt hierbij getolereerd:
    1. Kleine krassen in het frame en onderdelen eigen aan het gebruik van een fiets. Putten en grote krassen zijn niet aanvaardbaar. Het frame mag geen tekenen van oxidatie vertonen.
    2. Gebruikersslijtage van alle slijtagegevoelige onderdelen: banden, remmen, aandrijving, kabels, handvaten, zadel, pedalen, rekje. Alle onderdelen dienen wel in goed werkende staat te zijn en slijtage mag niet ten koste van de veiligheid gaan. De slijtage mag evenmin het gevolg zijn van een gebrek aan onderhoud en herstellingen, overeenkomstig punt 5c; 
    3. Specifiek voor elektrische fietsen: gebruikelijke capaciteitsvermindering van de batterij.
  2. Specifiek voor speed pedelec elektrische fietsen dienen het inschrijvingsformulier en het gelijkvormigheidsattest eveneens teruggegeven te worden bij de teruggave van de fiets.

Op het ogenblik van teruggave moet de fiets volledig schoongemaakt zijn.

 

Ingeval de fiets op het ogenblik van teruggave niet voldoet aan bovenvermelde afspraken, zullen de hieraan gerelateerde kosten ten laste van de werknemer zijn,  met een maximum van de residuele waarde.

 

Meer informatie over einde van de huurtermijn, de vereisten in geval van teruggave en de voorwaarden indien de vereisten niet voldaan zijn, zijn te vinden via de leasemaatschappij.

 

f) Diensten tijdens het gebruik van de fiets

Bij de huur van een fiets zijn volgende diensten standaard geactiveerd:

  1. Diefstalverzekering
  2. Schadeverzekering
  3. Servicebudget (minimum 50 euro inclusief btw per jaar).

 

Onderstaande diensten kunnen geactiveerd worden door de werknemer bij de plaatsing van de bestelling:

  1. Garantieverzekering voor elektrische fietsen
  2. Pechbijstand
  3. Aansprakelijkheidsverzekering voor speed pedelecs .

 

Meer informatie omtrent deze diensten, de algemene voorwaarden en eventuele wijzigingen aan de diensten kunnen steeds terug gevonden worden via de leasemaatschappij.

 

7. Nieuwe fiets

Ingeval de werknemer tijdens het lopend huurcontract een nieuwe leasefiets bestelt, mag de werknemer de nieuwe leasefiets ten vroegste op de dag van het einde van het lopende huurcontract in ontvangst nemen. De werknemer meldt deze vroegst mogelijke datum van ontvangst aan de fietshandelaar bij het opvragen van een offerte.

 

Indien de werknemer de nieuwe leasefiets nog tijdens het lopende huurcontract in ontvangst neemt, wordt het lopende contract vroegtijdig beëindigd met als einddatum de datum van ontvangst van de nieuwe leasefiets. De voorwaarden van vroegtijdig einde contract zijn dan van toepassing (punt 7b).

 

8. Eindbepaling

Indien een of meerdere bepalingen van dit beleid ongeldig of niet toepasbaar zouden zijn, heeft dit niet de ongeldigheid of niet-toepasbaarheid van het gehele beleid tot gevolg. In voorkomend geval zal te goeder trouw onderhandeld worden om de getroffen bepalingen te vervangen door andere, die de inhoud ervan zo veel mogelijk benaderen en zo goed mogelijk aansluiten bij de inhoud en doelstellingen van het beleid.

 

De werknemer verbindt zich ertoe alle bepalingen van het beleid stipt na te leven. Ingeval van enige schade voor de werkgever als gevolg van het niet-naleven van de bepalingen van onderhavig beleid, wordt dit beschouwd als een zware fout in de zin van artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet, waarvoor de werknemer aansprakelijk is.

 

Het fietsplan, en het voorliggend beleid dat de praktische modaliteiten hiervan bevat, treden in werking op 1 juni 2022. De werkgever behoudt zich het recht voor het fietsplan – in het kader waarvan de werknemer een leasefiets kan verwerven – eenzijdig stop te zetten. In voorkomend geval zal de werknemer die over een leasefiets beschikt, deze kunnen behouden tot het einde van de voorziene huurtermijn. Na afloop zal evenwel geen nieuwe leasefiets meer kunnen worden verworven.

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

Minder Mobielen Centrale - samenwerkingsovereenkomst met Handicar-Zoersel vzw voor de overdracht van de dispatch van de Minder Mobielen Centrale - goedkeuring

 

Toelichting

 

Aanleiding en context

 

Gemeente Malle organiseert de Minder Mobielen Centrale op haar grondgebied.

 

Met Handicar-Zoersel vzw werd bekeken of de dispatch van de minder mobielen centrale aan haar overgedragen kan worden vanaf 1 juli 2022.  

 

Juridische gronden

 

Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 78

 

Beslissing van het vast bureau van 9 mei 2022 'Minder Mobielen Centrale - samenwerkingsovereenkomst met Handicar-Zoersel vzw voor de overdracht van de dispatch van de Minder Mobielen Centrale - doorverwijzing naar de raad voor maatschappelijk welzijn'

 

Motivering

 

De dispatch van de Minder Mobielen Centrale gebeurt thans door de dienst onthaal van gemeente Malle wat moeilijk te combineren is met het behandelen van de vele telefoons en het verder helpen van de bezoekers.

 

Het overdragen van de dispatch aan Handicar-Zoersel vzw heeft als doel de dienstverlening naar de klanten/gebruikers te optimaliseren, de werking te vereenvoudigen en tegelijkertijd efficiëntiewinsten te bekomen ten gunste van de gebruikers van de gemeente Malle.

 

Een centralisatie van de dispatchfunctie van verschillende mogelijkheden van aangepast vervoer, leidt tot een efficiëntere inzet van mensen en middelen. Gemeente & OCMW Zoersel heeft de dispatch van hun Minder Mobielen Centrale sinds 1 april 2022 overgedragen aan Handicar-Zoersel vzw, waardoor er mogelijk ritten voor mensen van Zoersel en Malle kunnen gecombineerd worden.

 

Met Handicar-Zoersel vzw werd een samenwerkingsovereenkomst uitgewerkt voor de overdracht van de dispatch van de Minder Mobielen Centrale. Handicar-Zoersel vzw vraagt voor de door haar geleverde prestaties een jaarlijkse bijdrage van de gemeente Malle van 25.000 euro (exclusief 21% btw), bedrag jaarlijks indexeerbaar.

 

OCMW Malle blijft wel zelf verantwoordelijk voor de organisatie en promotie van de Minder Mobielen Centrale op het grondgebied Malle.  Dit houdt volgende zaken in:

         Het aansluiten van leden via de sociale dienst van OCMW Malle

         Het werven van de vrijwillige chauffeurs

         Het lidmaatschap van MMC Malle bij Mpact (90 euro/jaar)

         De periodieke (per jaar/ per half jaar) facturatie en opvolging van de betalingen van de lidgelden van de gebruikers  door de dienst financiën

         Opmaak van het jaarverslag (aantal gereden kilometers, aantal ritten, aantal beschikbare chauffeurs, aantal ingeschreven leden) op basis van de gegevens die worden bezorgd door Handicar-Zoersel vzw.

         Afhandelen van schadegevallen door de dienst financiën.

 

Het vast bureau formuleerde geen opmerkingen op de samenwerkingsovereenkomst.

 

Financiële gevolgen

 

Volgnummer

MJP003068

Omschrijving

Prestaties mindermobielencentrale (MMC)

Beschikbaar krediet

30.250 euro

Raming (inclusief btw)

30.250 euro

Vastlegging (inclusief btw)

30.250 euro

 

Verschuivingen:

 

Bedrag

Van

Naar

25.000 euro

MJP002935

Subsidie - mindermobielencentrale (MMC)

MJP003068

 

Prestaties mindermobielencentrale (MMC)

5.250 euro

MJP001917

Handicar/buurtbus/MMC - erelonen en vergoedingen

MJP003068

Prestaties mindermobielencentrale (MMC)

 

De financieel directeur leverde op 11 mei 2022 een visum af.

Beraadslaging

 

Schepen Wouter Patho geeft toelichting bij onderhavig punt.

 

Raadslid Alex Van Loon stelt dat er in het verleden wat moeilijkheden waren om vrijwilligers te vinden. Hoe zit het nu met de vrijwilligers, vraagt raadslid Alex Van Loon.

 

Schepen Wouter Patho stelt dat er op dit moment een 10 vrijwilligers zijn, maar er gebeuren daarnaast ook nu al ritten door Handicar-Zoersel vzw. Vrijwilligers kunnen we zeker nog altijd gebruiken, aldus schepen Wouter Patho.

 

De gemeenteraad besluit bij 24 ja stemmen

 

Artikel 1 - de samenwerkingsovereenkomst tussen OCMW Malle en Handicar-Zoersel vzw voor de overdracht van de dispatch van de Minder Mobielen Centrale aan Handicar-Zoersel vzw vanaf 1 juli 2022 goed te keuren:

 

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

tussen OCMW Malle en Handicar-Zoersel vzw voor de overdracht van de dispatch van de Minder Mobielen Centrale

 

Tussen

 

Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Malle, met ondernemingsnummer 0231.999.254, met zetel te Blijkerijstraat 51, 2390 Malle, vertegenwoordigd door Sven Brabants, algemeen directeur, en Jolien Vrints, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, in uitvoering van het besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 mei 2022,
hierna ‘OCMW Malle’, enerzijds

 

En

 

Handicar-Zoersel vzw, met ondernemingsnummer 0435.804,865, met zetel gevestigd te Bethaniëlei 108, 2980 Zoersel, vertegenwoordigd door Geert Rombouts, coördinator/bestuurder, en Jacobus Calders, voorzitter, anderzijds

 

Wordt het volgende overeengekomen:

 

Artikel 1: Algemene situering

OCMW Malle organiseert een mindermobielencentrale (hierna MMC) voor haar inwoners en voor de residenten van al de instellingen op haar grondgebied met een mobiliteitsnood die hiervan gebruik kunnen maken indien zij voldoen aan de geldende voorwaarden.

 

OCMW Malle is aangesloten bij Mpact die ten behoeve van de werking van de MMC volgende diensten verleent:

         Terbeschikkingstelling van de beheerderssoftware/planningstool

         Afsluiten en betalen van verzekeringen voor de leden/chauffeurs

         Burgerlijke aansprakelijkheid (bedrag /km aangerekend door Mpact)

         Lichamelijke ongevallen (bedrag/rit aangerekend door Mpact )

         Terbeschikkingstelling van werkingsmateriaal (chauffeurskaarten, kilometerboekjes, ledenkaarten)

         Ondersteuning via de helpdesk van Mpact

 

OCMW Malle en Handicar-Zoersel vzw wensen in deze overeenkomst hun samenwerking met betrekking tot de MMC te organiseren teneinde de werking te vereenvoudigen, de dienstverlening naar de klanten/gebruikers te optimaliseren en tegelijkertijd een efficiëntiewinst te bekomen ten gunste van de gebruikers van de gemeente Malle.

 

Artikel 2: Duurtijd

De samenwerking neemt een aanvang op 1 juli 2022 met een proefperiode van één jaar.

 

Uiterlijk drie maanden voor het einde van het eerste jaar zullen de partijen een evaluatie opmaken van de samenwerking.

 

Na de proefperiode van één jaar wordt de samenwerking stilzwijgend verlengd voor onbepaalde duur, tenzij één van de partijen uiterlijk twee maanden voor het einde aangetekend te kennen geeft de overeenkomst te willen beëindigen.

 

Partijen organiseren minstens jaarlijks in mei of juni een overleg/evaluatiemoment.  Elk van de partijen kan ook tussentijds steeds een overleg vragen teneinde de samenwerking te evalueren en indien nodig bij te sturen in functie van gewijzigde omstandigheden (vb. sterke toename aantal gebruikers).

 

Na de stilzwijgende verlenging heeft elke partij het recht om aangetekend een einde te stellen aan de samenwerking mits het respecteren van een opzegtermijn van twee maanden.

 

Artikel 3: Opdrachten OCMW Malle

OCMW Malle blijft zelf verantwoordelijk voor de organisatie en promotie van de MMC op het grondgebied Malle.  Dit houdt volgende zaken in:

         Het aansluiten van leden via de sociale dienst van OCMW Malle

         Het werven van de vrijwillige chauffeurs

         Het lidmaatschap van MMC Malle bij Mpact (90 euro/jaar)

         De periodieke (per jaar/ per half jaar) facturatie en opvolging van de betalingen van de lidgelden van de gebruikers  door de dienst financiën

         Opmaak van het jaarverslag (aantal gereden kilometers, aantal ritten, aantal beschikbare chauffeurs, aantal ingeschreven leden) op basis van de gegevens die worden bezorgd door Handicar-Zoersel vzw.

         Afhandelen van schadegevallen door de dienst financiën.

 

Artikel 4: Opdrachten Handicar-Zoersel vzw

Handicar-Zoersel vzw zal instaan voor de dispatchfunctie van de MMC en voorziet hiervoor een deeltijdse medewerker (0,5 VTE). Deze medewerker treedt op als vaste contactpersoon voor de reservatie en opvolging van de ritten van de aangesloten leden.  De ritten worden geregistreerd in de planningstool aangeleverd door Mpact.

 

Handicar-Zoersel vzw engageert zich om de afspraken tussen de MMC en de gebruiker, opgesomd in een afsprakennota, als leidraad te hanteren binnen haar werking.

 

Indien van toepassing zal de medewerker van Handicar-Zoersel vzw de gebruiker ook doorverwijzen naar een voor hem meer aangepaste vervoersmethode (rolstoelvervoer) en eveneens hiervoor de reservatie van de rit uitvoeren. 

 

De gegevens voor de opmaak van het jaarverslag (aantal gereden kilometers, aantal ritten, aantal beschikbare chauffeurs, aantal ingeschreven leden) dat door OCMW Malle aan Mpact moet worden overgemaaktworden bezorgd door Handicar-Zoersel vzw aan OCMW Malle.

 

De opvolging van eventuele klachten/problemen met gebruikers en/of chauffeurs gebeurt door Handicar-Zoersel vzw. De vzw is steeds het eerste aanspreekpunt voor gebruiker en chauffeur.

 

Het opstellen van de onkostennota aan bewindvoerders aangaande de kilometervergoedingen en annulatiekosten gebeurt door Handicar-Zoersel vzw. OCMW Malle zal daarvoor de nodige gegevens van de gebruiker aan Handicar-Zoersel vzw bezorgen.

 

Artikel 5: Praktische en financiële modaliteiten

         Handicar-Zoersel vzw voorziet een deeltijdse medewerker (0,5 VTE) om het afgesproken takenpakket voor de MMC Malle uit te voeren. 

         OCMW Malle zorgt ervoor dat de medewerker van Handicar-Zoersel vzw over de nodige gebruiksrechten beschikt om met de planningstool van Mpact te kunnen werken. 

         OCMW Malle betaalt bij aanvang van de overeenkomst en vervolgens telkens op de verjaardag van de overeenkomst een bedrag van 25.000 euro (+ 21% btw) aan Handicar-Zoersel vzw nadat deze de factuur bezorgd heeft.

 Voor het startjaar en het laatste jaar wordt het bedrag pro rata aangepast in functie van het aantal maanden waarin prestaties zijn geleverd door Handicar-Zoersel vzw aan OCMW Malle.

 Dit bedrag is gebaseerd op een rittencontingent van 1.500 ritten. Indien dit contingent/volume wordt overschreden met factor x, wordt ook het bedrag met factor x aangepast. De hoegrootheid van het rittencontingent en de vergoeding zullen deel uitmaken van de jaarlijkse evaluatie. Partijen verbinden er zich toe de aanpassing van de vergoeding bij een vermindering van het rittencontingent te bespreken tijdens die evaluatie. De vergoeding wordt – jaarlijks op de verjaardag van de overeenkomst – geïndexeerd op basis van de index van de consumptieprijzen met als basis het indexcijfer van de maand september 2021 (basis 2013=100).

 

Artikel 6: Vertrouwelijkheid

Handicar-Zoersel vzw verbindt zich er uitdrukkelijk toe het vertrouwelijk karakter en de veiligheid van de persoonsgegevens die zij in het kader van de opdracht verwerkt, te waarborgen en maakt zich sterk dat alle personeelsleden of aangestelden die toegang hebben tot de persoonsgegevens het vertrouwelijk karakter en de veiligheid van deze persoonsgegevens zullen respecteren. 

 

 

Opgemaakt te Zoersel in twee exemplaren waarvan elke partij erkent er één ontvangen te hebben.

 

Handicar-Zoersel vzw      OCMW Malle

 

 

 

 

Geert Rombouts      Sven Brabants 

Coördinator/bestuurder      Algemeen Directeur

 

 

 

 

Jacobus Calders       Jolien Vrints

Voorzitter Voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn

 

Publicatiedatum: 08/07/2022
Overzicht punten

RMW van 19 mei 2022

 

Vragen en mededelingen

 

De raad neemt kennis van de volgende vragen en mededelingen:

         Schepen Wouter Patho verwijst naar een tussenkomst van onder andere Alex Van Loon van enige tijd geleden in verband met enkele problemen die aangekaart werden in verband met De Ideale Woning. Schepen Wouter Patho stelt dat hij de problemen heeft aangekaart op de algemene vergadering en dat hij gevraagd heeft of ze in de gemeente Malle wat toelichting willen komen geven. De Ideale Woning wil hier graag op ingaan. Schepen Wouter Patho stelt voor om hiervoor een apart moment vast te leggen, los van de raad voor maatschappelijk welzijn.

 

 

Publicatiedatum: 08/07/2022